3. Sociale uitkeringen stuwen overheidsuitgaven
De overheidsuitgaven bedroegen in 2023 ruim 461 miljard euro, 7 procent meer dan in 2022. Uitgedrukt als percentage van het bbp was er echter sprake van een lichte daling, van 43,3 procent naar 43,2 procent. De absolute stijging is voor meer dan twee derde toe te schrijven aan de sociale uitkeringen, verreweg de grootste kostenpost van de overheid. Ook de apparaatskosten en de kosten van het prijsplafond voor energie droegen bij aan de toename van de overheidsuitgaven. De stijging werd daarentegen geremd doordat enkele incidentele uitgaven uit 2022 wegvielen, zoals diverse coronamaatregelen die zijn beëindigd.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023* | |
---|---|---|---|---|---|
Sociale uitkeringen | 172,8 | 177,3 | 188,0 | 195,9 | 218,0 |
Beloning van werknemers | 68,8 | 72,6 | 75,5 | 82,0 | 88,8 |
Intermediair verbruik | 48,9 | 51,1 | 56,9 | 60,6 | 67,2 |
Investeringen | 28,2 | 29,8 | 30,4 | 31,6 | 33,6 |
Overige uitgaven | 9,3 | 14,2 | 16,3 | 28,5 | 22,6 |
Subsidies | 9,6 | 33,9 | 30,5 | 19,2 | 18,0 |
Rente | 6,4 | 5,7 | 4,8 | 5,7 | 7,3 |
Afdrachten aan de Europese Unie | 5,3 | 5,9 | 6,8 | 6,5 | 5,6 |
Totaal | 349,3 | 390,4 | 409,2 | 430,0 | 461,2 |
*voorlopige cijfers |
3.1 Toename sociale uitkeringen groter dan in voorgaande jaren
De uitkeringslasten van de sociale uitkeringen kwamen in 2023 uit op 218,0 miljard euro, tegenover 195,9 miljard euro in 20223). Hiermee is de toename beduidend groter dan in de voorgaande jaren. Het gaat om uitkeringen in geld of natura die bedoeld zijn om huishoudens financiële zekerheid te bieden tegen inkomsensrisico’s als ziekte, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Ook bijdragen aan huishoudens om in bepaalde behoeftes te voorzien, zoals huisvesting en onderwijs, vallen onder de sociale uitkeringen. Ten slotte worden ook zorguitgaven zoals uitkeringen via de Zorgverzekeringwet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) tot de sociale uitkeringen gerekend. Sociale uitkeringen kunnen (gedeeltelijk) worden gefinancierd uit premies, waarbij de uitkering veelal wordt uitgekeerd door een van de socialezekerheidsfondsen. De Algemene ouderdomswet (AOW) en de Werkloosheidswet (WW) zijn hier voorbeelden van. Sociale uitkeringen kunnen echter ook betaald worden uit algemene middelen, zoals dit gebeurt bij de kinderbijslag en de zorgtoeslag.
De toename in 2023 is voor ongeveer een derde toe te schrijven aan verder stijgende zorgkosten via de Zvw en de Wlz. De uitgaven aan de Zvw stegen met ruim 4 miljard euro tot 52,7 miljard euro. Onder de Zvw vallen medische kosten die vergoed worden vanuit het basispakket van de zorgverzekering. De uitkeringen via de Wlz bedroegen bijna 30,9 miljard euro, een toename van 3,3 miljard euro ten opzichte van 2022. De Wlz heeft betrekking op langdurige zorg, zoals verblijf in een verzorgings- of verpleegtehuis.
Naast de zorguitgaven droeg ook de AOW flink bij de aan de stijgende uitkeringslasten. In 2023 keerde de overheid voor 47,9 miljard euro aan AOW-uitkeringen uit, een stijging van bijna 4 miljard euro. Dit is verreweg de grootste stijging sinds het begin van de huidige meetmethode in 1995. Dit komt voornamelijk doordat de hoogte van de AOW-uitkering toenam. Deze is namelijk gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon, dat in januari 2023 en juli 2023 met respectievelijk ruim 10 procent en 3 procent is verhoogd. Door een verhoging van de pensioenleeftijd was de toename van het aantal AOW-uitkeringen daarentegen relatief klein. Deze lag in 2023 op 66 jaar en 10 maanden, tegenover 66 jaar en 7 maanden in 2022.
Met een toename van ruim 60 procent tot 3,4 miljard euro kenden de uitkeringen in het kader van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) relatief de grootste toename. De WAZO bevat verschillende verlofregelingen voor het combineren van werk en zorgtaken, zoals geboorteverlof en zorgverlof. De stijging komt voornamelijk door de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof in augustus 2022. De WIA-uitkeringen, inkomensondersteuning bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, namen toe tot 10,5 miljard euro. Dit is 1,8 miljard euro meer dan in 2022. Ook dit hangt samen met de stijging van het minimumloon.
Met een toename van ruim 40 procent nam ook de uitgekeerde zorgtoeslag flink toe. Dit komt onder andere doordat ter compensatie van de gestegen prijzen de zorgtoeslag is verhoogd. Ook bij het Kindgebonden budget zorgden aanpassingen voor hogere uitgaven. Zo is in 2023 het maximumbedrag voor het derde kind verhoogd, waarna dit gelijk is aan het maximumbedrag voor het tweede kind. Daarnaast is het Kindgebonden budget voor alleenstaande ouders extra verhoogd. De uitkeringslasten van het Kindgebonden budget stegen hierdoor naar 3,7 miljard euro, een miljard euro meer dan in het voorgaande jaar.
3.2 Apparaatskosten en rentelasten in de plus
Na de sociale uitkeringen droegen de apparaatskosten het meeste bij aan de stijging van de overheidsuitgaven. Deze namen in 2023 met 9 procent toe tot 156,1 miljard euro, waarmee de stijging groter is dan in voorgaande jaren. De apparaatskosten vormen ongeveer een derde van de totale overheidsuitgaven. Vooral bij de Rijksoverheid en gemeenten namen de apparaatskosten relatief veel toe.
Overheidslaag | 2023 |
---|---|
Overige lokale overheden | 43,2 |
Rijksoverheid | 35,9 |
Gemeenten | 33,3 |
Overige centrale overheid | 25,2 |
Gemeenschappelijke regelingen | 8,4 |
Socialezekerheidsfondsen | 5 |
Provincies | 2,6 |
Waterschappen | 2,4 |
*voorlopige cijfers |
Net als vorig jaar stegen de rentelasten. In 2023 betaalde de overheid 7,3 miljard euro rente over haar schuld, tegenover 5,7 miljard euro in 20224). Hiermee lijkt een einde te zijn gekomen aan de dalende trend van de voorliggende jaren; tussen 2008 en 2021 namen de rentelasten af van 13,9 miljard euro naar 4,8 miljard euro. In deze jaren profiteerde de Staat van de steeds lagere rentetarieven waartegen de schuld kon worden gefinancierd. Sinds 2022 zitten de rentetarieven weer in de lift. Historisch gezien zijn de rentelasten echter nog altijd zeer laag. Ter vergelijking, sinds het begin van deze eeuw is de schuld verdubbeld, maar zijn de rentelasten gehalveerd.
Niet alle overheidsuitgaven namen in 2023 toe. Zo daalde het bedrag aan uitgekeerde subsidies, van 19,2 miljard euro in 2022 naar 18,0 miljard euro in 2023. De afname is een saldo van meerdere ontwikkelingen. Doordat diverse coronagerelateerde maatregelen eindigden, namen de uitgaven met 3,6 miljard euro af. Ook een incidenteel hogere subsidie in 2022 aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) droeg bij aan de daling. Daartegenover staat dat de overheid 4,1 miljard euro kwijt was aan het zogenoemde prijsplafond voor energie. Om energie betaalbaar te houden waren in 2023 voor kleinverbruikers namelijk maximumtarieven voor gas en elektriciteit van kracht, waarbij energiebedrijven gecompenseerd werden voor het verschil tussen de werkelijke prijzen en het prijsplafond.
Daarnaast daalden de uitgaven doordat huishoudens in november en december 2022 190 euro compensatie voor de gestegen energieprijzen ontvingen, wat het Rijk destijds 3,1 miljard euro kostte. Ten slotte namen de belastingbetalingen van het overheidsbedrijf Energie Beheer Nederland (EBN) af, vooral doordat zij in 2022 onderhevig waren aan de solidariteitsbijdrage. Dit is een eenmalige belasting op de overwinsten van bedrijven uit de fossiele sector. Aangezien de belastingbetalingen van EBN worden ontvangen door het Rijk heeft dit echter geen effect op het overheidssaldo.
4) Dit zijn de rentelasten conform de definitie van nationale rekeningen. Hierbij zijn de werkelijke rentelasten gecorrigeerd voor indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (toegerekende bankdiensten).