Auteur: Astrid Pleijers, Robert de Vries
Invulling praktisch en theoretisch opgeleiden

3. Indeling van opleidingen op basis van niveau en oriëntatie

3.1 Relevantie indeling naar onderwijsniveau

Het CBS maakt onderscheid naar onderwijsniveau bij het verzamelen en publiceren van gegevens. Een reden is dat dit een middel is om groepen met elkaar te kunnen vergelijken. Een andere reden is dat dit onderscheid wetenschappelijk en beleidsmatig zeer relevant is. Zowel sociologen als arbeidseconomen zijn het daarover eens, hoewel de theorieën voor de mechanismen verschillen (Traag et al., 2005). Onderzoek van Traag et al. (2005) naar de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters laat verschillen in startpositie zien: verschillen in de kans op het vinden van een baan, het hebben van een vaste baan en het prestige van het beroep dat men uitoefende. Recenter werden soortgelijke bevindingen rondom het hebben van (vast) werk door schoolverlaters vijf jaar na afstuderen geconstateerd (Pleijers & Hartgers, 2019). In een soortgelijke populatie is gekeken naar het effect op inkomen (Van der Velden & Wolbers, 2007). Daaruit blijkt dat naarmate het onderwijsniveau hoger is, het inkomen toeneemt. Bij die bevindingen (kans op werk, vast werk, inkomen, prestige en alle mogelijke andere indicatoren) moet wel de kanttekening worden geplaatst dat het gaat om gemiddelden. Dus gemiddeld verdient iemand met alleen basisonderwijs minder dan iemand met een academische master, maar uiteraard zijn er uitzonderingen. Fouarge (2017) liet zien dat er ook verschillen zijn in ervaren autonomie in het werk en werktevredenheid. Ook zijn er naast verschillen in arbeids- en arbeidsomstandighedenkenmerken (inclusief inkomen) verschillen in andere sociaaleconomische kenmerken van mensen, zoals gezondheid, kwaliteit van leven en geluk en tevredenheid (CBS, 2017; Van Beuningen & Coumans, 2021; Pharos). Bij het meten van de (gezonde) levensverwachting van mensen in Nederland wordt vaak het hoogstbehaalde onderwijsniveau meegenomen als een onderscheidend achtergrondkenmerk (Bruggink et al., 2020). Kortom, het onderwijsniveau is een zodanig onderscheidend kenmerk dat deze waar mogelijk wordt meegenomen in onderzoek om verschillen in inkomen, arbeid, gezondheid en welzijn van mensen te verklaren.  Ten slotte wordt het onderwijsniveau ook voor andere doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld in beleid met betrekking tot financiering van scholen. Scholen met relatief veel kinderen met laagopgeleide ouders ontvangen meer financiering om die kinderen extra te kunnen ondersteunen. Als een nieuwe indeling theoretisch opgeleid – praktisch opgeleid minder onderscheidend is en deze indeling voor de gehele bevolking wordt geïmplementeerd, dan kan dit tot gevolg hebben dat beleid zich niet meer kan richten op specifieke groepen mensen die ondersteuning nodig hebben.

3.2 Standaardindelingen van onderwijsniveau

Het CBS baseert niveau en richting van opleidingen op de Standaard Onderwijsindeling (SOI). Deze indeling sluit aan bij het Nederlandse onderwijsstelsel. Hiermee kunnen laag-, middelbaar- en hoogopgeleiden worden onderscheiden (3-deling). Dit kan verder worden verbijzonderd naar een 8-deling. In deze 8-deling is de oriëntatie van opleidingen opgenomen en kan voor opleidingen op laag en middelbaar niveau onderscheid gemaakt worden naar algemeen en beroepsgericht. Voor hbo en wo opleidingen is dat niet het geval. Deze opleidingen worden binnen de SOI al tot op een behoorlijk gedetailleerd niveau ingedeeld naar het hoogst behaalde niveau (4 aggregatieniveaus) en naar richting van de opleiding. Hierdoor is er niet eerder behoefte ontstaan om binnen de niveau-indeling nog een aanvullende uitsplitsing naar oriëntatie te maken. Vertaal je de indeling algemeen en beroepsgericht naar theoretisch en praktisch opgeleid dan is die op basis van de SOI als volgt.

3.2.1 Onderwijsniveau en oriëntatie van 25 tot 65 jarigen in 2019
Onderwijsniveau: 3-delingOnderwijsniveau: 8-delingOriëntatie N x 1 000
Laag 111 BasisonderwijsTheoretisch545
121 Vmbo-b/k, mbo1Praktisch808
122 Vmbo-g/t, havo-, vwo-onderbouwTheoretisch457
Middelbaar211 Mbo2 en mbo3Praktisch1.354
212 Mbo4Praktisch1.474
213 Havo, vwoTheoretisch636
Hoog311 Hbo-, wo-bachelorNiet ingedeeld2.185
321 Hbo-, wo-master, doctorNiet ingedeeld1.387
OnbekendNiet ingedeeld157
Totaal 9.001

Naast de SOI bestaat de internationale ISCED 2011 indeling van opleidingen. In de ISCED (International Standard Classification of Education) wordt ook een onderverdeling gemaakt naar laag (basisonderwijs en laag secundair), middelbaar (voortgezet secundair) en hoog (bachelor/master) onderwijsniveau, waarbij binnen alle niveaus onderscheid wordt gemaakt naar oriëntatie van opleidingen. Voor de niveaus laag en middelbaar gaat het om algemeen vormend versus beroepsgericht, voor het hoger onderwijsniveau gaat het om academisch versus vakspecifiek. Vertaal je de indeling algemeen/academisch en beroepsgericht/vakspecifiek naar theoretisch en praktisch opgeleid dan is die op basis van de ISCED als volgt.

3.2.2 Onderwijsniveau en oriëntatie van 25- tot 65-jarigen in 2019 gebaseerd op de internationale classificatie van onderwijs (ISCED 2011)
OnderwijsniveauOnderwijsniveau ISCED-indelingTheoretischPraktisch Niet in te delenTotaal
N x 1 000
LaagGeen onderwijs gevolgd720072
Onderwijs aan kleuters520052
Basisonderwijs42000420
Laag secundair onderwijs1.1937001.263
MiddelbaarVoortgezet secundair onderwijs6362.79903.435
Postsecundair (niet hoger) onderwijs029029
HoogKort hbo (associate degree)01870187
Bachelor of gelijkwaardig2421.741992.082
Master of gelijkwaardig1.1834801.231
Doctor of gelijkwaardig720072
Onbekend00157157
Totaal3.8724.8742569.001

Voor het middelbaar onderwijsniveau, met respectievelijk havo, vwo enerzijds en mbo niveau 2 tot en met 4 anderzijds, en het basisonderwijs sluiten de SOI en ISCED op elkaar aan als het gaat om de indeling naar praktisch en theoretisch opgeleiden. Voor het vmbo geldt dat alle opleidingen volgens de ISCED 2011 indeling worden gerekend tot algemeen vormend onderwijs. Dat geldt ook voor de opleidingen die horen bij vmbo-b/k (basis-of kaderberoepsgericht). Hier wijkt de internationale indeling van opleidingen af van de nationale, waarbij deze opleidingen wel tot beroepsgerichte opleidingen worden gerekend. De reden dat volgens de ISCED 2011 vmbo opleidingen worden gerekend tot algemeen vormend is dat het geen eindonderwijs is, maar voorbereidend voor een vervolgopleiding.

Voor het vervolg van dit artikel wordt gebruik gemaakt van de oriëntatie van de opleiding, zoals die in de ISCED is gedefinieerd om te komen tot een indeling van praktisch en theoretisch opgeleiden. De SOI kent niet voor alle niveaus duidelijk omschreven categorieën naar oriëntatie, omdat voor het hoger onderwijs geen onderscheid is naar oriëntatie. De ISCED kent dit onderscheid naar oriëntatie wel voor alle niveaus. Daarbij is de ISCED de meest gestandaardiseerde classificatie van opleidingen, die bovendien internationaal het meest gangbaar is.

3.3 Alternatieven voor onderwijsniveau

Het onderscheid naar laag-, middelbaar-, en hoogopgeleid kan bijdragen aan het hiërarchisch denken in niveaus. Alternatief kan zijn om gebruik te maken van andere benamingen. Er zijn daarvoor een aantal mogelijkheden die ook al wel worden toegepast. Voor hoogopgeleiden is er een snelle alternatieve schrijfwijze, bijvoorbeeld hbo- en wo-opgeleiden om de term hoogopgeleiden te vermijden. Voor middelbaar- en laagopgeleiden ligt een dergelijke schrijfwijze minder voor de hand, omdat hier een divers aantal opleidingen onder vallen die je dan alle afzonderlijk zou moeten benoemen. Zo kunnen personen met een laag onderwijsniveau óf basisonderwijs, óf vmbo, óf havo of vwo onderbouw, óf mbo niveau 1 hebben behaald. Deze zouden dan telkens in plaats van laagopgeleiden zo moeten worden benoemd, ook in publicaties, op StatLine en in tabellen waarin nu de driedeling laag-, middelbaar-, en hoogopgeleid wordt gebruikt. Een andere mogelijkheid kan zijn te spreken over primair, secundair of tertiair opgeleid, maar ook deze termen bevatten een ordening. Ook wordt wel gesproken over in meer of mindere mate doorgeleerd hebben (De Wolf, Ariës & van Wetten, 2020). Hierbij wordt aangegeven dat er mensen zijn die wel of niet hebben doorgeleerd, maar wordt niet nader gespecificeerd wat doorgeleerd inhoudt en in het vervolg worden de termen laag- en hoog opleidingsniveau gebruikt. Overigens is de vraag of het probleem van gebrek aan waardering van een bepaald diploma wordt opgelost door te kiezen voor een andere benaming.

In plaats van andere benamingen zou een alternatief ook kunnen zijn dat verwezen wordt naar het aantal jaren dat men erover heeft gedaan om een bepaald onderwijsniveau te bereiken, bijvoorbeeld basisonderwijs: 6 jaren, vmbo-bb/kb: 10 jaren, vmbo-g/t: 11 jaren, havo: 13 jaren, mbo: 14 jaren, enzovoort (Traag et al., 2004). In een beschrijvende analyse benoem je dan dit aantal jaren in plaats van het behaalde niveau, bijvoorbeeld: “Van de personen met 6 jaar onderwijs heeft 50 procent werk, terwijl dit voor degenen die 13 jaar onderwijs hebben gevolgd 70 procent is”. De vraag is in hoeverre dit begrijpelijk is voor gebruikers en lezers, omdat dit een goede kennis veronderstelt van het Nederlandse onderwijssysteem. Bovendien is een dergelijke naamgeving niet internationaal vergelijkbaar.