Overheidsfinanciën, derde kwartaal 2020

Effect van de coronacrisis op de Nederlandse en Europese overheidsfinanciën

Over deze publicatie

In deze kwartaalmonitor Overheidsfinanciën aandacht voor het effect van de coronacrisis op de Nederlandse en Europese overheidsfinanciën.

Overheidstekort groeit door

In het derde kwartaal van 2020 overtroffen de uitgaven van de overheid de inkomsten met ruim 12 miljard euro. De uitgaven zijn met ruim 10 miljard euro sterk toegenomen ten opzichte van het derde kwartaal van 2019, terwijl de inkomsten ruim een miljard euro lager zijn. Gemeten op jaarbasis, over de periode van het vierde kwartaal 2019 tot en met het derde kwartaal van 2020, bedroeg het overheidstekort 3,1 procent bruto binnenlands product (bbp). Ondanks het tekort nam de overheidsschuld af met 0,4 miljard euro en kwam aan het einde van het derde kwartaal uit op 55,2 procent bbp.

1.1 Overheidsinkomsten en -uitgaven op jaarbasis*
JaarKwartaalInkomsten (% bbp)Uitgaven (% bbp)
20081e kwartaal42,742,6
20082e kwartaal42,942,7
20083e kwartaal43,142,6
20084e kwartaal43,343,1
20091e kwartaal43,344,1
20092e kwartaal43,144,9
20093e kwartaal43,046,4
20094e kwartaal42,547,6
20101e kwartaal42,547,9
20102e kwartaal42,848,4
20103e kwartaal42,448,2
20104e kwartaal42,647,9
20111e kwartaal42,947,5
20112e kwartaal42,547,2
20113e kwartaal42,947,0
20114e kwartaal42,446,8
20121e kwartaal42,446,8
20122e kwartaal42,746,7
20123e kwartaal42,546,8
20124e kwartaal42,846,8
20131e kwartaal43,346,9
20132e kwartaal43,546,8
20133e kwartaal43,946,8
20134e kwartaal43,646,5
20141e kwartaal43,346,3
20142e kwartaal43,446,3
20143e kwartaal43,446,0
20144e kwartaal43,645,7
20151e kwartaal43,745,7
20152e kwartaal43,345,3
20153e kwartaal42,944,9
20154e kwartaal42,644,6
20161e kwartaal42,644,4
20162e kwartaal43,144,2
20163e kwartaal43,644,1
20164e kwartaal43,643,6
20171e kwartaal43,943,2
20172e kwartaal43,742,8
20173e kwartaal43,642,5
20174e kwartaal43,742,5
20181e kwartaal43,942,3
20182e kwartaal43,942,1
20183e kwartaal44,042,1
20184e kwartaal43,742,3
20191e kwartaal43,942,4
20192e kwartaal43,842,3
20193e kwartaal43,642,3
20194e kwartaal43,742,0
20201e kwartaal43,642,1
20202e kwartaal43,645,2
20203e kwartaal43,546,5
* gemeten als de som van vier kwartalen


De stijging van de uitgaven in het derde kwartaal werd voor het grootste deel veroorzaakt door subsidies die door de Nederlandse overheid zijn verstrekt aan het bedrijfsleven vanwege de coronacrisis. In totaal werd voor 6 miljard euro meer aan subsidies uitgegeven dan in hetzelfde kwartaal vorig jaar. De Nederlandse overheid verstrekte in het derde kwartaal van 2020 ook 3,3 miljard euro meer aan sociale uitkeringen vergeleken met hetzelfde kwartaal van 2019. In het vervolg van deze kwartaalmonitor wordt dieper ingegaan op een aantal coronamaatregelen van de overheid.

Naast de stijging van de uitgaven werd het toegenomen overheidstekort ook veroorzaakt door teruggelopen inkomsten. In het derde kwartaal waren de inkomsten van de overheid 1,4 miljard euro lager dan in hetzelfde kwartaal vorig jaar. Onder andere de inkomsten uit de vennootschaps- en dividendbelasting liepen met respectievelijk 0,7 en 0,6 miljard euro terug. Door de stijgende uitgaven en dalende inkomsten kwam het overheidstekort gemeten als som van de vier kwartalen uit op 3,1 procent bbp.

1.2 Overheidssaldo op jaarbasis*
JaarKwartaalEMU-norm (% bbp)Overheidssaldo op jaarbasis (% bbp)
20091e kwartaal-3-0,79
20092e kwartaal-3-1,83
20093e kwartaal-3-3,40
20094e kwartaal-3-5,09
20101e kwartaal-3-5,41
20102e kwartaal-3-5,59
20103e kwartaal-3-5,76
20104e kwartaal-3-5,25
20111e kwartaal-3-4,62
20112e kwartaal-3-4,66
20113e kwartaal-3-4,05
20114e kwartaal-3-4,43
20121e kwartaal-3-4,31
20122e kwartaal-3-4,03
20123e kwartaal-3-4,29
20124e kwartaal-3-3,92
20131e kwartaal-3-3,67
20132e kwartaal-3-3,30
20133e kwartaal-3-2,90
20134e kwartaal-3-2,93
20141e kwartaal-3-2,95
20142e kwartaal-3-2,88
20143e kwartaal-3-2,55
20144e kwartaal-3-2,15
20151e kwartaal-3-2,02
20152e kwartaal-3-2,04
20153e kwartaal-3-2,05
20154e kwartaal-3-2,02
20161e kwartaal-3-1,77
20162e kwartaal-3-1,08
20163e kwartaal-3-0,54
20164e kwartaal-30,02
20171e kwartaal-30,76
20172e kwartaal-30,87
20173e kwartaal-31,11
20174e kwartaal-31,26
20181e kwartaal-31,61
20182e kwartaal-31,77
20183e kwartaal-31,92
20184e kwartaal-31,37
20191e kwartaal-31,47
20192e kwartaal-31,49
20193e kwartaal-31,29
20194e kwartaal-31,72
20201e kwartaal-31,53
20202e kwartaal-3-1,57
20203e kwartaal-3-3,05
* gemeten als de som van vier kwartalen


De schuld bleef nagenoeg stabiel. Zodoende vertaalde het overheidstekort van ruim 12 miljard euro zich niet in een vergelijkbare schuldtoename. Bedrijven, instellingen en huishoudens betaalden in het derde kwartaal een deel van de belastingen en premies ter waarde van 9 miljard euro waarvoor in het eerste halfjaar uitstel was verleend. Deze inkomsten tellen mee in het overheidssaldo van het eerste halfjaar. Doordat het geld niet in het eerste halfjaar ontvangen was, moest de overheid destijds extra lenen om de uitgaven te financieren. Mede hierdoor was de schuldtoename in het eerste halfjaar hoger dan het tekort. In het derde kwartaal was het omgekeerde het geval. Onder andere daardoor is er geen kastekort ontstaan in dit kwartaal.

1.3 Schuldquote
JaarKwartaalEMU-norm (% bbp)Schuldquote (% bbp)
20001e kwartaal6059,5
20002e kwartaal6056,5
20003e kwartaal6055,5
20004e kwartaal6052,1
20011e kwartaal6051,4
20012e kwartaal6052,5
20013e kwartaal6051,1
20014e kwartaal6049,5
20021e kwartaal6050,0
20022e kwartaal6050,1
20023e kwartaal6049,4
20024e kwartaal6048,8
20031e kwartaal6049,9
20032e kwartaal6049,4
20033e kwartaal6050,4
20034e kwartaal6050,0
20041e kwartaal6051,0
20042e kwartaal6051,3
20043e kwartaal6051,7
20044e kwartaal6050,3
20051e kwartaal6050,2
20052e kwartaal6052,4
20053e kwartaal6050,7
20054e kwartaal6049,8
20061e kwartaal6049,2
20062e kwartaal6048,6
20063e kwartaal6047,5
20064e kwartaal6045,2
20071e kwartaal6045,4
20072e kwartaal6045,6
20073e kwartaal6044,6
20074e kwartaal6043,0
20081e kwartaal6043,9
20082e kwartaal6043,8
20083e kwartaal6044,1
20084e kwartaal6054,7
20091e kwartaal6057,5
20092e kwartaal6056,7
20093e kwartaal6057,2
20094e kwartaal6056,8
20101e kwartaal6057,6
20102e kwartaal6059,2
20103e kwartaal6059,1
20104e kwartaal6059,3
20111e kwartaal6059,5
20112e kwartaal6060,4
20113e kwartaal6061,1
20114e kwartaal6061,7
20121e kwartaal6062,5
20122e kwartaal6064,0
20123e kwartaal6065,0
20124e kwartaal6066,3
20131e kwartaal6066,7
20132e kwartaal6068,3
20133e kwartaal6067,8
20134e kwartaal6067,7
20141e kwartaal6067,1
20142e kwartaal6068,6
20143e kwartaal6068,1
20144e kwartaal6067,9
20151e kwartaal6069,0
20152e kwartaal6066,8
20153e kwartaal6065,9
20154e kwartaal6064,7
20161e kwartaal6064,3
20162e kwartaal6063,3
20163e kwartaal6061,7
20164e kwartaal6061,9
20171e kwartaal6059,7
20172e kwartaal6058,9
20173e kwartaal6057,0
20174e kwartaal6056,9
20181e kwartaal6055,1
20182e kwartaal6054,0
20183e kwartaal6052,9
20184e kwartaal6052,4
20191e kwartaal6050,9
20192e kwartaal6051,0
20193e kwartaal6049,3
20194e kwartaal6048,7
20201e kwartaal6049,5
20202e kwartaal6055,2
20203e kwartaal6055,2


Voor het financieren van de coronamaatregelen trok het Rijk al in het eerste en met name het tweede kwartaal externe financiering aan. In het tweede kwartaal steeg de schuld met 38,4 miljard euro tot 55,2 procent bbp. Per eind september was de schuldquote onveranderd en bleef vooralsnog onder de Europese norm van 60 procent bbp.

Kerncijfers overheidsfinanciën

20192019202020202020
3e kwartaal4e kwartaal1e kwartaal2e kwartaal3e kwartaal
InkomstenMiljard euro81,789,395,881,980,3
UitgavenMiljard euro82,286,386,6106,392,5
SaldoMiljard euro-0,43,09,3-24,4-12,2
OverheidsschuldMiljard euro395,1394,7403,1441,5441,2
Saldo% bbp1)1,3 1,7 1,5-1,6-3,1
Overheidsschuld% bbp1)49,3 48,7 49,555,255,2

StatLine: Overheidsfinanciën; kerncijfers
1) Op jaarbasis, gemeten als de som van vier kwartalen. 

Uitgaven steunmaatregelen lager in 3e kwartaal

In het derde kwartaal van 2020 bedroegen de uitgaven aan steunmaatregelen in het kader van de coronacrisis ruim 6 miljard euro1). Hiermee waren deze uitgaven een stuk lager dan in het voorgaande kwartaal. Tot en met het derde kwartaal verleende de overheid voor 20 miljard euro2) aan steun in 2020.

Tot op heden heeft het kabinet drie steunpakketten aangekondigd, waarvan het derde pakket loopt tot medio 2021. Met het volledige pakket aan steunmaatregelen is naar schatting van het kabinet 52 miljard euro3) gemoeid. In het derde kwartaal gaf de overheid ruim 6 miljard euro uit aan steunmaatregelen. In de voorgaande twee kwartalen verleende de overheid voor 14 miljard euro aan steun.

2.1 Uitgaven overheid aan steunmaatregelen
RegelingEerste kwartaal 2020 (mld. euro)Tweede kwartaal 2020 (mld. euro)Derde kwartaal 2020 (mld. euro)
NOW0,89,14,4
TOZO01,70,7
TOGS/TLV0,10,80,6
Overig0,11,40,7


De NOW (Tijdelijke Noodmaatregel voor Overbrugging Werkgelegenheid) is verreweg de grootste kostenpost. De NOW compenseert ondernemers voor een groot deel van de loonkosten bij een omzetdaling. Het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen), de uitvoerder van deze regeling, verstrekte in het derde kwartaal ruim 4 miljard euro aan NOW subsidies. In de eerste drie kwartalen is met deze regeling een bedrag van 14 miljard euro gemoeid, waarmee de NOW goed is voor twee derde van de noodsteun.

Zelfstandige ondernemers die door de coronacrisis in financiële moeilijkheden komen worden ondersteund via de TOZO (Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers). De TOZO wordt uitgevoerd door de gemeenten. In het derde kwartaal verstrekten gemeenten 0,7 miljard euro aan ondersteuning door middel van de TOZO. Dit is wel beduidend minder dan het tweede kwartaal, toen de gemeenten in het kader van deze regeling 1,7 miljard euro uitkeerden.

Een derde steunmaatregel voor ondernemers betreft de TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19). Deze steunmaatregel is eind juni opgevolgd door de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). De TOGS en TVL zijn beide tegemoetkomingen voor ondernemers die direct schade ondervinden van de diverse kabinetsmaatregelen om het coronavirus in te dammen, zoals het sluiten van de horeca. De TOGS omvatte een vast bedrag van 4 000 euro, terwijl bij de TVL de tegemoetkoming afhankelijk is van het omzetverlies. De overheid registreerde in het derde kwartaal van 2020 ruim een half miljard euro met betrekking tot deze steunmaatregel.

Naast de drie bovenstaande noodmaatregelen zijn er nog diverse andere steunmaatregelen van kleinere omvang. Zo werd in het derde kwartaal een half miljard euro uitgetrokken voor de aanschaf van extra medische hulpmiddelen. In het tweede kwartaal was in dit kader al zo’n 0,4 miljard euro bijgedragen. Bij andere steunmaatregelen lag het zwaartepunt van de uitgaven in het tweede kwartaal van 2020. Zo ontvingen zorgaanbieders 0,6 miljard euro voor extra gemaakte kosten, waarvan 0,5 miljard euro in het tweede kwartaal. De sierteelt en voedingstuinbouw ontving 0,2 miljard euro aan ondersteuning. Daarnaast hebben ouders die hun eigen bijdrage voor de kinderopvang hebben doorbetaald, terwijl deze gesloten was, een vergoeding gekregen. Dit kostte de schatkist in het tweede kwartaal 0,3 miljard euro.
1) Dit bedrag betreft de niet-financiële transacties van de overheid, exclusief overdrachten binnen de overheid
2) Bedragen zijn gebaseerd op voorlopige cijfers en kunnen worden bijgesteld
3) Raming ministerie van Financiën 16 december 2020, inclusief financiële transacties

Steunmaatregelen stuwen uitgaven in Europa op

Net als in Nederland zijn ook in de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) de overheidsuitgaven in het eerste halfjaar van 2020 sterk toegenomen ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Deze toename was echter in de meeste landen minder groot dan in Nederland. De uitgaven in Nederland namen toe met ruim 12 procent, of 21 miljard euro, terwijl de uitgaven van de 27 lidstaten samen met ruim 7 procent groeiden, of 233 miljard euro. Net als in Nederland namen de uitgaven van de andere EU landen vooral toe door maatregelen om de negatieve effecten van de coronacrisis op de economie te verzachten. Wel kromp in dezelfde periode het bbp in de EU sterker dan in Nederland.

3.1 Toename overheidsuitgaven eerste helft 2020
LandToename overheidsuitgaven (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
Polen22,2
Verenigd Koninkrijk20,2
Litouwen19,2
Slovenië17,8
Luxemburg16,2
Ierland15,8
Bulgarije13,8
Malta13,0
Nederland12,2
Oostenrijk12
Estland11,4
Spanje11,1
Cyprus10,5
Roemenië10,1
Duitsland9,3
Tsjechië8,9
Slowakije8,5
EU-277,4
België7
Denemarken6,9
Letland6,4
Italië5,0
Kroatië4,9
Portugal4,9
Finland4,8
Zweden4,8
Hongarije4,4
Griekenland3,3
Frankrijk1,0


In Nederland waren de stijgende uitgaven vooral toe te schrijven aan een forse toename van verstrekte subsidies met een omvang van bijna 18 miljard euro. Het grootste deel van deze stijging (10 miljard euro) kwam van loonsubsidies in het kader van de NOW. Voor de EU als geheel namen naast de verstrekte subsidies (toename van ruim 89 miljard euro) ook de sociale uitkeringen met een vergelijkbaar bedrag toe. Dit kwam doordat in veel lidstaten de toegenomen werkloosheid door de coronacrisis gepaard ging met een stijging van de werkloosheidsuitkeringen, al dan niet speciaal opgezet als steunmaatregel in het kader van de coronacrisis.

De uitgavenquotes, de overheidsuitgaven als percentage van het bbp, laten voor veel lidstaten van de EU een recordstijging zien door de toenemende uitgaven en een krimpend bbp.

3.2 Uitgavenquotes van de grootste Europese economieën en de EU
   EU-27 (% bbp)Duitsland (% bbp)Spanje (% bbp)Frankrijk (% bbp)Italië (% bbp)Nederland (% bbp)Verenigd Koninkrijk (% bbp)
20071e kwartaal46,144,638,552,847,542,841,0
20072e kwartaal45,944,138,752,647,442,740,9
20073e kwartaal45,743,738,752,647,342,541,0
20074e kwartaal45,643,439,352,646,842,341,0
20081e kwartaal45,743,439,752,646,942,641,3
20082e kwartaal45,943,440,252,647,242,741,6
20083e kwartaal46,143,640,752,847,442,643,1
20084e kwartaal46,744,241,453,347,843,144,3
20091e kwartaal47,645,142,554,148,844,145,7
20092e kwartaal48,846,344,055,449,844,947,0
20093e kwartaal49,947,545,256,350,546,446,6
20094e kwartaal50,748,246,257,251,147,647,2
20101e kwartaal50,948,246,757,551,047,947,3
20102e kwartaal50,748,046,657,350,748,447,3
20103e kwartaal50,848,846,657,250,548,247,5
20104e kwartaal50,548,146,056,949,947,947,3
20111e kwartaal50,047,445,956,649,647,546,9
20112e kwartaal49,746,945,656,449,447,246,6
20113e kwartaal49,245,445,556,348,947,046,3
20114e kwartaal49,145,246,256,349,246,845,8
20121e kwartaal49,245,046,356,449,546,745,5
20122e kwartaal49,445,046,856,749,946,746,1
20123e kwartaal49,545,047,056,850,346,845,7
20124e kwartaal49,744,948,757,150,646,845,6
20131e kwartaal49,945,148,557,350,846,945,1
20132e kwartaal49,945,148,357,350,946,844,4
20133e kwartaal49,945,048,257,451,146,744,3
20134e kwartaal49,644,945,857,251,046,543,9
20141e kwartaal49,444,645,857,250,746,343,7
20142e kwartaal49,244,545,657,350,746,343,3
20143e kwartaal49,044,345,157,250,646,043,2
20144e kwartaal49,044,345,157,250,945,743,1
20151e kwartaal48,844,344,957,050,845,742,9
20152e kwartaal48,644,344,657,050,745,342,8
20153e kwartaal48,344,144,456,950,544,942,7
20154e kwartaal48,144,143,956,850,344,642,3
20161e kwartaal47,944,243,556,650,044,442,1
20162e kwartaal47,644,043,356,349,644,241,9
20163e kwartaal47,644,443,056,549,444,141,8
20164e kwartaal47,344,442,456,749,143,641,6
20171e kwartaal47,244,242,156,748,843,141,3
20172e kwartaal47,144,541,756,749,142,841,5
20173e kwartaal46,944,241,456,749,042,541,2
20174e kwartaal46,744,241,256,548,842,441,3
20181e kwartaal46,644,141,256,448,642,341,3
20182e kwartaal46,443,841,256,248,242,141,1
20183e kwartaal46,444,041,455,948,342,141,0
20184e kwartaal46,644,541,755,748,442,341,1
20191e kwartaal46,644,541,755,648,542,440,9
20192e kwartaal46,744,942,055,648,742,341,1
20193e kwartaal46,745,142,255,648,742,341,1
20194e kwartaal46,645,242,155,648,642,041,1
20201e kwartaal47,245,742,956,249,642,141,6
20202e kwartaal49,948,247,158,552,645,246,7


De uitgavenquote van de EU is in het eerste halfjaar van 2020 toegenomen met bijna 4 procentpunt naar bijna 50 procent bbp. Niet eerder is de uitgavenquote van de EU zo snel toegenomen. Ook de Nederlandse uitgavenquote nam met ruim 3 procentpunt bbp toe naar een niveau van 45,2 procent bbp. Deze stijgingen van de uitgavenquote vallen uiteen in daadwerkelijk toegenomen overheidsbestedingen en een lager bbp. De relatieve toename van de overheidsuitgaven in Nederland van 12 procent in de eerste helft van 2020 (oftewel 21 miljard euro) is bijvoorbeeld ongeveer even groot als de relatieve toename van de overheidsuitgaven in Spanje (11 procent). De uitgavenquote is in Spanje is echter sterker gestegen, doordat de krimp van het Spaanse bbp in de eerste helft van 2020 groter was dan die van het Nederlandse bbp.

Rentelasten blijven historisch laag

Hoewel de Nederlandse overheidsschuld in het eerste halfjaar van 2020 met bijna 47 miljard euro is toegenomen, zijn de rentelasten als percentage van de overheidsschuld gedaald van 2,0 procent in het vierde kwartaal van 2019 naar 1,5 procent in het derde kwartaal van 2020. Sinds het begin van de tijdreeks in 1995 waren de rentelasten ook in absoluut opzicht niet eerder zo laag.

4.1 Rentelasten als percentage van de overheidsschuld
JaarKwartaalRentepercentage (% overheidsschuld)
20001e kwartaal6,27
20002e kwartaal6,16
20003e kwartaal6,28
20004e kwartaal6,40
20011e kwartaal6,13
20012e kwartaal5,96
20013e kwartaal5,91
20014e kwartaal6,01
20021e kwartaal5,42
20022e kwartaal5,73
20023e kwartaal5,71
20024e kwartaal5,47
20031e kwartaal5,34
20032e kwartaal5,20
20033e kwartaal5,12
20034e kwartaal4,98
20041e kwartaal5,04
20042e kwartaal4,92
20043e kwartaal4,69
20044e kwartaal4,94
20051e kwartaal4,80
20052e kwartaal4,63
20053e kwartaal4,61
20054e kwartaal4,48
20061e kwartaal4,65
20062e kwartaal4,34
20063e kwartaal4,52
20064e kwartaal4,45
20071e kwartaal4,50
20072e kwartaal4,46
20073e kwartaal4,63
20074e kwartaal4,92
20081e kwartaal4,92
20082e kwartaal4,80
20083e kwartaal4,73
20084e kwartaal4,63
20091e kwartaal3,88
20092e kwartaal3,70
20093e kwartaal3,81
20094e kwartaal3,50
20101e kwartaal3,55
20102e kwartaal3,46
20103e kwartaal3,31
20104e kwartaal3,11
20111e kwartaal3,07
20112e kwartaal3,21
20113e kwartaal3,19
20114e kwartaal3,45
20121e kwartaal3,00
20122e kwartaal2,99
20123e kwartaal2,87
20124e kwartaal3,08
20131e kwartaal2,73
20132e kwartaal2,68
20133e kwartaal2,64
20134e kwartaal2,59
20141e kwartaal2,58
20142e kwartaal2,57
20143e kwartaal2,42
20144e kwartaal2,46
20151e kwartaal2,33
20152e kwartaal2,32
20153e kwartaal2,29
20154e kwartaal2,28
20161e kwartaal2,28
20162e kwartaal2,23
20163e kwartaal2,14
20164e kwartaal2,12
20171e kwartaal2,07
20172e kwartaal2,10
20173e kwartaal2,05
20174e kwartaal2,02
20181e kwartaal1,95
20182e kwartaal2,02
20183e kwartaal1,93
20184e kwartaal2,00
20191e kwartaal1,89
20192e kwartaal1,95
20193e kwartaal1,76
20194e kwartaal1,92
20201e kwartaal1,73
20202e kwartaal1,65
20203e kwartaal1,49


De lage rente wordt onder andere veroorzaakt door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied is het hoofddoel van de ECB. Aangezien de inflatie al enige tijd lager is dan de nagestreefde 2,0 procent, rekent de ECB een lage rente (momenteel -0,5 procent) voor de tegoeden die banken bij de centrale bank aanhouden.

In principe heeft het rentebeleid van de ECB een drukkend effect op de rentelasten van alle Eurolanden. Er zijn echter wel verschillen in kredietwaardigheid tussen de verschillende Eurolanden die leiden tot verschillen in relatieve rentelasten. Nederland heeft op dit moment bij de kredietbeoordelaars S&P, Moody’s en Fitch de hoogst mogelijke kredietrating (respectievelijk AAA, Aaa en AAA). Door de lage rente en haar grote kredietwaardigheid kan de Nederlandse overheid tegen zeer lage tarieven op de kapitaalmarkt geld lenen.

0 120 200 180 160 140 100 80 60 20 Schuldquote (% bbp) Tienjaars obligatierendement (%) -0,6 -0,4 -0,2 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6 4.2 Schuldquote landen Eurozone versus effectief rendement op tienjaars staatsobligaties, ultimo juni 2020 40 POR SPA CYP ITA GRI FRA SLV BEL COS DUI NED FIN IER SLW LET LIT MAL LUX0120200180160140100806020Schuldquote (% bbp)Tienjaars obligatierendement (%)-0,6-0,4-0,200,20,40,60,81,01,21,41,64.2 Schuldquote landen Eurozone versus effectief rendement op tienjaars staatsobligaties, ultimo juni 202040PORSPACYPITAGRIFRASLVBELCOSDUINEDFINIERSLWLETLITMALLUX


In Figuur 4.2 is voor de Eurolanden 4) de schuldquote, de overheidsschuld als percentage van het bbp, halverwege dit jaar afgezet tegen de op dat moment geldende rente op staatsobligaties met een looptijd van tien jaar. Hoewel dit niet de enige factor is, blijkt uit de bovenstaande figuur dat landen met een relatief hoge overheidsschuld ook tegen een hoger rentepercentage lenen. Een hogere schuld leidt immers tot hogere risico’s voor geldgevers. Ten opzichte van andere landen heeft Nederland een relatief lage overheidsschuld. Op dit moment is de Nederlandse overheid in staat om nieuwe leningen te financieren tegen negatieve rentes.

De tienjaarsrente op staatsobligaties geeft geen volledig beeld van de rentelasten van de overheid. Ten eerste geeft de overheid ook staatsobligaties uit met andere looptijden dan tien jaar waar andere rentepercentages voor gelden. Ten tweede worden de rentelasten van overheden naast de rente op obligaties ook bepaald door de rentes op leningen en deposito’s. Ten derde bepalen de rentepercentages van schulden die in het verleden zijn aangegaan ook voor een groot deel de huidige lasten. Ten slotte geldt de weergegeven tienjaarsrente slechts voor het Rijk en niet voor andere instellingen die tot de overheid gerekend worden.

4.3 Index rente en schuld (1e kwartaal, 2000 = 100)
JaarKwartaalReële schuld (%)Reële rente (%)Rentepercentage (%)
20001e kwartaal100,0100,0100,0
20002e kwartaal96,498,1101,7
20003e kwartaal95,197,0101,9
20004e kwartaal91,397,1106,3
20011e kwartaal89,588,999,2
20012e kwartaal92,688,095,0
20013e kwartaal90,187,096,6
20014e kwartaal88,887,598,6
20021e kwartaal88,677,287,2
20022e kwartaal89,682,992,5
20023e kwartaal88,281,992,9
20024e kwartaal88,778,989,0
20031e kwartaal89,776,685,5
20032e kwartaal89,775,884,6
20033e kwartaal90,674,382,1
20034e kwartaal91,573,980,9
20041e kwartaal92,674,680,7
20042e kwartaal94,174,579,3
20043e kwartaal94,671,375,5
20044e kwartaal93,975,980,9
20051e kwartaal92,671,877,7
20052e kwartaal97,971,573,2
20053e kwartaal94,671,475,6
20054e kwartaal94,969,072,9
20061e kwartaal94,470,975,3
20062e kwartaal94,466,370,4
20063e kwartaal92,868,273,7
20064e kwartaal90,566,373,4
20071e kwartaal90,765,572,4
20072e kwartaal92,366,171,8
20073e kwartaal91,268,875,6
20074e kwartaal89,572,180,7
20081e kwartaal90,771,178,5
20082e kwartaal91,270,677,5
20083e kwartaal92,370,176,0
20084e kwartaal116,778,967,7
20091e kwartaal119,773,661,6
20092e kwartaal116,771,061,0
20093e kwartaal116,872,362,0
20094e kwartaal115,766,257,3
20101e kwartaal115,065,757,2
20102e kwartaal119,465,855,2
20103e kwartaal119,463,853,5
20104e kwartaal121,260,750,1
20111e kwartaal120,359,649,5
20112e kwartaal122,763,251,4
20113e kwartaal123,263,451,3
20114e kwartaal125,369,855,5
20121e kwartaal124,860,348,2
20122e kwartaal128,261,547,8
20123e kwartaal128,559,446,1
20124e kwartaal131,364,849,2
20131e kwartaal129,857,243,9
20132e kwartaal133,757,442,8
20133e kwartaal132,456,742,7
20134e kwartaal133,556,141,9
20141e kwartaal131,655,241,8
20142e kwartaal134,955,641,1
20143e kwartaal133,552,639,3
20144e kwartaal135,154,039,9
20151e kwartaal136,751,237,4
20152e kwartaal132,850,638,1
20153e kwartaal131,949,237,3
20154e kwartaal131,349,037,3
20161e kwartaal130,748,437,0
20162e kwartaal129,547,236,4
20163e kwartaal126,544,435,0
20164e kwartaal127,843,934,3
20171e kwartaal123,642,234,1
20172e kwartaal123,342,234,2
20173e kwartaal119,940,433,7
20174e kwartaal121,039,632,7
20181e kwartaal118,137,832,0
20182e kwartaal116,338,433,0
20183e kwartaal114,436,131,5
20184e kwartaal114,637,232,4
20191e kwartaal111,034,431,0
20192e kwartaal112,035,231,5
20193e kwartaal108,731,529,0
20194e kwartaal108,533,831,2
20201e kwartaal110,830,827,9
20202e kwartaal120,630,925,7
20203e kwartaal120,129,024,2


Kijkend naar de ontwikkeling van de financieringskosten in de afgelopen jaren valt op dat de Nederlandse overheid in staat is geweest een per saldo stijgende schuld te financieren tegen dalende rentekosten. De effectieve rente (nominale rentebetalingen gedeeld door de nominale schuld) op de overheidsschuld is gedurende deze eeuw met 4,8 procentpunt gedaald, van 6,3 naar 1,5 procent. Uiteraard heeft de daling van de schuld in de periode 2015-2019 de rentelasten extra gedrukt. De aanzienlijke stijging van de schuld in 2020 heeft nauwelijks consequenties voor de omvang van rentebetalingen die 1,9 miljard bedroegen in het vierde kwartaal van 2019 en 1,6 miljard euro in het derde kwartaal van 2020. Dit is ook niet verwonderlijk als nieuwe leningen kunnen worden gefinancierd tegen negatieve rentes.
4) Estland is niet meegenomen in deze vergelijking omdat er geen data beschikbaar zijn over het 10 jaar obligatierendement per 30 juni 2020.

Bronnen

Op het gebied van de overheidsfinanciën zijn in het afgelopen kwartalen de onderstaande publicaties uitgebracht. Cijfers zijn te vinden in de CBS databank StatLine. Meer informatie is benaderbaar via de themapagina Overheid en politiek

StatLine

Overheidsfinanciën; kerncijfers,24 dec. 2020

Overheid; financiële balans, marktwaarde, overheidssectoren, 24 dec. 2020

Overheidsinkomsten; transacties en overheidssectoren, 24 dec. 2020

Overheid; ontvangen belastingen en wettelijke premies, 24 dec. 2020

Overheidsschuld; schuldtitel, geldgever, waarderingsgrondslag, sectoren, 24 dec. 2020

Overheidsuitgaven; transacties en overheidssectoren, 24 dec. 2020

Saldo en schuld; overheidssectoren, 24 dec. 2020

Overheid; sociale uitkeringen, 24 juni 2020

Centrale overheid; inkomsten en uitgaven per maand op kasbasis, 30 nov. 2020

Sociale zekerheidsfondsen: inkomsten en uitgaven, 30 nov. 2020

Waterschappen; tarieven heffingen,14 februari 2020

Opbrengsten waterschapsheffingen; begrotingen en realisatie,14 februari 2020

Kerncijfers gemeentebegrotingen, heffingen per gemeente, 28 januari 2020

Kerncijfers gemeentebegrotingen, heffingen naar regio en grootteklasse, 28 januari 2020

Gemeentebegrotingen; heffingen naar regio en grootteklasse, 28 januari 2020

Gemeentebegrotingen; heffingen per gemeente, 28 januari 2020

Decentrale overheden; EMU-saldo, begroting 2019-2021
, 27 januari 2020

Relevante links

Overheidstekort groeit door, 24 dec. 2020

Maandindicatoren Rijksoverheid, 30 nov. 2020

Maatwerktabel: Maandcijfers schuld Rijksoverheid, 2008-2020, 30 nov. 2020

Maatwerktabel: Inkomsten, uitgaven en saldo op kasbasis van de Rijksoverheid, 2018-2020, 30 nov. 2020

Invloed van de coronacrisis op de nationale rekeningen, 24 dec. 2020

Lokale overheid sterk afhankelijk van Rijksfinanciering,7 oktober 2020