Overheidsfinanciën, derde kwartaal 2020

Rentelasten blijven historisch laag

Hoewel de Nederlandse overheidsschuld in het eerste halfjaar van 2020 met bijna 47 miljard euro is toegenomen, zijn de rentelasten als percentage van de overheidsschuld gedaald van 2,0 procent in het vierde kwartaal van 2019 naar 1,5 procent in het derde kwartaal van 2020. Sinds het begin van de tijdreeks in 1995 waren de rentelasten ook in absoluut opzicht niet eerder zo laag.

4.1 Rentelasten als percentage van de overheidsschuld
JaarKwartaalRentepercentage (% overheidsschuld)
20001e kwartaal6,27
20002e kwartaal6,16
20003e kwartaal6,28
20004e kwartaal6,40
20011e kwartaal6,13
20012e kwartaal5,96
20013e kwartaal5,91
20014e kwartaal6,01
20021e kwartaal5,42
20022e kwartaal5,73
20023e kwartaal5,71
20024e kwartaal5,47
20031e kwartaal5,34
20032e kwartaal5,20
20033e kwartaal5,12
20034e kwartaal4,98
20041e kwartaal5,04
20042e kwartaal4,92
20043e kwartaal4,69
20044e kwartaal4,94
20051e kwartaal4,80
20052e kwartaal4,63
20053e kwartaal4,61
20054e kwartaal4,48
20061e kwartaal4,65
20062e kwartaal4,34
20063e kwartaal4,52
20064e kwartaal4,45
20071e kwartaal4,50
20072e kwartaal4,46
20073e kwartaal4,63
20074e kwartaal4,92
20081e kwartaal4,92
20082e kwartaal4,80
20083e kwartaal4,73
20084e kwartaal4,63
20091e kwartaal3,88
20092e kwartaal3,70
20093e kwartaal3,81
20094e kwartaal3,50
20101e kwartaal3,55
20102e kwartaal3,46
20103e kwartaal3,31
20104e kwartaal3,11
20111e kwartaal3,07
20112e kwartaal3,21
20113e kwartaal3,19
20114e kwartaal3,45
20121e kwartaal3,00
20122e kwartaal2,99
20123e kwartaal2,87
20124e kwartaal3,08
20131e kwartaal2,73
20132e kwartaal2,68
20133e kwartaal2,64
20134e kwartaal2,59
20141e kwartaal2,58
20142e kwartaal2,57
20143e kwartaal2,42
20144e kwartaal2,46
20151e kwartaal2,33
20152e kwartaal2,32
20153e kwartaal2,29
20154e kwartaal2,28
20161e kwartaal2,28
20162e kwartaal2,23
20163e kwartaal2,14
20164e kwartaal2,12
20171e kwartaal2,07
20172e kwartaal2,10
20173e kwartaal2,05
20174e kwartaal2,02
20181e kwartaal1,95
20182e kwartaal2,02
20183e kwartaal1,93
20184e kwartaal2,00
20191e kwartaal1,89
20192e kwartaal1,95
20193e kwartaal1,76
20194e kwartaal1,92
20201e kwartaal1,73
20202e kwartaal1,65
20203e kwartaal1,49


De lage rente wordt onder andere veroorzaakt door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied is het hoofddoel van de ECB. Aangezien de inflatie al enige tijd lager is dan de nagestreefde 2,0 procent, rekent de ECB een lage rente (momenteel -0,5 procent) voor de tegoeden die banken bij de centrale bank aanhouden.

In principe heeft het rentebeleid van de ECB een drukkend effect op de rentelasten van alle Eurolanden. Er zijn echter wel verschillen in kredietwaardigheid tussen de verschillende Eurolanden die leiden tot verschillen in relatieve rentelasten. Nederland heeft op dit moment bij de kredietbeoordelaars S&P, Moody’s en Fitch de hoogst mogelijke kredietrating (respectievelijk AAA, Aaa en AAA). Door de lage rente en haar grote kredietwaardigheid kan de Nederlandse overheid tegen zeer lage tarieven op de kapitaalmarkt geld lenen.

0 120 200 180 160 140 100 80 60 20 Schuldquote (% bbp) Tienjaars obligatierendement (%) -0,6 -0,4 -0,2 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6 4.2 Schuldquote landen Eurozone versus effectief rendement op tienjaars staatsobligaties, ultimo juni 2020 40 POR SPA CYP ITA GRI FRA SLV BEL COS DUI NED FIN IER SLW LET LIT MAL LUX0120200180160140100806020Schuldquote (% bbp)Tienjaars obligatierendement (%)-0,6-0,4-0,200,20,40,60,81,01,21,41,64.2 Schuldquote landen Eurozone versus effectief rendement op tienjaars staatsobligaties, ultimo juni 202040PORSPACYPITAGRIFRASLVBELCOSDUINEDFINIERSLWLETLITMALLUX


In Figuur 4.2 is voor de Eurolanden 4) de schuldquote, de overheidsschuld als percentage van het bbp, halverwege dit jaar afgezet tegen de op dat moment geldende rente op staatsobligaties met een looptijd van tien jaar. Hoewel dit niet de enige factor is, blijkt uit de bovenstaande figuur dat landen met een relatief hoge overheidsschuld ook tegen een hoger rentepercentage lenen. Een hogere schuld leidt immers tot hogere risico’s voor geldgevers. Ten opzichte van andere landen heeft Nederland een relatief lage overheidsschuld. Op dit moment is de Nederlandse overheid in staat om nieuwe leningen te financieren tegen negatieve rentes.

De tienjaarsrente op staatsobligaties geeft geen volledig beeld van de rentelasten van de overheid. Ten eerste geeft de overheid ook staatsobligaties uit met andere looptijden dan tien jaar waar andere rentepercentages voor gelden. Ten tweede worden de rentelasten van overheden naast de rente op obligaties ook bepaald door de rentes op leningen en deposito’s. Ten derde bepalen de rentepercentages van schulden die in het verleden zijn aangegaan ook voor een groot deel de huidige lasten. Ten slotte geldt de weergegeven tienjaarsrente slechts voor het Rijk en niet voor andere instellingen die tot de overheid gerekend worden.

4.3 Index rente en schuld (1e kwartaal, 2000 = 100)
JaarKwartaalReële schuld (%)Reële rente (%)Rentepercentage (%)
20001e kwartaal100,0100,0100,0
20002e kwartaal96,498,1101,7
20003e kwartaal95,197,0101,9
20004e kwartaal91,397,1106,3
20011e kwartaal89,588,999,2
20012e kwartaal92,688,095,0
20013e kwartaal90,187,096,6
20014e kwartaal88,887,598,6
20021e kwartaal88,677,287,2
20022e kwartaal89,682,992,5
20023e kwartaal88,281,992,9
20024e kwartaal88,778,989,0
20031e kwartaal89,776,685,5
20032e kwartaal89,775,884,6
20033e kwartaal90,674,382,1
20034e kwartaal91,573,980,9
20041e kwartaal92,674,680,7
20042e kwartaal94,174,579,3
20043e kwartaal94,671,375,5
20044e kwartaal93,975,980,9
20051e kwartaal92,671,877,7
20052e kwartaal97,971,573,2
20053e kwartaal94,671,475,6
20054e kwartaal94,969,072,9
20061e kwartaal94,470,975,3
20062e kwartaal94,466,370,4
20063e kwartaal92,868,273,7
20064e kwartaal90,566,373,4
20071e kwartaal90,765,572,4
20072e kwartaal92,366,171,8
20073e kwartaal91,268,875,6
20074e kwartaal89,572,180,7
20081e kwartaal90,771,178,5
20082e kwartaal91,270,677,5
20083e kwartaal92,370,176,0
20084e kwartaal116,778,967,7
20091e kwartaal119,773,661,6
20092e kwartaal116,771,061,0
20093e kwartaal116,872,362,0
20094e kwartaal115,766,257,3
20101e kwartaal115,065,757,2
20102e kwartaal119,465,855,2
20103e kwartaal119,463,853,5
20104e kwartaal121,260,750,1
20111e kwartaal120,359,649,5
20112e kwartaal122,763,251,4
20113e kwartaal123,263,451,3
20114e kwartaal125,369,855,5
20121e kwartaal124,860,348,2
20122e kwartaal128,261,547,8
20123e kwartaal128,559,446,1
20124e kwartaal131,364,849,2
20131e kwartaal129,857,243,9
20132e kwartaal133,757,442,8
20133e kwartaal132,456,742,7
20134e kwartaal133,556,141,9
20141e kwartaal131,655,241,8
20142e kwartaal134,955,641,1
20143e kwartaal133,552,639,3
20144e kwartaal135,154,039,9
20151e kwartaal136,751,237,4
20152e kwartaal132,850,638,1
20153e kwartaal131,949,237,3
20154e kwartaal131,349,037,3
20161e kwartaal130,748,437,0
20162e kwartaal129,547,236,4
20163e kwartaal126,544,435,0
20164e kwartaal127,843,934,3
20171e kwartaal123,642,234,1
20172e kwartaal123,342,234,2
20173e kwartaal119,940,433,7
20174e kwartaal121,039,632,7
20181e kwartaal118,137,832,0
20182e kwartaal116,338,433,0
20183e kwartaal114,436,131,5
20184e kwartaal114,637,232,4
20191e kwartaal111,034,431,0
20192e kwartaal112,035,231,5
20193e kwartaal108,731,529,0
20194e kwartaal108,533,831,2
20201e kwartaal110,830,827,9
20202e kwartaal120,630,925,7
20203e kwartaal120,129,024,2


Kijkend naar de ontwikkeling van de financieringskosten in de afgelopen jaren valt op dat de Nederlandse overheid in staat is geweest een per saldo stijgende schuld te financieren tegen dalende rentekosten. De effectieve rente (nominale rentebetalingen gedeeld door de nominale schuld) op de overheidsschuld is gedurende deze eeuw met 4,8 procentpunt gedaald, van 6,3 naar 1,5 procent. Uiteraard heeft de daling van de schuld in de periode 2015-2019 de rentelasten extra gedrukt. De aanzienlijke stijging van de schuld in 2020 heeft nauwelijks consequenties voor de omvang van rentebetalingen die 1,9 miljard bedroegen in het vierde kwartaal van 2019 en 1,6 miljard euro in het derde kwartaal van 2020. Dit is ook niet verwonderlijk als nieuwe leningen kunnen worden gefinancierd tegen negatieve rentes.
4) Estland is niet meegenomen in deze vergelijking omdat er geen data beschikbaar zijn over het 10 jaar obligatierendement per 30 juni 2020.