Auteur: Hermine Molnár-in 't Veld, Lolke Schakel, Coen van Heukelingen

Onderweg in Nederland (ODiN) 2020 Plausibiliteitsrapportage

Over deze publicatie

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De plausibiliteitsrapportage over het onderzoeksjaar 2020 bevat resultaten van ODiN 2020 en deze worden vergeleken met de resultaten van ODiN 2019 en ODiN 2018.

1. Inleiding

Van 1978 tot en met 2003 is het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) van veldwerk tot en met analyse uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2003 besloot AVV (Adviesdienst Verkeer en Vervoer, onderdeel van Rijkswaterstaat) het mobiliteitsonderzoek voor 2004 zelf te laten uitvoeren. Eind 2003 startte het bureau SocialData met het veldwerk voor de opvolger van het OVG genaamd Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Het MON werd in 2009 voor het laatst uitgevoerd. Vanaf 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In dit rapport worden de resultaten van ODiN 2020 gepresenteerd en vergeleken met die van ODiN 2019 en ODiN 2018. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen van het landelijke onderzoek, maar ook op die van meerwerkonderzoeken. Al deze responsen worden namelijk geïntegreerd in één bestand en ook gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen 2019 en 2018 en tussen 2020 en 2019 zijn in de tabellen aangegeven. De mutaties van 2020 ten opzichte van 2019 worden geduid op basis van toetsing door middel van marges. Voor een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2020.

De belangrijkste verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2019 en ODiN 2020 staan in onderstaande paragraaf. In paragraaf 1.2 wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. De indeling van de rapportage wordt in paragraaf 1.3 beschreven.

1.1 Verschillen tussen ODiN 2019 en ODiN 2020

In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen tussen beide jaren van ODiN beschreven die mogelijk van invloed zijn op de in deze rapportage gepresenteerde resultaten van het onderzoek ODiN 2020 ten opzichte van ODiN 2019. 

Het jaar 2020 was een bijzonder jaar vanwege de ziekte covid-19 veroorzaakt door het coronavirus SARS-CoV-19. Het virus dat eind december 2019 in het Chinese Wuhan werd ontdekt werd op 27 februari officieel voor het eerst bij een persoon in Nederland vastgesteld. Op 1 maart 2020 volgde het eerste advies in Nederland, namelijk thuisblijven bij milde luchtwegklachten na een bezoek aan een risicogebied (China, Zuid-Korea, Iran, Singapore en Noord-Italië). Op 11 maart 2020 was er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel sprake van een pandemie. Het hele jaar zouden nog tal van verschillende adviezen en maatregelen volgen om het virus de kop in te drukken. Dit had invloed op het gehele reilen en zeilen van de samenleving. Ook de mobiliteit is daardoor in 2020 flink gewijzigd ten opzichte van 2019 en wel zodanig dat verondersteld kan worden dat de wijzigingen in het onderzoek in het niet vallen bij de trendbreuk veroorzaakt door covid-19. 

In 2020 zijn er twee belangrijke verschillen in het onderzoek die in deze paragraaf aangehaald dienen te worden. Er zijn echter meer wijzigingen geweest, bijvoorbeeld in de steekproef, de weging en het bestand verband houdende met de introductie van nieuwe meerwerken in de stadsregio Parkstad Limburg en in de gemeente en de provincie Utrecht. Voor een volledig overzicht van de verschillen wordt verwezen naar de Onderzoeksbeschrijving van ODiN 2020. 

Invuldatum (1)
Met ingang van ODiN 2020 kan de respondent niet meer kiezen of deze de verplaatsingen wil invullen over de toegewezen dag van de week in de afgelopen week of over de toegewezen dag van de week in de voorgaande week. Enkel de keuze voor de dag van de week in de afgelopen week behoort met ingang van ODiN 2021 nog tot de mogelijkheden. Het 'terugkijken' is daarmee verschoven van 0 tot 13 dagen naar 0 tot 6 dagen geleden. De respondent wordt met ingang van ODiN 2020 na inloggen in de vragenlijst automatisch de meest recente datum getoond die overeenkomt met de toegekende invuldag (een dag van de week). Over deze datum wordt de respondent gevraagd de verplaatsingen in te vullen. Voor deze wijziging is gekozen omdat uit analyses volgde dat dit de kwaliteit van de responsen zou verbeteren. Vanwege deze wijziging in de waarneming is ook de weging aangepast. De aanpassing van insluitgewichten voor respondenten die over een dag langer dan een week geleden rapporteren is nu weggelaten. Dit heeft als positief effect dat de spreiding van de gewichten kleiner is geworden.

Invuldatum (2)
Vanwege bovenstaande wijziging zijn ook de brieven aan de steekproefpersonen aangepast. Daarin is meteen het advies opgenomen dat de respondent de vragenlijst nog niet dient in te vullen als de dag nog niet helemaal is afgesloten, maar dat deze dat het beste kan doen op de dag na de toegewezen dag van de week. Ook deze wijziging is doorgevoerd met de bedoeling de kwaliteit van de responsen verder te verbeteren.

1.2 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft dat de ODiN-jaren 2018, 2019 en 2020.1) Vanwege de flinke trendbreuk in 2020 ten opzichte van de jaren ervoor als gevolg van de coronamaatregelen is er voor gekozen ook het percentage op te nemen waarmee de waarde in 2020 gewijzigd is ten opzichte van 2019. 

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie. 

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

  • Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing.2) Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk is uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van Nederlanders van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen (beide zonder beroepsmatig doel met zware vrachtvoertuigen, ook wel wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig genoemd). De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage. 

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze behelzen ruim 99 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. De totale reguliere reizigerskilometers kunnen gezien worden als de niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder maal de afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal dagen in het jaar. De niet-institutionele bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder is bekend uit de Basisregistratie Personen (BRP). De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en het gebruik van het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing per dag of minimaal één serieverplaatsing per dag maakt. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland.

Significantie en betrouwbaarheid

De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van voorgaand jaar met een voetnoot weergegeven. In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een puntje. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%.

1.3 Indeling van de rapportage

De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de ongewogen responsinformatie in ODiN 2020 vergeleken met die van ODiN 2019. Daarna komen in hoofdstukken 3, 4 en 5 de resultaten aangaande de totale reizigerskilometers, het aantal reguliere verplaatsingen en de afstand per verplaatsing aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de verkeersdeelname gepresenteerd. In hoofdstuk 7 worden externe bronnen aangehaald en hoofdstuk 8 ten slotte bevat de samenvatting en conclusie. In bijlage A staan nogmaals de schattingen van 2020 uit de tabellen in de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld, maar dan samen met de marges.

 

1) Het betreft de cijfers over 2018 uit de eindrapportage ODiN 2018 van december 2019 (behalve bij tabel 6.1.2) en de cijfers over 2019 uit de plausibiliteitsrapportage ODiN 2019 van juli 2020.
2) 
Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.

2. Ongewogen responsinformatie

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de ongewogen responsinformatie van ODiN 2020. Dit onderzoeksjaar van ODiN omvat niet alleen het landelijk onderzoek met een responseis van 45 000 respondenten, maar ook de responsen van de vier meerwerkopdrachten die zijn uitgevoerd: 

  • Het meerwerk Noordvleugel in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam dat wordt uitgevoerd in de Metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten. De responseis voor dit meerwerk is 2 000 respondenten. 
  • Het meerwerk MRDH in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag waarvan de responseis 5 529 personen betreft.
  • Het meerwerk SPL in opdracht van de Stadsregio Parkstad Limburg dat wordt uitgevoerd in alle zeven gemeenten van de gelijknamige regio met een responseis van 741 respondenten.
  • Het meerwerk Utrecht in opdracht van de Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht dat wordt uitgevoerd in alle gemeenten van de provincie met een responseis van 3 924 personen.

2.1 Responsaantallen

Het databestand van ODiN 2020 bevat 62 940 respondenten. In tabel 2.1.1 is te zien hoe deze verdeeld zijn over de steekproeven ten behoeve van de meerwerkregio's en is de vergelijking met de responsaantallen van voorgaande jaren te zien.

2.1.1 Responsaantallen in opgeleverde bestanden naar steekproef per jaar
ODiN 2018ODiN 2019ODiN 2020
Totaal57 26053 38062 940
Landelijke steekproef54 58945 32049 087
Steekproef Noordvleugel2 6712 1662 307
Steekproef MRDH-5 8946 371
Steekproef SPL--797
Steekproef Utrecht--4 378

2.2 Aandeel correcties

De belangrijkste correctie die met het oog op de plausibiliteit wordt uitgevoerd op het ODiN-bestand is de correctie op basis van geconstateerde extreme snelheden. Om te hoge en te lage ritsnelheden (rekening houdend met de ritvervoerwijze) te corrigeren zijn regels opgesteld die de gerespondeerde ritafstand en/of ritreisduur aanpassen. In ODiN 2020 gebeurde dit bij 6,0 procent van alle reguliere ritten. In 2,9 procent van de ritten ging het om correcties vanwege een te hoge snelheid en in 3,1 procent van de ritten betrof het een correctie vanwege een te lage snelheid. 

2.3 Uitval niet-bruikbare responsen

De responsen die uit het veldwerk komen worden getoetst op bruikbaarheid. Dit gebeurt op verschillende momenten in het verwerkingsproces. Responsen worden verwijderd bij het ontbreken van essentiële informatie en bij inconsistenties van gegevens die niet op een aannemelijke wijze gecorrigeerd kunnen worden. Ook gevallen waarbij de respondent duidelijk niet serieus heeft ingevuld of waarbij de respondent de vragen overduidelijk foutief geïnterpreteerd heeft, worden - indien gesignaleerd - verwijderd. 

Voor ODiN 2020 werden 63 510 responsen uit het veldwerk opgehaald. De uitval in het verwerkingsproces bedroeg 570 responsen. In het databestand zijn daarmee uiteindelijk 62 940 respondenten aanwezig.

 

3. Reizigerskilometers

In dit hoofdstuk worden reizigerskilometers per jaar gepresenteerd van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De totale vervoersprestatie betreft alle reizigerskilometers van inwoners van Nederland in Nederland inclusief binnenlandse vakanties en serieverplaatsingen maar exclusief (beroepsmatig) wegvervoer met vrachtwagens. De vervoersprestatie in tabel 3.1 is uitgesplitst naar vervoerwijze. Zoals gebruikelijk voor de reizigerskilometers zijn de afstanden gebaseerd op de ritinformatie.3)

3.1 Totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze per jaar
20181)20192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal211,3211,9147,6*-30
Personenauto als bestuurder106,0105,977,9*-26
Personenauto als passagier38,739,025,8*-34
Trein22,623,99,5*-60
Bus/tram/metro6,36,22,8*-54
Fiets18,417,6*15,4*-13
Lopen5,25,26,6*+29
Overig13,914,19,5*-32
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.
1) Voor de cijfers van 2018 in deze en de andere tabellen (met uitzondering van tabel 6.1.2) in dit rapport geldt dat ze afkomstig zijn uit de eindrapportage van ODiN 2018 van december 2019.
 

Door de covid-19 pandemie en de maatregelen die de regering nam om de gevolgen voor de bevolking en de gezondheidszorg zo gunstig mogelijk te laten verlopen, was 2020 een uitzonderlijk jaar. Veel van die maatregelen hadden ook hun weerslag op het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking.

Uit de gegevens van tabel 3.1 blijkt dat de totale vervoersprestatie in ODiN 2020 bijna 148 miljard reizigerskilometers bedraagt. Dit is een daling van bijna een derde ten opzichte van ODiN 2019 en verschilt daarmee significant. Voor alle vervoerwijzen geldt dat de totale vervoersprestatie in 2020 significant gedaald is in 2019, behalve lopen, dat is significant toegenomen. 

De Nederlandse bevolking heeft in 2020 29 procent meer kilometers te voet afgelegd. De vervoersprestatie te voet nam toe met bijna 1,5 miljard kilometer tot 6,6 miljard in 2020.

De daling van het aantal personenautobestuurderskilometers in 2020 ten opzichte van 2019 bedraagt 28,0 miljard kilometers (-26 procent), het aantal kilometers overbrugd als passagiers in een personenauto daalde met 13,2 miljard (-34 procent) nog iets meer. 

Voor het controleren van de plausibiliteit van het aantal personenautobestuurderskilometers uit ODiN 2020 kon nog niet worden nagegaan wat het aantal personenautobestuurderskilometers van Nederlandse personenauto's op Nederlands grondgebied voor 2020 is, berekend op basis van kilometerregistraties uit OKR (Online Kilometer Registratie) van de Dienst Wegverkeer (RDW). Ten tijde van de totstandkoming van dit rapport waren er nog geen cijfers over 2020 op Nederlands grondgebied op grond van nieuwe kilometertellerstanden beschikbaar. Voor een vergelijking met andere bronnen, die het verkeer op een deel van het Nederlands grondgebied waarnemen zoals de voertuigkilometers op het Rijkswegennet, of een deel van verkeersdeelnemers zie paragraaf 7.2. 

De grootste krimp in afgelegde kilometers deed zich voor bij het openbaar vervoer. Uit ODiN blijkt dat het aantal reizigerskilometers met de trein in 2020 afnam met 60 procent tot 9,5 miljard kilometer. De grootste treinvervoerder, de Nederlandse Spoorwegen (NS), rapporteert in het jaarverslag over 2020 (NS, 2021) een afname van het aantal reizigerskilometers met de trein met 55 procent tot ruim 8 miljard reizigerskilometers. Het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro daalde in 2020 tot 2,8 miljard (-54 procent). 

Het totale aantal reizigerskilometers op de fiets nam van 2019 naar 2020 af met ruim 2,2 miljard reizigerskilometers tot 15,4 miljard. 

Tabel 3.2 bevat de totale reguliere reizigerskilometers in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar verplaatsingsmotief.

3.2 Reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief per jaar
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal210,3210,9147,0*-30
Van en naar het werk61,157,0*36,4*-36
Zakelijk en beroepsmatig12,719,2*10,9*-43
Diensten en verzorging4,84,33,6*-16
Winkelen en boodschappen doen18,018,314,7*-20
Onderwijs of cursus volgen12,012,06,0*-50
Visite en logeren39,934,2*24,0*-30
Uitgaan, sport en hobby35,539,2*23,7*-40
Toeren en wandelen9,69,512,2*+29
Ander motief16,717,215,4*-10
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit analyse van de gegevens uit tabel 3.2 blijkt dat ook de reguliere reizigerskilometers voor het totaal van alle motieven in ODiN 2020 significant verschillen met ODiN 2019. Het verschil tussen de totale vervoersprestatie en het totaal aantal reguliere reizigerskilometers bedraagt in 2020 0,67 miljard kilometer (in 2019 was dat 1,01 miljard kilometer). Dit verschil is toe te schrijven aan de serieverplaatsingen, die bij het berekenen van de totale vervoersprestatie wél worden meegenomen, maar niet bij de reguliere verplaatsingen. 

Uit tabel 3.2 blijkt ook dat voor het motief toeren en wandelen het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2020 significant hoger is dan bij ODiN 2019 (+29 procent). Voor alle andere motieven geldt dat het aantal reguliere reizigerskilometers in 2020 significant lager ligt. De overheid heeft vele maatregelen genomen om de kans op besmetting met en verspreiding van het coronavirus zo veel mogelijk te beperken. Zo is een appél gedaan op werkenden om, indien mogelijk, thuis te werken, zijn mogelijkheden om te winkelen in niet-essentiële winkels, beperkt door perioden van winkelsluitingen, of beperkte toegang onder strikte voorwaarden. Ook golden er in 2020 perioden waarin het onderwijs geheel of gedeeltelijk digitaal werd aangeboden en het bezoeken van bijvoorbeeld scholen en universiteiten niet - of slechts binnen bepaalde grenzen - mogelijk was. Bezoek aan theaters, concerten, bioscopen en andere evenementen waren tijdelijk mogelijk voor kleine bezoekersaantallen of zelfs helemaal niet toegestaan. Dit gold eveneens voor de horeca en voor de meeste sportieve activiteiten, vooral in groepsverband. Ook werd van tijd tot tijd een oproep gedaan om thuis niet meer dan een klein aantal bezoekers te ontvangen. Vanaf medio december gold een harde lockdown waarbij vrijwel alle plekken waarbij mensen samen kunnen komen gesloten werden (Rijksoverheid, z.d. a). 

Wandelen en fietsen, soms beperkt tot wandelen of fietsen met een maximaal aantal personen (bijvoorbeeld 2 of 4 met een afstand van minimaal 1,5 meter ten opzichte van elkaar), of alleen met gezinsleden bleef een van de weinige mogelijkheden om buitenshuis te ontspannen, te bewegen of een frisse neus te halen. In 2020 is er meer gewandeld dan in de jaren ervoor. Dit laatste is ook terug te vinden in ODiN 2020 cijfers. Het aantal kilometers met motief ‘Toeren en wandelen’ is in ODiN 2020 met 2,7 miljard kilometer toegenomen ten opzichte van 2019.

Aan de oproep thuis te werken tenzij het niet anders kan, is gehoor gegeven. Meer mensen werkten in 2020 van huis uit, of werkten vaker dan voorheen thuis (CBS-StatLine, 2021a; De Haas, Hamersma en Faber, 2021). Daarnaast waren er mensen die niet konden gaan werken omdat bijvoorbeeld de winkel, de sportclub, hun praktijk etc. waar ze werkten gesloten moesten blijven. Uit de resultaten van ODiN 2020 blijkt dat het aantal reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ ten opzichte van 2019 is afgenomen met 36 procent tot 36,4 miljard reizigerskilometers in 2020. Het aantal kilometers dat is afgelegd met het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’, nam af met 43 procent tot 10,9 miljard reizigerskilometers.

Het aantal reizigerskilometers afgelegd voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ halveerde in 2020 ten opzichte van 2019. Overheidsmaatregelen met betrekking tot het onderwijs zorgden ervoor dat scholen, teneinde besmettingen te voorkomen periodes moesten sluiten en overgingen tot online les geven. Ook kinderdagverblijven konden niet het hele jaar open om die reden. 

De maatregelen rond de covid-19 pandemie maakten 2020 ten opzichte van 2019 een bijzonder jaar. De reizigerskilometers voor ‘Uitgaan, sport en hobby’ namen af met 40 procent, ‘Visite en logeren’ met 30 procent. Het totaal aantal kilometers gereisd om gebruik te maken van ‘Diensten en verzorging’ waaronder een bezoek aan kapper, nagelstudio, schoonheidsspecialiste, nam in 2020 af met 16 procent ten opzichte van een jaar eerder.

 

3) Dit is de meest zuivere bepaling. Verplaatsingen kunnen met meerdere vervoerwijzen worden gemaakt, bijvoorbeeld fiets-trein-bus-lopen. In dat geval wordt bij de hier gehanteerde afleiding de afgelegde afstand per rit van al de vier gebruikte vervoerwijzen binnen de hele verplaatsing ook toegekend aan elk van de vier gebruikte vervoerwijzen. ODiN kent daarnaast voor die gevallen een hoofdvervoerwijze toe voor de gehele verplaatsing op basis van de langst afgelegde afstand binnen de verplaatsing. Deze hoofdvervoerwijze speelt echter geen rol bij de toekenning van de hier gepresenteerde afstanden.

4. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en de verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar vervoerwijze en naar motief. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie, terwijl de tabellen in hoofdstuk 3 gebaseerd zijn op ritinformatie. Voor betere leesbaarheid zijn in alle tabellen van dit hoofdstuk de cijfers weergegeven per 1 000 personen van 6 jaar of ouder.

In tabel 4.1 wordt het gemiddeld aantal verplaatsingen in Nederland naar hoofdvervoerwijze van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland vermeld. Het betreft reguliere verplaatsingen.4)

4.1 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze per jaar
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 7822 710*2 352*-13
Personenauto als bestuurder958948805*-15
Personenauto als passagier323312240*-23
Trein798233*-60
Bus/tram/metro7872*35*-51
Fiets792757*626*-17
Lopen445426*523*+23
Overig10711290*-20
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 4.1 is af te leiden dat in ODiN 2020 het totaal aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag (2 352) 13 procent lager ligt ten opzichte van ODiN 2019. Deze daling is significant. Ook voor alle vervoerwijzen geldt dat het aantal verplaatsingen significant is gedaald met uitzondering van lopen. Het aantal loopverplaatsingen is significant toegenomen met 23 procent tot 523 loopverplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020. Ook uit onderzoek van het KiM, uitgevoerd in juni/juli 2020, blijkt dat medio 2020 29 procent minder reizen zijn gemaakt. Die daling is minder groot dan aan het begin van de coronacrisis (De Haas, Hamersma en Faber, 2020).

De grootste afname deed zich voor onder het aantal treinverplaatsingen, dit daalde in 2020 in vergelijking met 2019 met 60 procent. De overheid gebood de spoorwegen een keur aan maatregelen te nemen om besmetting tijdens het reizen te vermijden, de bevolking werd opgeroepen om alleen strikt noodzakelijke treinreizen te maken. Hierdoor viel onder andere een groot deel van het forensenverkeer met de trein weg (zie NS jaarverslag 2020). Voor reizen met het overige openbaar vervoer golden eendere restricties. Het aantal verplaatsingen met bus, tram en metro halveerde ruim van 72 tot 35 per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020. Ter vergelijking: uit gegevens uit de OV-monitor (CBS en Translink) blijkt dat het aantal instappers in het openbaar vervoer van 2019 op 2020 is gedaald met 53 procent (CBS, z.d.) en (OV-Monitor CBS & Translink, z.d.). Het KiM constateerde dat er medio 2020 nog steeds negatieve beeldvorming was over het openbaar vervoer in de coronacrisis. 85 procent van de mensen gaf toen aan liever individueel vervoer te willen gebruiken dan openbaar vervoer. De opgegeven reden hiervoor waren onder andere: overheidsadvies om alleen te reizen met het OV als het strikt noodzakelijk was (48 procent), omdat mensen minder vaak reisden (46 procent) en een derde gaf aan het OV minder te gebruiken uit angst voor besmetting met het coronavirus (De Haas et al., 2020).

Zoals ook vermeld bij tabel 3.2 is hier een relatie met de maatregelen van de overheid om de kans op overdragen van covid-19 te reduceren. Daardoor is het gebruik van alle modaliteiten, behalve lopen, afgenomen. Het aantal verplaatsingen met de personenauto als bestuurder nam in 2020 af met 15 procent. Het aantal verplaatsingen als personenautopassagier daalde nog sterker, namelijk met 23 procent. Het is aannemelijk dat hier een relatie is met de in een deel van 2020 gedane oproep aan mensen om bijvoorbeeld alleen een winkel te bezoeken, of om maar met 1 persoon op bezoek te gaan. Ook de van tijd tot tijd geldende sluiting van scholen of het niet samen in een personenauto willen reizen om besmetting te voorkomen en het feit dat het moeilijk is om in de auto 1,5 meter afstand te houden tot niet-huisgenoten, hebben er mogelijk aan bijgedragen dat het aantal personenautopassagiersverplaatsingen nog iets sterker daalde dan het aantal personenautobestuurdersverplaatsingen. De op dit moment beschikbare resultaten uit het Nationaal Verplaatsingenpanel (NVP) getoond in opeenvolgende rapportages met de naam Achtergrondrapportage Monitoring Mobiliteit en Vervoer onderdeel van het Dashboard I&W, zijn moeilijk vergelijkbaar met de ODiN-resultaten omdat er bijvoorbeeld indexcijfers van aantallen reizen worden gepresenteerd waarbij week 10 van 2020 op 100 procent is gesteld. Een goede vergelijking van deze aantallen reizen-indexcijfers uit 2020 met dezelfde periode in 2019 is hiermee niet goed mogelijk. Via raadpleging van deze cijfers via (www.dat.nl/nvp) kan met enige armslag worden berekend dat het gemiddeld aantal reizen met de auto per panellid per weekdag is afgenomen met 20 procent. Onduidelijk is wat onder auto wordt verstaan. Gaat het enerzijds om personenauto's, bestelauto's, of vrachtauto's etc., en anderzijds om autobestuurders of autopassagiers? Daarnaast is de vraag wat er met gegevens per panellid wordt bedoeld. Niet duidelijk is door de aanduiding 'per panellid' of het om gewogen of ongewogen cijfers gaat. Als we de verplaatsingsaantallen van ODiN voor autopassagier en autobestuurder samen tellen en 2019 en 2020 met elkaar vergelijken is de afname 17 procent.

Ook is er in vergelijking met 2019 in 2020 minder vaak gebruik gemaakt van de fiets. Het aantal fietsverplaatsingen nam af met 17 procent. Het is aannemelijk dat een aantal fietsverplaatsingen door mensen die normaal gesproken met hun fiets naar het werk gingen en die in 2020 gehoor gaven om thuis te werken, niet zijn gemaakt. Ook scholieren en studenten - groepen waarin in niet-coronajaren relatief veel fietsgebruikers voorkomen - hoefden ten tijde van de sluiting van hun onderwijsinstellingen (VOraad, z.d.) en (Rijksoverheid, z.d. d) de reis ernaar toe op de fiets niet te maken omdat ze thuis online les ontvingen. 

Tabel 4.2 toont wederom het aantal dagelijkse verplaatsingen in Nederland per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland, maar ditmaal naar reismotief.

4.2 Gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief per jaar
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal2 7822 710*2 352*-13
Van en naar het werk547505*370*-27
Zakelijk en beroepsmatig69107*72*-33
Diensten en verzorging858672*-17
Winkelen en boodschappen doen563544*552+1
Onderwijs of cursus volgen225222138*-38
Visite en logeren307273*238*-13
Uitgaan, sport en hobby510511357*-30
Toeren en wandelen174171269*+58
Ander motief302291285-2
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

De afname van het totaal aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag in 2020 met 13 procent is op basis van de indeling naar motief als volgt verdeeld. Er is sprake van een significante daling bij het motief ‘Onderwijs of cursus volgen' (waaronder kinderopvang). Voor dit doel zijn ruim een derde minder verplaatsingen gemaakt. In 2020 waren er perioden waarbij een hoog aantal covid-19-zieken in het ziekenhuis belandden, of dat verwacht werd dat het aantal ziekenhuispatiënten zonder aanvullende maatregelen zo hoog zou kunnen oplopen dat de druk op de gezondheidszorg te groot zou kunnen worden. Maatregelen die in het kader daarvan genomen werden waren tijdelijke geheel of gedeeltelijke sluitingen van het onderwijs en de kinderopvang en in plaats daarvan werd -waar mogelijk- online les gegeven of ouders moesten zelf voor kinderopvang zorgen. Een daling van het aantal verplaatsingen voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ valt daarom binnen het verwachtingspatroon. Dit geldt ook voor de daling van het aantal verplaatsingen voor de motieven ‘Diensten en verzorging’ en ‘Uitgaan, sport en hobby. Ook op deze branches waren van tijd tot tijd beperkende overheidsmaatregelen van toepassing, teneinde het aantal contactmomenten tussen (groepen) mensen in bijvoorbeeld de horeca, sportgelegenheden, verenigingen, zangkoren en tijdens bezoek en overnachtingen te beperken om de kans op besmetting met het virus zo klein mogelijk te maken. In dat kader zijn ook werkenden voor wie de mogelijkheid bestond om thuis te werken en niet naar hun kantoor of bedrijf te reizen opgeroepen niet naar hun werk te reizen en zo mogelijk online te vergaderen. De verwachting dat het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ hierdoor zou afnemen is dan ook logisch. Uit de gegevens van ODiN 2020 blijkt dat in vergelijking met 2019 het aantal verplaatsingen ‘Van en naar het werk’ is afgenomen met 27 procent en het aantal ‘Zakelijke en beroepsmatige’ verplaatsingen is afgenomen met een derde. 

Ofschoon er ook periodes waren waarin zogenaamde niet-essentiële winkels hun deuren moesten sluiten tijdens een lockdown of hooguit voor afhalen hun deur op een ‘kier’ konden zetten, blijkt dat het aantal verplaatsingen gemaakt met het motief ‘Winkelen en boodschappen doen’ in 2020 niet significant verschilt van het aantal ‘winkelverplaatsingen’ in 2019. Mensen hebben dus ongeveer evenveel winkelverplaatsingen gemaakt als vorig jaar maar uit een extra analyse blijkt wel dat in 2020 het aandeel winkelverplaatsingen waarbij maar één winkel is bezocht met 8 procent is toegenomen ten opzichte van 2019.

Mensen hadden vanwege de coronamaatregelen minder mogelijkheden om ergens naar toe te gaan of mensen te bezoeken. Aannemelijk is dat ze volop gebruik maakten van de weinige mogelijkheden om te bewegen, te ontspannen of vertier te zoeken door te gaan wandelen of te toeren. De berichtgeving over druk bezochte natuurgebieden, stranden, parken en dergelijke getuigde hiervan (Erik Jonk, 2020, Hart van Nederland, 2020). Uit de gegevens van ODiN 2020 komt naar voren dat het aantal verplaatsingen met motief ‘Toeren en wandelen’ ten opzichte van 2019, toen er nog geen sprake was overheidsmaatregelen in het kader van de coronapandemie, met 58 procent is toegenomen. Ofschoon het onderzoek slechts de situatie van het eerste deel van 2020 beschrijft, blijkt ook uit KiM-onderzoek dat er medio 2020 in vergelijking met de situatie van vóór de coronacrisis nog steeds sprake is van een afname van het aantal verplaatsingen voor alle motieven, maar niet voor 'Toeren en wandelen'. De onderzoekers vonden eveneens dat de grootste daling in het aantal verplaatsingen plaatsvond voor het motief 'onderwijs' (De Haas et al., 2020).

 

4) De hoofdvervoerwijze betreft de vervoerwijze waarmee binnen de verplaatsing de langste afstand is afgelegd. 

5. Gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing

De totale reizigerskilometers zijn te ontleden in aantallen verplaatsingen en verplaatsingsafstanden. Dit hoofdstuk richt zich op de gemiddelde afgelegde afstand per verplaatsing naar vervoerwijze en naar motief. Evenals bij het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag in het voorgaande hoofdstuk, wordt bij de afgelegde afstand per verplaatsing alleen gerekend met reguliere verplaatsingen. Voor deze indicator wordt vooral informatie op verplaatsingsniveau gebruikt. Echter, bij de indeling naar vervoerwijze wordt voor alle reguliere verplaatsingen gekeken naar de som van de ritafstanden per ritvervoerwijze (bijvoorbeeld de fiets) en deze wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal verplaatsingen waarvan (in dit geval) de fiets de hoofdvervoerwijze is.

In tabel 5.1 wordt de gemiddelde afstand per verplaatsing in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven naar vervoerwijze. 

5.1 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze per jaar
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,0013,2910,58*-20
Personenauto als bestuurder18,9619,0016,33*-14
Personenauto als passagier20,6021,3018,21*-15
Trein49,2949,8448,51-3
Bus/tram/metro13,9114,6413,62-7
Fiets3,993,974,16*+5
Lopen2,022,072,15*+4
Overig21,5620,6117,33*-16
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.1 volgt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2020 10,6 kilometer is. Dat is meer dan een vijfde korter dan in 2019. Deze gemiddelde afstand per verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder verschilt significant van ODiN 2019. Ook de gemiddelde afstand per verplaatsing van personenautobestuurders en personenautopassagiers, daalde in 2020 significant in vergelijking met een jaar eerder met respectievelijk 14 procent en 15 procent. Daarentegen was de gemiddelde afstand per verplaatsing met de fiets in 2020 een twintigste deel (significant) langer dan in 2019 evenals de gemiddelde afstand van een verplaatsing te voet.

Dat de diverse maatregelen om het aantal besmettingen in goede banen te leiden ook een relatie kunnen hebben met de afgelegde verplaatsing blijkt onder andere uit het artikel ‘Een virus en ons reisgedrag’. De auteurs vergeleken gegevens op werkdagen in de weken 14, 18, 22, 26, 30, 34 en 38 uit het Nationaal Verplaatsingspanel (NVP) met de gegevens in week 10 (vlak voor de ‘intelligente lockdown’) in 2020. Zij constateerden op basis daarvan dat de afgelegde afstand per 'trip' er anders uitziet. Voor personenauto en OV daalde de afgelegde afstand fors, terwijl die voor fietsen en lopen toenam. Op het moment dat de personenauto (week 21) en OV (week 26) weer op het niveau van begin maart zaten, bleven de fiets- en loopafstanden nog steeds boven basisniveau. Volgens de auteurs leek er niet direct sprake te zijn van substitutie: "We zijn minder verplaatsingen gaan maken, maar de afgelegde afstand per verplaatsing is toegenomen" (Smit, Taale en Van Beek, 2020). Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de analyse van Smit et al. door het vergelijken van indexcijfers met elkaar binnen hetzelfde jaar, eventuele seizoenseffecten en veranderingen in weersomstandigheden die ook een rol kunnen hebben bij de wijzigingen in de mobiliteit, niet zijn meegenomen. Uit eerder genoemd onderzoek van het KiM (De Haas et al., 2020) dat betrekking heeft op de eerste helft van 2020 blijkt dat in die periode het aantal verplaatsingen nog steeds 29 procent lager ligt dan voor de start van de coronacrisis maar dat de daling in afstand op dat moment 37 procent bedraagt, hetgeen betekent dat de gemiddelde afstand per verplaatsing rond juni/juli in dat jaar lager ligt dan vóór de crisis. 

In tabel 5.2 is de gemiddelde afstand per verplaatsing naar reismotief in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven.

5.2 Gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief per jaar
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal13,0013,2910,58*-20
Van en naar het werk19,2119,2616,66*-13
Zakelijk en beroepsmatig31,8130,5625,76*-16
Diensten en verzorging9,688,51*8,550
Winkelen en boodschappen doen5,515,754,49*-22
Onderwijs of cursus volgen9,129,257,44*-20
Visite en logeren22,3721,4117,10*-20
Uitgaan, sport en hobby11,9613,09*11,23*-14
Toeren en wandelen9,459,527,69*-19
Ander motief9,4910,079,13*-9
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.

Uit tabel 5.2 blijkt dat voor vrijwel alle motieven geldt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing gemeten in ODiN 2020 significant verschilt met ODiN 2019. Enige uitzondering hierop vormt het motief ‘Diensten en verzorging'. 

De gemiddelde afstand per verplaatsing om ‘Van en naar het werk’ te reizen was in 2020 2,6 kilometer korter dan in 2019, de gemiddelde verplaatsingsafstand van zakelijke en beroepsmatige verplaatsingen, bijna 5 kilometer korter. In 2018 en 2019 was de gemiddelde verplaatsingsafstand voor reizen met de trein van en naar het werk circa 41 kilometer, voor reizigers die met de trein reisden met een zakelijk of beroepsmatig motief was de verplaatsingsafstand nog groter (zie CBS StatLine, 2021a). Het is aannemelijk dat hierdoor een deel van de langere reisafstanden voor deze motieven tijdens de periode met coronamaatregelen niet heeft plaatsgevonden. Een groot deel van de mensen die de trein gebruikten om van en naar het werk te reizen of om zakelijke activiteiten zoals voor extern vergaderen en andere zakelijke activiteiten met mensen buiten de werkomgeving, reisden door de coronamaatregelen minder met de trein (Metselaar, 2020). Zo constateerden De Haas et al. (2021) op basis van gegevens van het MPN op 3 tijdstippen in 2020 dat werkenden die vóór de coronacrisis het OV gebruikten voor de reis van huis naar het werk, in de meest recente meting van september/oktober 2020 meer thuis werkten dan werkenden die een andere vervoerwijze voor de woon-werkreis gebruikten. 

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ‘Winkelen en boodschappen doen‘ is ten opzichte van 2019 22 procent korter en bedraagt in 2020 4,5 kilometer. Ook hier spelen overheidsmaatregelen mogelijk een rol zoals de oproep “Ga zo veel mogelijk naar de winkels of markten bij u in de buurt. Zo komt u zo min mogelijk in contact met anderen” (Rijksoverheid (z.d. a). Van Velzen berichtte in november 2020 dat de crisis de consument naar winkels in de buurt drijft (Velzen, J. van, 2020). Dit maakt aannemelijk dat in 2020 de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Winkelen en boodschappen doen’ korter is dan de jaren ervoor.

Ook de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ is vergeleken met 2019 afgenomen met 1,8 kilometer tot bijna 7,5 kilometer. Op het gebied van het onderwijs en de kinderopvang waren in 2020 overheidsmaatregelen van toepassing in het kader van covid-19. Op hogescholen en universiteiten waren in 2020 na de eerste lockdown in maart de langdurigste beperkingen van kracht. Op deze schooltypen vonden en vinden bijna geen fysieke onderwijsactiviteiten plaats met uitzonderingen van examens, tentamens, ondersteuning van kwetsbare studenten en praktijkonderwijs. Over het algemeen is de afstand van huis naar deze schooltypen langer dan van de andere schooltypen. Op het lager onderwijs en het speciaal onderwijs waren minder beperkingen van toepassing. Zodra het mogelijk was, werd onderwijs aan deze groepen weer voortgezet. De afstanden van huis naar deze schooltypen zijn gemiddeld het kortst en zijn voor het basisonderwijs gemiddeld 0,7 kilometer. Voor het voortgezet onderwijs variëren de gemiddelde woon-schoolafstanden tussen 2,4 en 3,3 kilometer (CBS StatLine, 2021b). Omdat vooral de schooltypen met de kortste woon-schoolafstanden de minste beperkingen hadden, is het aannemelijk dat de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ vergeleken met 2019 toen deze beperkingen niet van kracht waren, korter is geworden.

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Visite en logeren’ is met 4,3 kilometer gedaald tot 17,1 kilometer in 2020. Naast maatregelen die het logeren in hotels en dergelijke minder aantrekkelijk maakten, zoals het feit dat bijvoorbeeld gedurende bepaalde perioden in 2020 eet- en drinkgelegenheden en roomservice in hotels gesloten waren voor hotelgasten (Rijksoverheid, 2021b), waren er ook beperkingen met betrekking tot het ontmoeten van het aantal mensen buitenshuis en het ontvangen van gasten binnenshuis. Het is aannemelijk dat daardoor, als er gelogeerd werd of mensen op visite gingen, minder vaak een bezoek op lange afstand plaatsvond. Berichten uit de media zoals bijvoorbeeld over het dichter bij huis zoeken van vriendschappen in coronatijd (Santhagens en Van Oost, 2021) wijzen ook in de richting van kortere verplaatsingen. 

Op de horeca en de sportgelegenheden waren eveneens tal van beperkingen van toepassing (Rijksoverheid, 2021b). Mogelijk heeft dat ook zijn weerslag gehad op de gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ’Uitgaan, sport en hobby’. Uit eten was gedurende diverse perioden in 2020 niet mogelijk, het afhalen van maaltijden wel. Sportclubs moesten van tijd tot tijd hun deuren gesloten houden op enkele uitzonderingen na. De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het motief ’Uitgaan, sport en hobby’ was in 2020 1,9 kilometer (-14 procent) korter dan in 2019.

Ofschoon er 58 procent meer verplaatsingen plaatsvonden in 2020 en 29 procent meer kilometers zijn afgelegd met als doel ‘Toeren en wandelen’ was de gemiddelde verplaatsingsafstand van zo’n activiteit ruim 1,8 kilometer korter dan in 2019. Er zijn veel rondjes gemaakt in 2020; verplaatsingen met hetzelfde aankomst- en vertrekpunt.

6. Deelname aan het verkeer

Andere belangrijke indicatoren zijn de verkeersdeelname in het algemeen en de deelname aan het openbaar vervoer in het bijzonder. De eerste indicator wordt berekend op basis van verplaatsingsinformatie en voor de tweede wordt ritinformatie gebruikt.

6.1 Verkeersdeelname

Volgens de gehanteerde definitie bij ODiN neemt een persoon die één of meerdere reguliere verplaatsingen per dag maakt of één of meer serieverplaatsingen per dag maakt, deel aan het verkeer. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt, tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Uitzondering daarop vormen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. Zij tellen niet mee voor de bepaling van verkeersdeelname. Ook geheel in het buitenland gemaakte verplaatsingen tellen vanzelfsprekend niet mee voor de verkeersdeelname. Bij nul verplaatsingen neemt een persoon niet deel aan het verkeer.

Tabel 6.1.1 geeft de percentages weer van de personen die op een gemiddelde dag in het betreffende jaar deelnemen aan het verkeer. Het betreft deelname aan het verkeer in Nederland van inwoners van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. De deelname is onderverdeeld naar geslacht. 

6.1.1 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal82,981,9*73,8*-10
Mannen83,082,674,4*-10
Vrouwen82,981,3*73,2*-10
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee.

Uit tabel 6.1.1 blijkt dat op een gemiddelde dag in 2020 bijna 74 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens één maal per dag deelneemt aan het verkeer. Dat is significant lager (-10 procent) dan in ODiN 2019. Dit ligt in lijn met de eerdere constatering dat het gemiddeld aantal verplaatsingen in ODiN 2020 lager is dan in ODiN 2019. Zowel bij vrouwen als mannen is er een significante afname van 10 procent in 2020 ten opzichte van 2019. Mannen hebben, evenals in 2019, iets vaker aan het verkeer deelgenomen dan vrouwen. Het verschil in verkeersdeelname van mannen tegenover vrouwen in ODiN 2020 is significant. In 2019 was het verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen ook significant. 

Dat in 2020 meer mensen dan in 2019 niet hebben deelgenomen aan het verkeer is gezien de invloed van corona op de samenleving aannemelijk. Voor een specifieke groep mensen was dit zeker het geval: personen die besmet raakten met covid-19 moesten tot twee weken in quarantaine. Dit gold ook voor mensen die contact hadden gehad met personen die later besmet bleken. Ook hele huishoudens en schoolklassen moesten hierdoor soms in quarantaine. De overheid adviseerde: “Volg de leefregels (sic) en blijf 10 dagen thuis vanaf het laatste contact met de besmette persoon. Ga dus niet naar je werk, doe geen boodschappen en reis niet met het openbaar vervoer” (RIVM, z.d. b). Uit informatie van het RIVM, grafisch weergegeven door EenVandaag blijkt dat vanaf 1 maart 2020 bijna 800 duizend mensen in Nederland besmet raakten met het coronavirus (RIVM, z.d. a), (EenVandaag, z.d.). Thuiswerken en online onderwijs werd voor veel mensen (tijdelijk) het 'nieuwe normaal'. Ook andere maatregelen zoals het sluiten of beperken van bezoek aan bijvoorbeeld winkels, culturele instellingen en ouderen in verzorgingstehuizen maakten het vanzelfsprekender dat men niet of minder vaak de deur uit ging. Uit KiM-onderzoek betreffende het eerste deel van 2020 gebaseerd op gegevens van het Mobiliteitspanel Nederland blijkt dat vóór de coronacrisis 20 procent van de Nederlanders niet naar buiten ging. Aan het begin van de crisis nam ongeveer de helft van de mensen niet deel aan het verkeer en medio 2020 gold dit voor circa een derde van de mensen (De Haas et al., 2020). 
 
Tabel 6.1.2 geeft de percentages weer van de inwoners in particuliere huishoudens in Nederland die per dag deelnemen aan het verkeer in Nederland, onderverdeeld naar maatschappelijke participatie. De afleiding van maatschappelijke participatie is in ODiN 2018 in eerste instantie (oplevering december 2019; zie paragraaf 3.1) niet goed gegaan. In onderstaande tabel zijn de gecorrigeerde resultaten voor 2018 weergegeven. 

6.1.2 Verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie per jaar1)
20182)20192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal82,981,9*73,8*-10
Werkzaam 12-30 uur per week89,687,8*82,7*-6
Werkzaam ≥ 30 uur per week89,088,780,5*-9
Scholier/student85,586,474,9*-13
Werkloos75,271,266,1*-7
Arbeidsongeschikt71,167,858,3*-14
Gepensioneerd/VUT69,869,062,7*-9
Overig81,071,0*62,1*-12
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.
1) Verkeersdeelname behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag.
2) Gecorrigeerde cijfers ten opzichte van de eindrapportage van ODiN 2018 van december 2019 in verband met een foutieve afleiding van maatschappelijke participatie. Ook in de rapportage van ODiN 2019 van juli 2020 werden niet de juiste cijfers voor ODiN 2018 weergegeven.

De verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie, getoond in tabel 6.1.2, laat zien dat voor alle van de onderscheiden groepen met betrekking tot maatschappelijke participatie de verkeersdeelname in 2020 significant lager is dan in 2019. In paragraaf 6.1.1 is een aantal mogelijke redenen genoemd die het aannemelijk maken dat in 2020 meer mensen zijn thuisgebleven en niet aan het verkeer hebben deelgenomen. De overheid heeft bijvoorbeeld de oproep gedaan om zo min mogelijk te reizen en zoveel mogelijk thuis te blijven. Ook zijn mensen thuis gebleven wegens ziekte of omdat zij in quarantaine moesten. Anderen bleven thuis uit angst of uit voorzorg besmet te raken.

De verhoudingsgewijs grootste dalingen in verkeersdeelname in 2020 vergeleken met 2019 zijn te zien bij arbeidsongeschikten, de groep met scholieren en studenten en de groep overigens/anders. Het is mogelijk dat er onder arbeidsongeschikten meer mensen voorkomen die behoren tot een zogenaamde risicogroep. Volgens het RIVM lopen mensen uit risicogroepen een grotere kans om ernstig ziek te worden of te overlijden door covid-19 (RIVM, z.d. c). Dit kan ertoe hebben bijgedragen dat er binnen deze groep verhoudingsgewijs meer mensen voorkomen die niet aan het verkeer hebben deelgenomen. Naast arbeidsongeschikten, van wie in 2020 ruim 4 op de 10 niet aan het verkeer deelnamen, was ook de verkeersdeelname van gepensioneerden laag, 37 procent van hen nam niet deel aan het verkeer. Ook binnen deze groep zijn veel mensen die die tot een risicogroep behoren. Volgens het RIVM hebben mensen die ouder zijn dan 70 een verhoogd risico op een ernstig verloop van covid-19. De verkeersdeelname van de groep anders/overig is gelijk aan die van de gepensioneerden.

6.2 Deelname openbaar vervoer

In tabel 6.2.1 is het aandeel dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in Nederland van inwoners in particuliere huishoudens in Nederland weergegeven. De deelname aan het openbaar vervoer houdt in dat er door een persoon minstens één reguliere rit of minimaal één serieverplaatsing is gemaakt met het openbaar vervoer op de dag waarover gerapporteerd wordt in het onderzoek ODiN.

6.2.1 Deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht per jaar1)
201820192020verschil 2020 t.o.v. 2019 (%)
Totaal8,68,63,9*-54
Mannen8,07,93,6*-55
Vrouwen9,29,24,2*-54
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar.
1) Deelname aan het openbaar vervoer behelst minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing per dag met trein, bus, tram of metro.

In 2020 is het percentage OV-deelname met meer dan de helft afgenomen ten opzichte van ODiN 2019. Dit verschil is significant. Net geen 4 procent van de inwoners van 6 jaar of ouder maakten gemiddeld op een dag gebruik van trein, bus, tram of metro. Evenals in 2018 en in 2019 was de deelname van vrouwen aan het openbaar vervoer in 2020 significant hoger dan bij mannen.

In 2020 waren sinds de 2e week van maart maatregelen van toepassing in het openbaar vervoer in het kader van de covid-19 pandemie. Deze maatregelen waren erop gericht het aantal contactmomenten in het openbaar vervoer zo klein mogelijk te maken, er werden onder andere mogelijkheden geschapen om de gewenste veilige afstand tussen mensen van minimaal 1,5 meter mogelijk te maken. Het openbaar vervoer werd enkel toegankelijk voor “noodzakelijke reizen” en er werd een basisdienstregeling ingesteld zodat bijvoorbeeld verplegend personeel hun werk kon blijven bereiken met het openbaar vervoer. Gedurende 2020 zijn er binnen het OV vele verschillende maatregelen genomen. Soms werd ook tijdelijk versoepeld zoals in juni, waarna weer strengere maatregelen golden in oktober (NS, 2020), (OVPro, z.d.). Ook voor frequente OV-gebruikers zoals scholieren, studenten en werknemers golden in 2020 maatregelen zoals bijvoorbeeld online, of thuisonderwijs, geheel of gedeeltelijke schoolsluitingen of de oproep aan werkenden om zoveel mogelijk thuis te werken. De cocktail van deze maatregelen had zijn uitwerking op de deelname aan het openbaar vervoer en zorgde voor een trendbreuk ten opzichte van voorgaande jaren.

 

7. Externe bronnen

In dit hoofdstuk worden diverse externe bronnen gepresenteerd die als achtergrondinformatie kunnen dienen voor het interpreteren van de resultaten van het ODiN 2020. 

7.1 Het weer

Het weer kan een factor zijn die de mobiliteit en dus ook de keuze voor het gebruik van een vervoerwijze in positieve of negatieve zin kan beïnvloeden (Zie paragraaf 7.1.2 van de Plausibiliteitsrapportage van ODiN 2019 voor achtergrondinformatie hierover). Voor het verschil in weer tussen 2019 en 2020 is op hoofdlijnen gekeken naar wat het KNMI hierover bericht. Daaruit volgen de cijfers in tabel 7.1 waarin ook een kolom opgenomen is met het afgeronde gemiddelde over de vijf jaren voorafgaand aan 2018.

7.1 Indicatoren van het weer per jaar
2013-2017201820192020
IJsdagen (max. temp. lager dan 0,0 °C) 4 3 20
Vorstdagen (min. temp. lager dan 0,0 °C) 47 50 4031
Warme dagen (max. temp. 20,0 °C of hoger) 95 132 99110
Zomerse dagen (max. temp. 25,0 °C of hoger) 27 55 2632
Tropische dagen (max. temp. 30,0 °C of hoger) 4 9 1112
Zonuren1 8182 0901 9642 026
Neerslag (in mm) 793 607 783785
Bron: KNMI.

De grootste verschillen ten opzichte van 2019 zien we bij het aantal warme dagen (+11) en zomerse dagen (+6). Wat het aantal zonuren betreft classificeert het KNMI 2019 als ‘zeer zonnig’ en 2020 als ‘extreem warm, zeer zonnig’.

2019 krijgt de classificatie 'vrij droog' en 2020 geldt als ‘aan de droge kant’. Deze globale informatie geeft niet direct een eenduidige indicatie wat dit voor de mobiliteit in 2020 ten opzichte van 2019 zou kunnen betekenen. Ook informatie over het weer is geen garantie voor meer houvast. Het KNMI noemt 2020 samen met 2014 het warmste jaar sinds tenminste 1901 en ook het zevende zeer warme jaar op rij (KNMIa, 2019 en KNMIb, 2020). 

Extremen waarvoor een code werd gegeven in 2020 kwamen voor rondom de jaarwisseling van 2019 naar 2020, het KNMI gaf toen een code rood uit voor het noorden, elders code oranje. De reden hiervoor was, mede als gevolg van het afsteken van vuurwerk, zeer dichte mist met plaatselijk een zicht van minder 10 meter. Op 9 februari zorgde een depressie genaamd Ciara voor een zuidwesterstorm aan de kust. Wegens zeer zware windstoten werd voor het hele land werd code oranje uitgegeven. Op Vlieland werd een windstoot van 129 km/uur gemeten. Een groot deel van februari was het winderig.

7.2 Voertuigkilometers rijkswegennet

7.2.1 Voertuigkilometers op het rijkswegennet in 2020

In haar rapportage betreffende het Rijkswegennet constateert Rijkswaterstaat dat er sinds het uitbreken van de covid-19 pandemie en de hieraan gekoppelde coronamaatregelen van de overheid, een heel ander verkeersbeeld is in 2020 (Rijkswaterstaat, 2021). Rijkswaterstaat rapporteert op basis van metingen op het Rijkswegennet dat ten opzichte van 2019 het aantal afgelegde voertuigkilometers met 16 procent is gedaald, tot 61 miljard voertuigkilometers. De daling in afgelegde kilometers is vooral waarneembaar in de spitsperioden van maandag tot en met donderdag en in de nacht. Rijkswaterstaat geeft aan dat de verkeersprestatie een maatstaf is voor het gebruik van het wegennet. Uit gegevens van het bemeten Rijkswegennet blijkt dat sinds 13 maart 2020 (tot de zomerperiode) de verkeersprestatie gereduceerd is tot ongeveer 75%-80% in vergelijking met de zelfde periode in 2019. In de zomerperiode is de verkeersprestatie en het verkeersbeeld ongeveer hetzelfde als in het jaar ervoor. Daarna, sinds september, is het aantal gereden voertuigkilometers stabiel op ongeveer 80% ten opzichte van 2019. 

7.2.2 Relatie voertuigkilometers rijkswegennet met autobestuurderskilometers ODiN

Een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers op het Rijkswegennet kan een indicatie zijn voor een toe- of afname van het aantal voertuigkilometers met de auto als bestuurder in Nederland gemeten met ODiN, maar dat hoeft niet zo te zijn. Allereerst wordt met de meetlussen al het verkeer op het Rijkswegennet gemeten. Met al het verkeer wordt hier bedoeld: al het gemotoriseerde verkeer (zoals ook vrachtwagens, trekkers voor opleggers, autobussen, speciale voertuigen, motorfietsen maar géén bromfietsen) dat van het Rijkswegennet gebruik mag maken en dit is zowel Nederlands als buitenlands wegverkeer. In ODiN wordt het verkeer gemeten door enkel inwoners van Nederland (op Nederlands grondgebied) op zowel Rijkswegen als andere wegen in Nederland. Kilometers gemaakt ten behoeve van goederenvervoer met voertuigen zoals vrachtwagens en trekkers voor opleggers, behoren niet tot de scope van ODiN en worden in ODiN dus niet gemeten. In het ODiN-onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt naar wegtype. Daarom is het niet mogelijk om alleen op basis van ODiN eenduidig aan te geven hoeveel voertuigkilometers worden afgelegd door inwoners van Nederland op het Rijkswegennet. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven hoeveel kilometers er worden gemaakt door mensen uit het buitenland op het Rijkswegennet. 

Een toe- of afname van het verkeer op het Rijkswegennet kan meerdere oorzaken hebben zoals: een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door buitenlandse voertuigen, een toe- of afname van het aantal kilometers gereden door binnenlandse voertuigen, of door beiden. Daarnaast kan uitbreiding van het aantal rijstroken, of uitbreiding van het aantal kilometers Rijkswegennet zorgen voor meer op Rijkswegen afgelegde autokilometers. In 2020 zijn er bijvoorbeeld in totaal 6 nieuwe weggedeelten opengesteld en is in totaal 84 km aan nieuwe rijstrooklengte opgeleverd. Ook maatregelen zoals het weren van verkeer uit binnensteden, het instellen van milieuzones, omleidingsroutes gesuggereerd door route-navigatieapparatuur of navigatie-apps en dergelijke, kunnen leiden tot een verschuiving van het verkeer op niet-Rijkswegen naar Rijkswegen en vice-versa. Daarnaast zijn er economische, demografische en andere factoren die van invloed zijn op de volumes van het wegverkeer.

Dit alles maakt het moeilijk om een toe- of afname van de autobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet en omgekeerd.

7.3 Reizigerskilometers met de trein 

Op het gebied van het personenvervoer op het spoor is de NS de grootste spoorvervoeraanbieder, maar er zijn de afgelopen jaren diverse aanbieders bijgekomen, zoals Arriva, Connexxion, Thalys en Breng. Ook buitenlandse vervoerders zijn actief in Nederland. Voorbeelden daarvan zijn Abellio Rail NRW, DB Regio NRW, NMBS en Eurobahn.

Evenals vorige jaren heeft van alle spoorvervoerders in Nederland enkel de NS iets gerapporteerd over de toe- of afname van 2019 op 2020 van het aantal reizigerskilometers op het spoor in Nederland. In hun jaarverslag van 2020 meldt de NS dat het aantal reizigerskilometers met 55% gedaald is ten opzichte van 2019. Omdat de NS niet het totale spoorvervoer vertegenwoordigt is er geen compleet beeld te geven van het totale personenvervoer op het spoor in Nederland op grond van externe bronnen. Om die reden laat een vergelijking van NS-gegevens met ODiN gegevens ruimte voor interpretatie.

7.4 Mobiliteitsgegevens op basis van het MPN 

Het KiM heeft tijdens de coronacrisis twee keer een onderzoek uitgevoerd op basis van een enquête onder ruim 2 000 Nederlanders. Het eerste onderzoek vond plaats eind maart en begin april 2020, het tweede onderzoek eind juni en begin juli 2020 onder dezelfde groep Nederlanders. In het onderzoek worden behalve effecten van de coronacrisis op het mobiliteitsgedrag onder andere ook verwachtingen van Nederlanders met betrekking tot het verplaatsingsgedrag gemeten. Ofschoon die resultaten (nog) niet heel 2020 bestrijken zoals het ODiN, komen er uit het MPN een aantal interessante gegevens die -met een slag om de arm- vergeleken kunnen worden met het ODiN 2020. Een aantal resultaten uit het MPN (De Haas et al., 2020):

  • Medio 2020 zijn het aantal activiteiten buitenshuis nog steeds minder dan vóór de coronacrisis, maar wel hoger dan aan het begin ervan.
  • Ongeveer 20 procent van de Nederlanders heeft de vakantieplannen geannuleerd, en circa 60 procent van de geplande vakanties wordt mogelijk in Nederland gevierd.
  • In juni/juli werkt 48 procent van de werkenden deels thuis. Aan het begin van de Coronacrisis was dit 54 procent.
  • Medio 2020 volgt circa 8 procent van de scholieren weer volledig onderwijs op locatie.
  • Een derde van de mensen nam geen deel aan het verkeer op een gemiddelde dag in juni/juli. Bij de start van de coronacrisis gold dit voor ongeveer de helft van de populatie.
  • Negatiever oordeel over gebruik OV dan vóór de crisis: 84 procent van de mensen geeft in juni/juli aan liever individueel vervoer te gebruiken dan het OV.
  • Medio 2020 worden 29 procent minder reizen gemaakt dan vóór de crisis en 37 procent minder afstand afgelegd. Bij het begin van de crisis werd nog minder gereisd en nog minder kilometers overbrugd.

Op plaatsen in dit rapport waar dit van toepassing is, zijn resultaten uit het MPN en ODiN naast elkaar gezet.

7.5 Andere bronnen 

Er is ook nog naar andere bronnen gekeken om verschillen tussen ODiN 2020 en ODiN 2019 te kunnen verklaren. Daarbij was dan vaak de conclusie dat de onderzoeksmethode te veel verschilde van ODiN om een goede vergelijking tussen de cijfers te kunnen maken.

7.5.1 Actuele Verkeersgegevens NDW over 'personenverkeer'

Op de website van het CBS is onder de noemer Mobiliteit in coronatijd (CBS, z.d.) een grafische weergave gepubliceerd van het verloop van het 'personenverkeer' in 2020 op basis van verkeersindexcijfers van het NDW. In de grafiek wordt afzonderlijk het verloop van het 'personenverkeer' getoond op werkdagen en op weekenddagen in 2020 (2019=100, elke week in 2019 is op 100 gesteld).

Als op basis van deze indexcijfers globaal een indexcijfer voor heel 2020 op werkdagen wordt berekend (som weekindexen gedeeld door het aantal weken) blijkt hieruit dat de verkeersintensiteit van het 'personenverkeer' over 2020 ten opzichte van 2019 op werkdagen met 20 procent is gedaald (19,1 procent op weekdagen en 22 procent op weekenddagen). Omdat deze berekening is gemaakt op basis van indexcijfers en niet op de daaraan ten grondslag liggende absolute cijfers (die zijn (nog) niet beschikbaar) zijn seizoensinvloeden hierin niet meegerekend. Een andere kanttekening bij deze gegevens is dat het in de grafiek genoemde 'personenverkeer' niet geheel gelijk is aan het verkeer met alleen personenauto's. De verkeersgegevens zijn geselecteerd door de NDW op basis van voertuiglengte categorieën afhankelijk van het type lus. Tot het personenverkeer worden gerekend de voertuigen met voertuiglengte groter dan 1,85 meter en kleiner of gelijk aan 5,60 meter. Binnen deze voertuiglengte kunnen ook voertuigen vallen die niet tot de personenauto's behoren zoals een deel van de bestelauto's die een ander mobiliteitspatroon hebben. Tot slot zijn de verkeersgegevens gebaseerd op een 200-tal meetlocaties die een representatief landelijk beeld van het vrachtverkeer geven. De selectie is gemaakt met het oog op het vrachtverkeer. Daarbij was het voor Nederland belangrijke internationale vrachtverkeer ook een belangrijke afweging. Het is niet duidelijk of de zodoende gekozen meetlocaties ook een representatief landelijk beeld geven van het 'personenverkeer'.

Dit betekent dat de hierboven berekende daling van de verkeersintensiteit met 20 procent nog sterker gedaald zou kunnen zijn als de meetlusgegevens puur uit personenauto's zouden bestaan zonder vervuiling met andere voertuigen en er rekening wordt gehouden met seizoensinvloeden en de meetpunten representatief zijn voor personenautoverkeer.

Dit maakt het moeilijk om een toe- of afname van de personenautobestuurderskilometers uit ODiN één op één te vertalen naar een toe- of afname van kilometers afgelegd op het Rijkswegennet door 'personenverkeer' op basis van het NDW en omgekeerd.

7.5.2 Nationale Zakelijke Mobiliteitsmonitor (NZMO)

Het Nationaal Zakelijk Mobiliteitsonderzoek (Nieuwenbroek, 2021) is gebaseerd op een drietal metingen in mei/juni, augustus/september, en november 2020 in samenwerking met MSR Consulting Group. Aan de derde meting namen 3 100 reizigers mee en 500 bedrijven. Het benaderen van respondenten is zowel gedaan met hulp van leasemaatschappijen, importeurs als met bedrijven in het openbaar vervoer. Enkele resultaten uit dit onderzoek zijn: 

  • Thuiswerken en videobellen blijven ook na corona geaccepteerd. Zowel bedrijven als reizigers verwachten dat dit aanzienlijke gevolgen gaat hebben voor de invulling van hun zakelijke kilometers in het post-corona tijdperk. 
  • De negatieve invloed van corona op de bedrijfsactiviteiten loopt langzaam terug. In mei was dat 46 procent, in september 40 procent en in november 34 procent. Kleine bedrijven (tot tien medewerkers) worden daarbij het hardst getroffen. Wel moet daarbij worden aangetekend dat de derde meting net voor de tweede lockdown werd uitgevoerd.
  • Het aantal externe afspraken is zeer sterk afgenomen in coronatijd. Voor corona ging 51 procent van de medewerkers af en toe naar externe afspraken, in de meting in november was dat gedaald naar 22 procent. De prognose is dat de zakelijke reiziger midden 2021 42 procent externe afspraken heeft.
  • Beduidend minder zakelijke kilometers. Het kilometrage van de zakelijke auto-reiziger neemt af. In 2020 is per auto 31 procent minder (zakelijke) kilometers gereden ten opzichte van 2019.

In hoeverre de resultaten van dit onderzoek representatief zijn voor het zakelijke verkeer en met welke type voertuigen de respondenten in dit onderzoek hebben gereden is niet beschreven op de geraadpleegde website.

 

8. Samenvatting en conclusie

In dit rapport zijn de resultaten van het verplaatsingsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2020 gepresenteerd en die van de voorgaande twee onderzoeksjaren. De verschillen tussen de resultaten van ODiN 2020 en ODiN 2019 zijn onderzocht en beschreven. 

8.1 Samenvatting

In deze paragraaf staan puntsgewijs de belangrijkste bevindingen over de resultaten van ODiN 2020. 

8.1.1 Totale vervoersprestatie

De totale vervoersprestatie in ODiN 2020 is in vergelijking met ODiN 2019 met bijna een derde gedaald tot bijna 148 miljard reizigerskilometers. Dit is uiteraard een significante afname.

Voor de totale vervoersprestatie geldt:

  • Voor alle vervoerwijzen is de vervoersprestatie significant gedaald behalve voor lopen
  • De vervoersprestatie te voet nam toe met 1,5 miljard kilometer tot 6,6 miljard in 2020.
  • De vervoersprestatie met de personenauto als bestuurder bedraagt in 2020 77,9 miljard kilometers en is ten opzichte van 2019 afgenomen met 26 procent
  • Het aantal kilometers overbrugd als passagiers in een personenauto daalde met 13,2 miljard (-34 procent) tot 25,8 miljard in 2020.
  • Het aantal reizigerskilometers met de trein is in 2020 afgenomen met 60 procent tot 9,5 miljard kilometer. 
  • De vervoersprestatie met bus, tram en metro daalde ten opzichte van 2019 met 54 procent tot bijna 2,8 miljard reizigerskilometers in 2020.
  • De vervoersprestatie met de fiets is in ODiN 2020 met -13 procent significant lager dan in ODiN 2019.
  • De reizigerskilometers met overige vervoerwijzen zijn in 2020 afgenomen met 32 procent. 

8.1.2 Reguliere reizigerskilometers

Het aantal reguliere reizigerskilometers in ODiN 2020 is 147 miljard. Dit is 63,9 miljard minder dan in ODiN 2019. Evenals bij de totale vervoersprestatie gaat het om een significante daling met bijna een derde (-30 procent). Ook de reguliere reizigerskilometers van alle motieven zijn significant gewijzigd .
Resultaten van de verdeling van motieven in de reguliere reizigerskilometers:

  • Voor alle motieven zijn de reguliere reizigerskilometers significant gedaald behalve voor 'Toeren en wandelen' dat met 29 procent is toegenomen tot 12,2 miljard in 2020
  • De reguliere reizigerskilometers voor onderwijs of cursus volgen en kinderopvang is in 2020 gehalveerd tot 6,0 miljard.
  • Het aantal reguliere reizigerskilometers voor 'Uitgaan, sport, hobby' (-40 procent) is in ODiN 2020 significant afgenomen evenals voor het motief ‘Visite en logeren’ dat in ODiN 2020 met -30 procent significant is gedaald in vergelijking met ODiN 2019.
  • Het aantal reguliere reizigerskilometers met het motief ‘Zakelijk en beroepsmatig’ is in ODiN 2020 met 43 procent afgenomen (-8,2 miljard) en daarmee significant lager dan in ODiN 2019.
  • Het aantal kilometers ‘Van en naar het werk’ is in ODiN 2020 met -20,6 miljard kilometer significant lager(-36 procent) dan in ODiN 2019.
  • De reguliere reizigerskilometers voor 'Winkelen en boodschappen doen' en 'Diensten en verzorging' zijn in 2020 significant afgenomen met respectievelijk 20 procent en 16 procent.

8.1.3 Gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 inwoners per dag

Het aantal verplaatsingen (gemiddeld per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag) is met -13 procent significant lager in ODiN 2020 dan in ODiN 2019. Voor alle vervoerwijzen is er een significante daling in het aantal verplaatsingen gesignaleerd behalve voor lopen.

  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag is voor lopen in 2020 met bijna een kwart toegenomen ten opzichte van 2019.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen met de trein en met bus, tram en metro is in 2020 meer dan gehalveerd met respectievelijk 60 procent en 51 procent.
  • De verplaatsingen met de personenauto als bestuurder namen ten opzichte van 2019 af met 15 procent in 2020. Het aantal verplaatsingen als passagier van een personenauto daalde in hetzelfde jaar met bijna een kwart.
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen met de fiets is in ODiN 2020 eveneens significant gedaald (-17 procent). Dit gold ook voor verplaatsingen met 'Overige vervoerwijzen dat met een vijfde afnam ten opzichte van vorig jaar. 
  • Het aantal verplaatsingen voor 'Toeren en wandelen' is significant toegenomen in ODiN 2020 met ruim meer dan de helft ten opzichte van ODiN 2019. 
  • Het gemiddeld aantal verplaatsingen voor het motief 'Van en naar het werk' is significant afgenomen met ruim een kwart. Het motief 'Zakelijk en beroepsmatig' is in ODiN 2020 met een derde afgenomen tegenover ODiN 2019. 
  • Verplaatsingen met als doel 'Onderwijs of cursus volgen’ (incl. kinderopvang) zijn met -38 procent ook significant gedaald.
  • In 2020 daalde het aantal verplaatsingen voor 'Uitgaan, sport en hobby' met bijna een derde. 
  • Het aantal verplaatsingen voor de motieven 'Diensten en verzorging' en ‘Visite en logeren’ namen in ODiN 2020 significant af met respectievelijk 17 procent en 13 procent ten opzichte van ODiN 2019. 
  • Voor 'Overige reismotieven' en 'Winkelen en boodschappen doen' verschilt het gemiddeld aantal verplaatsingen per dag (per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder) in ODiN 2020 niet significant van ODiN 2019. 

8.1.4 Gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing

De gemiddelde verplaatsingsafstand voor het totaal is 10,6 kilometer in ODiN 2020 en is ruim een vijfde korter dan in 2019. Een significant verschil. Ook voor personenautobestuurder, personenautopassagier, fiets en voor de groep 'Overige vervoerwijzen', geldt dat de afgelegde afstand per verplaatsing in ODiN 2020 significant verschilt van die in ODiN 2019. Dit is ook het geval voor de afgelegde afstand per verplaatsing van alle afzonderlijke motieven, met uitzondering van 'Diensten en verzorging'. De grootste afname van de gemiddelde afstand per verplaatsing deed zich voor bij de motieven 'Winkelen en boodschappen doen', 'Visite en logeren', 'Onderwijs of cursus volgen' en 'Toeren en wandelen'. De verplaatsingsafstanden van deze motieven namen in 2020 met ongeveer een vijfde af ten opzichte van een jaar eerder. De verplaatsingsafstanden van de niet genoemde motieven daalden alle significant met percentages variërend van min 16 procent voor ‘Zakelijk en beroepsmatig' tot min 9 procent voor 'Overige reismotieven'.

8.1.5 Verkeersdeelname

De deelname aan het verkeer in ODiN 2020 is bijna 74 procent. In ODiN 2019 was dit significant hoger en bedroeg de participatiegraad bijna 82 procent. Andere constateringen zijn:

  • Zowel bij mannen als bij vrouwen is de afname in verkeersdeelname in 2020 ten opzichte van 2019 significant. In 2020 is er een significant verschil tussen de verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen. Mannen nemen significant meer deel aan het verkeer. In ODiN 2019 was er ook een significant verschil tussen mannen en vrouwen op dit gebied.
  • Uit de verdeling van verkeersdeelname naar maatschappelijke participatie blijkt dat er tussen ODiN 2020 en ODiN 2019 voor het totaal van alle personen en met betrekking tot de verdeling naar maatschappelijke participatie, maar ook bij de afzonderlijke groepen, een significante daling is in de verkeersdeelname. Verhoudingsgewijs is de afname in verkeersdeelname het grootst onder arbeidsongeschikten (-14 procent), scholieren en studenten (-13 procent) en bij de groep anders/overige (-12 procent). Bij personen die '12-30 uur werkzaam zijn per week' is de afname in verkeersdeelname met 6 procent in 2020 binnen al de onderscheiden groepen het minst. 
  • De deelname aan het openbaar vervoer is in 2020 ten opzichte van 2019 meer dan gehalveerd en dus significant afgenomen. In beide jaren blijkt de deelname aan het openbaar vervoer door vrouwen significant hoger dan bij mannen. 

8.2 Conclusie 

ODiN 2020 laat een trendbreuk in het mobiliteitsbeeld zien in vergelijking met ODiN 2019 en 2018. Het ongekende pakket aan maatregelen dat het kabinet gedurende 2020 heeft genomen om de gevolgen van coronapandemie in goede banen te leiden, ligt eraan ten grondslag. In maart 2020 maakt het kabinet de eerste algemene maatregelen bekend om het coronavirus te bestrijden zoals de handen wassen, in de elleboog niezen, en geen handen meer schudden. Medio maart besluit het kabinet om een ‘intelligente lockdown’ door te voeren. Aan mensen wordt onder andere gevraagd om indien mogelijk thuis te werken, alleen naar de winkel te gaan, en er volgen beperkingen voor de luchtvaart en het openbaar vervoer. Het wordt stiller op straat, de meeste files in de ochtend- en avondspits verdwijnen (Rijkswaterstaat, 2021). De maatregelen van maart worden heel april verlengd. In mei worden financiële steunpakketten ingevoerd voor zelfstandigen en de arbeidsmarkt die door de lockdown worden getroffen. Na de meivakantie openen basisscholen weer gedeeltelijk en mogen kinderdagverblijven open. In juni 2020 volgt een volledige heropening van het basisonderwijs. Het openbaar vervoer gaat weer volledig rijden maar mondkapjes dragen is er verplicht. In juli is wat mobiliteit betreft de opdracht om anderhalve meter afstand te houden tot de medemensen die niet tot je 'bubbel' behoren, de belangrijkste maatregelen in het verkeer met anderen. Echter het aantal besmettingen dat na de eerste lockdown gezakt was, loopt na de zomervakantie weer op. In september komt het kabinet tot de conclusie dat de maatregelen toch weer aangescherpt dienen te worden, teneinde de bezetting door coronapatiënten in de ziekenhuizen niet te hoog te laten oplopen. De aangescherpte maatregelen van eind september blijken onvoldoende effect te hebben. Er volgt een tweede golf met hoge aantallen coronabesmettingen. Daarom volgt half oktober een gedeeltelijke lockdown die verlengd en verzwaard wordt in november omdat de maatregelen tegen het virus niet voldoende bleken te zijn om de besmettingen genoeg terug te dringen. Medio december volgt er een harde lockdown en 2020 eindigt op oudejaarsavond met een verbod op het afsteken van de meeste soorten vuurwerk.

Totale vervoersprestatie significant gedaald
Uit resultaten van ODiN 2020 blijkt dat de totale vervoersprestatie met bijna een derde is afgenomen ten opzichte van ODiN 2019. Van alle cijfers opgenomen in de tabellen 3.1 tot en met 6.1.2. in deze rapportage verschillen alle waarden significant ten opzichte van 2019, met uitzondering van een vijftal. De vervoersprestatie van alle vervoerwijzen is significant afgenomen met uitzondering van lopen dat significant is toegenomen met 1,5 miljard kilometer. 

Het aantal personenautobestuurderskilometers in 2020 is ten opzichte van 2019 gedaald met 26 procent. Cijfers uit andere bronnen waarmee deze daling direct vergelijkbaar zijn, zijn er (nog) niet. Het meest in de buurt komt een visualisatie van het CBS van het 'personenverkeer' op basis van NDW-gegevens waaruit met wat slagen om de arm is af te leiden dat de verkeersindex op 200 geselecteerde punten op snelwegen van 2019 op 2020 is afgenomen met ongeveer 20 procent (-19,1 procent op weekdagen en -22 procent op weekenddagen, zie paragraaf 7.5.1). Daarnaast volgt uit het Nationaal Zakelijk Mobiliteitsonderzoek (paragraaf 7.5.2) dat er minder kilometers zijn gereden door zakelijke autoreizigers in 2020. Het kilometrage van de zakelijke autoreiziger is volgens dit onderzoek afgenomen met 31 procent ten opzichte van 2019. 
Wat de 'personenverkeer'-cijfers uit het NDW op de CBS website ook laten zien is dat de intelligente lockdown die het kabinet in maart 2020 invoerde tot een trendbreuk in de mobiliteit heeft geleid. Het totale 'personenverkeer' op autosnelwegen nam sterk af. Ook laat de CBS-visualisatie-'personenverkeer' zien hoe dit verkeer op autosnelwegen wijzigde gedurende 2020 als het kabinet maatregelen die de mobiliteit troffen versoepelde of versterkte.

Waar mogelijk is een aantal resultaten uit ODiN 2020 naast uitkomsten uit andere onderzoeken gelegd. Enerzijds is nagegaan of het onderzoek wel of niet ondersteuning biedt voor de plausibiliteit van het betreffende ODiN-resultaat. Anderzijds zijn resultaten uit ander onderzoek aangehaald om na te gaan of zij een mogelijke verklaring bevatten voor het gevonden ODiN resultaat. Daarnaast zijn ook resultaten geplaatst naast door het kabinet getroffen coronamaatregelen teneinde te wijzen op mogelijke relaties tussen pakketten met maatregelen en resultaten uit ODiN 2020. Hieronder worden de meeste significante resultaten uit ODiN 2020 gepresenteerd waarbij een vergelijking met resultaten uit ander onderzoek of coronamaatregelen kon worden gemaakt. 

Terug naar de ODiN-resultaten over de vervoersprestatie. Het aantal kilometers overbrugd door passagiers in een personenauto daalde met 34 procent nog iets meer. Vooral het openbaar vervoer werd geraakt door de coronamaatregelen. Er deed zich een daling voor in afgelegde kilometers met de trein met 60 procent tot 9,5 miljard. De grootste treinvervoerder, de NS, rapporteert in het jaarverslag over 2020 (NS, 2021) een afname van het aantal reizigerskilometers met de trein met 55 procent tot ruim 8 miljard reizigerskilometers. Van andere vervoerders op het spoor zijn geen resultaten bekend. Het aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro daalde in ODiN met 54 procent tot 2,8 miljard in 2020. 

Het totale aantal reizigerskilometers op de fiets nam ten opzichte van 2019 af met ruim 2,2 miljard reizigerskilometers tot 15,4 miljard. Ook op groepen mensen die doorgaans relatief veel de fiets gebruiken zoals scholieren, studenten en mensen die fietsend naar hun werk gingen waren coronamaatregelen van toepassing zoals sluiting of beperkte openstelling van scholen, en het verzoek om vooral thuis te werken. Dit maakte een deel van hun fietsverplaatsingen om naar de opleiding of naar het werk te fietsen overbodig.

De totale vervoersprestatie te voet groeide significant met 29 procent. Dit komt met name omdat er veel meer is gewandeld, zoals ook blijkt uit de verdeling naar motief. Het aantal reguliere reizigerskilometers voor dit doel nam ook toe met 29 procent. 

Reguliere reizigerskilometers afgenomen, behalve 'Toeren en wandelen'
Reguliere reizigerskilometers gemaakt in 2020 voor alle andere motieven zijn daarentegen significant lager dan in 2019. Er zijn door het kabinet veel soorten maatregelen genomen om de kans op besmetting met het coronavirus zo veel mogelijk te beperken; een appél op werkenden om zoveel mogelijk thuis te werken, beperkingen omtrent winkelen in niet-essentiële winkels, periode waarin het onderwijs geheel of gedeeltelijk gesloten was, bezoekersaantallen van theaters, concerten, bioscopen en andere evenementen werden beperkt of perioden waarin bezoek zelfs helemaal niet was toegestaan, beperkingen of perioden met sluiting waren eveneens van toepassing op de horeca en voor de meeste sportieve activiteiten, vooral in groepsverband. Ook werd van tijd tot tijd een oproep gedaan om thuis niet meer dan een klein aantal bezoekers te ontvangen. Vanaf medio december gold een harde lockdown waarbij vrijwel alle plekken waarbij mensen samen kunnen komen gesloten werden (Rijksoverheid, z.d. a). 

De beperkingen door de overheidsmaatregelen zijn ook herkenbaar in de ODiN resultaten naar motief. Voor alle motieven behoudens 'Toeren en wandelen', zijn significant minder kilometers afgelegd. Wandelen en fietsen bleven een van de weinige mogelijkheden om buitenshuis te ontspannen, te bewegen of een frisse neus te halen. In 2020 is er meer gelopen dan in de jaren ervoor. Dit laatste is ook terug te vinden in ODiN 2020 cijfers.

Aan de oproep thuis te werken tenzij het niet anders kan, is gehoor gegeven. Meer mensen werkten in 2020 van huis uit, of werkten vaker dan voorheen thuis (CBS-StatLine, 2021a, De Haas et al., 2021). Daarnaast was er ook een groep mensen die niet kon werken omdat bijvoorbeeld de winkel, de sportclub, hun praktijk etc. waar ze werkten (tijdelijk) gesloten moesten blijven. Uit de resultaten van ODiN 2020 blijkt dat het aantal reguliere reizigerskilometers ‘Van en naar het werk’ ten opzichte van 2019 is afgenomen met 36 procent. Kilometers afgelegd met een ‘Zakelijk en beroepsmatig’ motief, namen af met 43 procent, reizigerskilometers voor ‘Onderwijs of cursus volgen’ halveerden in 2020 ten opzichte van 2019. 

Afname aantal verplaatsingen per persoon per dag, behalve te voet
Het totaal aantal verplaatsingen per 1 000 personen van 6 jaar of ouder per dag is met -13 procent significant lager dan in ODiN 2019. Van alle vervoerwijzen is het aantal verplaatsingen significant gedaald, alleen het aantal loopverplaatsingen is met bijna een kwart significant toegenomen. De grootste afname deed zich voor onder het aantal treinverplaatsingen, dit daalde in 2020 met 60 procent en met bus, tram en metro waarvan het aantal verplaatsingen halveerde. Ter vergelijking: uit gegevens in de OV-monitor (CBS en Translink) blijkt dat het aantal instappers in het openbaar vervoer van 2019 op 2020 is gedaald met 53 procent (CBS, z.d.) en (OV-Monitor CBS & Translink, z.d.). De overheid gebood de openbaar vervoerbedrijven een keur aan maatregelen te nemen om besmetting tijdens het reizen te vermijden, de bevolking werd opgeroepen om alleen strikt noodzakelijke reizen met het OV te maken. Hierdoor viel onder andere een groot deel van het forensenverkeer weg (zie NS jaarverslag 2020). Overheidsmaatregelen waarbij het aannemelijk is dat ze een relatie hebben met de afname van het aantal verplaatsingen met andere vervoerwijzen zijn beschreven in Hoofdstuk 4. In dat hoofdstuk zijn eveneens paralellen gemaakt tussen overheidsmaatregelen en het significant dalen van verplaatsingen naar motief. Uitzonderingen hierop vormen het aantal verplaatsingen met motief 'Winkelen en boodschappen doen' dat in 2020 niet significant verschilde met het aantal verplaatsingen voor dit doel in 2019 en het aantal verplaatsingen met motief 'Toeren en wandelen' dat in 2020 toenam met 58 procent in vergelijking met 2019.
Het is aannemelijk dat mensen, omdat ze door de overheidsmaatrelen ten gevolge van de coronapandemie minder mogelijkheden hadden om ergens naar toe te gaan of mensen te bezoeken, volop gebruik maakten van de weinige mogelijkheden om te bewegen, te ontspannen of vertier te zoeken door te gaan wandelen of te toeren getuige de berichtgeving over druk bezochte natuurgebieden, stranden, parken en dergelijke (Erik Jonk, 2020, Hart van Nederland, 2020). Tot slot volgt uit onderzoek van het KiM in juni/juli 2020 dat er medio 2020 in vergelijking met de situatie van vóór de coronacrisis nog steeds sprake is van een afname van het aantal verplaatsingen voor alle motieven, maar niet voor 'Toeren en wandelen' (De Haas et al., 2020). 

Afname afstand per verplaatsing
De gemiddelde afstand per verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder voor het totaal van alle vervoerwijzen in ODiN 2020 is een vijfde korter dan in 2019. Ook de gemiddelde verplaatsingsafstanden van personenautobestuurders en personenautopassagiers, daalden in 2020 significant met respectievelijk 14 procent en 15 procent. De gemiddelde verplaatsingsafstand voor fiets (5 procent) en lopen (4 procent) waren daarentegen significant langer dan vorig jaar.

Op basis van gegevens uit het Nationaal Verplaatsingspanel waarin gegevens op werkdagen in de weken 14, 18, 22, 26, 30, 34 en 38 werden vergeleken met de gegevens in week 10 in 2020 (vlak voor de ‘intelligente lockdown’) volgt dat de afgelegde afstand per 'trip' er in die periode anders uitziet. Voor personenauto en OV nam de afgelegde afstand af maar voor fietsen en lopen nam de afstand per 'trip' toe. Op het moment dat de auto (week 21) en OV (week 26) weer op het niveau van begin maart zaten, bleven de fiets- en loopafstanden nog steeds boven basisniveau (Smit et al., 2020). Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de analyse van Smit et al. door het vergelijken van indexcijfers met elkaar binnen hetzelfde jaar, eventuele seizoenseffecten en veranderingen in weersomstandigheden die ook een rol kunnen hebben bij de wijzigingen in de mobiliteit, niet zijn meegenomen. Daarbij waren gegevens uit de analyse slechts beschikbaar voor een deel van het jaar 2020. 

Voor vrijwel alle motieven geldt dat de gemiddelde afstand per verplaatsing gemeten in ODiN 2020 significant verschilt met ODiN 2019. Enige uitzondering hierop vormt het motief ‘Diensten en verzorging'. In paragraaf 5.2 is uitvoerig ingegaan op de mogelijke parallellen tussen de overheidsmaatregelen en afname van de gemiddelde afstand per verplaatsing naar motief zoals bij de gemiddelde verplaatsingsafstand voor ‘Visite en logeren’ die met 4,3 kilometer is gedaald 2020, wijzen specifieke overheidsbeperkingen maar ook mediaberichten over het dichter bij huis zoeken van vriendschappen in coronatijd (Santhagens et al., 2021) ook in de richting van kortere verplaatsingen. 

Ofschoon er met als doel ‘Toeren en wandelen’ 58 procent meer verplaatsingen plaatsvonden in 2020 en bijna een kwart meer kilometers zijn afgelegd was de gemiddelde verplaatsingsafstand van zo’n activiteit ruim 1,8 kilometer korter dan in 2019. Er zijn veel ‘rondjes’ gemaakt. 

Afname verkeersdeelname
Op een gemiddelde dag in 2020 nam bijna 74 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder minstens één maal per dag deel aan het verkeer. Dat is significant lager (-10 procent) dan in ODiN 2019. Dit ligt in lijn met de eerdere constatering dat het gemiddeld aantal verplaatsingen in ODiN 2020 lager is dan in ODiN 2019. Zowel bij vrouwen als mannen is er een significante afname van 10 procent in 2020 ten opzichte van 2019. Mannen hebben, evenals in 2019, iets vaker aan het verkeer deelgenomen dan vrouwen. Het verschil in verkeersdeelname van mannen tegenover vrouwen in ODiN 2020 is significant. In 2019 was het verschil in verkeersdeelname tussen mannen en vrouwen ook significant. Een afname in verkeersdeelname in 2020 was te verwachten op logische gronden.

Uit informatie van het RIVM, grafisch weergegeven door EenVandaag blijkt dat vanaf 1 maart 2020 bijna 800 duizend mensen in Nederland besmet raakten met het coronavirus (RIVM, z.d. a), (EenVandaag, z.d.). De overheid heeft mensen die een vermoeden hadden van besmetting, die in contact zijn geweest met iemand die besmet was of die zelf besmet waren leefregels opgelegd om 10 dagen thuis te blijven vanaf het laatste contact met de besmette persoon. (RIVM, z.d. b). Ook uit KiM-onderzoek blijkt dat er in 2020 minder mensen deelnamen aan het verkeer. Uit een analyse op basis van het Mobiliteitspanel Nederland met gegevens over juni/juli 2020 blijkt dat vóór de Coronacrisis 20 procent van de Nederlanders niet naar buiten ging. Aan het begin van de crisis nam ongeveer de helft van de mensen niet deel aan het verkeer en medio 2020 gold dit voor circa een derde van de mensen (De Haas et al., 2020). 

Eindconclusie
In 2020 hebben de maatregelen vanwege covid-19 gezorgd voor een trendbreuk in de mobiliteit ten opzichte van 2018 en 2019. In deze rapportage zijn waar mogelijk de resultaten van ODiN 2020 geconfronteerd met resultaten uit andere onderzoeken of is een (mogelijke) verklaring gegeven voor gevonden verschillen tussen ODiN 2020 en ODiN 2019. Resultaten die geconfronteerd zijn met ander onderzoek, blijken niet met ODiN in tegenspraak te zijn, maar bieden ook niet altijd directe ondersteuning omdat de bronnen niet hetzelfde meten of slechts een deel van het jaar meten.

 

Referenties

CBS (z.d.). Mobiliteit in Coronatijd. Geraadpleegd op 20-04 2021.

CBS StatLine (2021a). Werkzame beroepsbevolking; thuiswerken.

CBS Statline (2021a). Mobiliteit; per verplaatsing, vervoerwijzen, motieven, regio's.

CBS Statline (2021b). Nabijheid voorzieningen; afstand locatie, wijk- en buurtcijfers 2019.

EenVandaag (z.d.). Coronacijfers: totaal besmettingen, doden en ziekenhuisopnames in Nederland. Geraadpleegd op 15 april 2021.

Haas, M. de, Hamersma, M. en R. Faber (2020). Nieuwe inzichten. Mobiliteit en de coronacrisis. Ministerie van infrastructuur en waterstaat. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.

Haas, M. de, Hamersma, M. en R. Faber (2021). Thuiswerken tijdens en na de coronacrisis. Een overzicht van drie metingen met het Mobiliteitspanel Nederland (MPN). Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.

Hart van Nederland (2020). Drukte bij stranden, strandgemeenten roepen op om niet meer (met de auto) te komen. Hart van Nederland.

Jonk, E. (2020). Natuurbeheerders waarschuwen voor drukte in de natuur deze zondag. Metronieuws.

Nieuwenbroek, R. (2021). NZMO: Meer thuiswerken én minder zakelijke kilometers in post-corona tijdperk. Automobielmanagement.

Metselaar, D. (2020). Onderzoek NS en TU Delft: forens zal vaker wegblijven dan andere reizigers. SpoorPro.nl – Vakblad voor railbedrijven, 18 december 2020.

NS Jaarverslag 2020.

OVPro (z.d.). Dossier corona, Geraadpleegd op 18-04 2021.

OV-Monitor CBS & Translink (z.d.). Veel minder druk in het openbaar vervoer door Coronavirus. Geraadpleegd op 20-04 2021.

Rijksoverheid (z.d. a). Corona en winkelen en boodschappen doen. Geraadpleegd op 14 april 2021.

Rijksoverheid (z.d. b). Het coronavirus en de horeca en evenementen. Geraadpleegd op 14 april 2021.

Rijksoverheid (z.d. c). Coronavirus tijdlijn. Geraadpleegd op 20-04-2021.

Rijksoverheid (z.d. d). Coronavirus COVID-19/ Onderwijs en kinderopvang.

Rijkswaterstaat (2021). Rapportage Rijkswegennet 3e periode 2020: 1 september – 31 december.

RIVM (z.d. a). Actuele informatie over COVID-19. Geraadpleegd op 15 april 2021.

RIVM (z.d. b). Vragen en achtergronden/RIVM. Geraadpleegd op 16 april 2021.

RIVM (z.d. c). Risicogroepen en Covid-19/RIVM. Geraadpleegd op 16-04 2021.

Santhagens, E. en S. van Oost (2021). In Coronatijd zoeken we vriendschappen dichter bij huis. EenVandaag, 31 januari 2021.

Smit, R., Taale, H. en P. van Beek (2020). Een virus en ons reisgedrag. In: Scheltes, A. Ton, D., Bekenkamp, L., Hoen, H., Hamersma, M. en N. Schaap, Colloquium vervoersplanologisch speurwerk (CVS) Anders dan anders corona editie, CVS-bundel. Zoetermeer: 82-83

Velzen, J. van (2020). Crisis drijft consument naar winkel in de buurt. Trouw, 23 november 2020. 

VOraad (z.d.). Laatste nieuws rond corona en onderwijs.

(z.d. = zonder datum)

Bijlage A. Marges

In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2020 uit de hoofdstukken 3 tot en met 6 vermeld samen met de onder- en bovengrens van de marge en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.

A.3.1 Marges totale vervoersprestatie van personen van 6 jaar of ouder in miljarden reizigerskilometers naar ritvervoerwijze, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal147,6145,1150,21,7
Personenauto als bestuurder77,976,079,82,5
Personenauto als passagier25,824,627,04,8
Trein9,58,710,38,3
Bus/tram/metro2,82,63,18,8
Fiets15,415,115,82,3
Lopen6,66,56,82,0
Overig9,58,710,38,4

A.3.2 Marges reguliere reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder in miljarden kilometers naar motief, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal147,0144,5149,41,7
Van en naar het werk36,435,337,53,1
Zakelijk en beroepsmatig10,910,011,88,1
Diensten en verzorging3,63,33,98,7
Winkelen en boodschappen doen14,714,115,23,7
Onderwijs of cursus volgen6,05,66,57,2
Visite en logeren24,022,925,24,7
Uitgaan, sport en hobby23,722,624,84,7
Toeren en wandelen12,211,812,74,0
Ander motief15,414,516,25,4

A.4.1 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar hoofdvervoerwijze, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 3522 3342 3710,8
Personenauto als bestuurder 805 792 8181,6
Personenauto als passagier 240 233 2472,8
Trein 33 31 356,3
Bus/tram/metro 35 33 376,4
Fiets 626 616 6371,7
Lopen 523 514 5321,7
Overig 90 85 955,5

A.4.2 Marges aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 inwoners van 6 jaar of ouder per dag naar motief, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal2 3522 3342 3710,8
Van en naar het werk 370 362 3771,9
Zakelijk en beroepsmatig 72 68 765,2
Diensten en verzorging 72 68 754,6
Winkelen en boodschappen doen 552 543 5611,6
Onderwijs of cursus volgen 138 133 1423,5
Visite en logeren 238 232 2442,5
Uitgaan, sport en hobby 357 350 3642,0
Toeren en wandelen 269 264 2752,0
Ander motief 285 277 2932,8

A.5.1 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar ritvervoerwijze, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal10,5810,4110,741,6
Personenauto als bestuurder16,3315,9916,662,0
Personenauto als passagier18,2117,4618,954,1
Trein48,5145,8951,135,4
Bus/tram/metro13,6212,6414,597,1
Fiets4,164,084,252,0
Lopen2,152,112,181,7
Overig17,3316,0918,577,2

A.5.2 Marges gemiddelde afstand per reguliere verplaatsing van personen van 6 jaar of ouder in kilometers naar motief, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal10,5810,4110,741,6
Van en naar het werk16,6616,2417,092,5
Zakelijk en beroepsmatig25,7624,1127,416,4
Diensten en verzorging8,557,919,197,5
Winkelen en boodschappen doen4,494,344,643,3
Onderwijs of cursus volgen7,446,957,926,5
Visite en logeren17,1016,3817,824,2
Uitgaan, sport en hobby11,2310,7411,714,3
Toeren en wandelen7,697,417,983,7
Ander motief9,138,689,584,9

A.6.1.1 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal73,873,474,20,5
Mannen74,473,874,90,8
Vrouwen73,272,773,80,8

A.6.1.2 Marges verkeersdeelname van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar maatschappelijke participatie, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal73,873,474,20,5
Werkzaam 12-30 uur per week82,781,883,71,2
Werkzaam ≥ 30 uur per week80,579,981,10,8
Scholier/student74,974,075,81,2
Werkloos66,163,168,94,5
Arbeidsongeschikt58,355,660,94,6
Gepensioneerd/VUT62,761,763,61,5
Overig62,160,763,52,3

A.6.2.1 Marges deelname aan het openbaar vervoer van personen van 6 jaar of ouder in procenten naar geslacht, 2020
WaardeOndergrens 95%-intervalBovengrens 95%-intervalRelatieve marge (%)
Totaal3,93,84,14,4
Mannen3,63,43,86,7
Vrouwen4,24,04,55,9