4. Schuldquote daalt tot onder de 50 procent
Het begrotingsoverschot gaf de overheid ruimte om haar schuld in 2019 verder te verlagen, van bijna 406 miljard euro naar 394,7 miljard euro. De schuldquote, de schuld uitgedrukt als percentage van het bbp, daalde van 52,4 procent naar 48,7 procent. De afname van de schuldquote wordt voor meer dan de helft verklaard door de toename van het bbp, het noemereffect. Door de economische voorspoed nam het bbp in 2019 namelijk met 4,7 procent toe. Hierdoor daalde de schuldquote met 2,3 procentpunt zonder dat een euro hoefde te worden afgelost.
De schuldquote van 2019 is de laagste sinds 2007. Door de economische crisis nam de schuld sindsdien snel toe, waardoor deze eind 2014 op zo’n 68 procent lag. Door economische groei en diverse bezuinigingen nam de schuld sindsdien echter gestaag af. Nederland voldoet hierdoor sinds 2017 weer aan de Europese schuldnorm, die stelt dat de schuld niet meer dan 60 procent van het bbp mag bedragen. Door de coronacrisis komt er voorlopig een einde aan de dalende overheidsschuld. Volgens de meest recente raming 5 van het CPB loopt de schuld in 2020 op naar 59,9 procent van het bbp.
Schuldquote (% bbp) | |
---|---|
2000 | 52,1 |
2001 | 49,5 |
2002 | 48,8 |
2003 | 50 |
2004 | 50,3 |
2005 | 49,8 |
2006 | 45,2 |
2007 | 43 |
2008 | 54,7 |
2009 | 56,8 |
2010 | 59,3 |
2011 | 61,7 |
2012 | 66,3 |
2013 | 67,7 |
2014 | 67,9 |
2015 | 64,7 |
2016 | 61,9 |
2017 | 56,9 |
2018 | 52,4 |
2019* | 48,7 |
De overheid gebruikte het overschot echter niet volledig voor aflossing van de schuld. Zo werd ook een deel besteed aan verwerving van aandelen in Air France-KLM. De Staat kocht voor 0,7 miljard euro aandelen, wat resulteerde in een belang van 14 procent. Ook is een deel gebruikt voor het verstrekken van leningen. Ten slotte is een deel van het overschot gestald op deposito’s, die met zo’n 2 miljard euro toenamen.
De overheidsschuld heeft betrekking op de schuld met partijen buiten de overheid. De onderlinge schulden tussen overheidslagen zijn geëlimineerd. De afname van de schuld komt volledig voor rekening van de Rijksoverheid, die zijn schuld met partijen buiten de overheid met ruim 12 miljard euro zag afnemen. Het Rijk is goed voor zo’n 85 procent van de geconsolideerde overheidsschuld. De schuld van gemeenten met partijen buiten de overheid nam daarentegen met ruim 1 miljard euro toe. Bij de overige overheidslagen was de ontwikkeling van de schuld absoluut gezien beperkt in omvang.