2. Economische groei en bestedingen
De Nederlandse economie is in 2023, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, met 0,1 procent gegroeid. Dat was een stuk minder dan in 2021 en 2022, toen de economie met een groei van respectievelijk 6,2 en 4,3 procent sterk herstelde van de coronapandemie in 2020. Twee jaar op rij met deze groeicijfers waren deze eeuw nog niet voorgekomen. De bescheiden groei in 2023 ging samen met een hoge inflatie en een gestegen rente. Verder was het volume van de wereldhandel lager dan in 2022.
Vorig jaar was het eerste jaar sinds 2020 zonder lockdowns en coronamaatregelen. Toch had corona nog wel een positief effect op het groeicijfer van 2023. Want in 2022 gold er tot halverwege januari in Nederland nog een harde lockdown. Daarna werd de samenleving geleidelijk opengesteld en in maart 2022 vervielen de laatste coronamaatregelen.
De economie kan groeien doordat er meer wordt gewerkt en/of doordat werkenden productiever zijn geworden. In 2023 was de groei van de economie volledig toe te schrijven aan een stijging van de werkgelegenheid. De arbeidsproductiviteit, hier berekend als het bbp per gewerkt uur, was 0,6 procent lager dan in 2022. De toename van het aantal gewerkte uren kwam uit op 0,7 procent.
Jaar | Bbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Arbeidsproductiviteit (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Gewerkte uren (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|---|
2010 | 1,3 | 2,1 | -0,7 |
2011 | 1,6 | 0,6 | 0,9 |
2012 | -1 | -0,1 | -0,9 |
2013 | -0,1 | 0,8 | -0,9 |
2014 | 1,4 | 0,7 | 0,7 |
2015 | 2 | 1 | 1 |
2016 | 2,2 | -0,2 | 2,3 |
2017 | 2,9 | 0,5 | 2,3 |
2018 | 2,4 | -0,3 | 2,7 |
2019 | 2 | -0,7 | 2,6 |
2020 | -3,9 | 0,1 | -4 |
2021 | 6,2 | 2,8 | 3,3 |
2022 | 4,3 | 0,4 | 3,9 |
2023 | 0,1 | -0,6 | 0,7 |
Het bbp daalde in de eerste drie kwartalen van 2023 met respectievelijk 0,5 procent, 0,4 procent en 0,3 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal. In het vierde kwartaal steeg het bbp weer met 0,3 procent. Drie kwartalen achter elkaar met krimp ten opzichte van een kwartaal eerder komt zelden voor. De laatste keer was tijdens de kredietcrisis in 2008 en 2009. Toen daalde het bbp in de laatste twee kwartalen van 2008 en in het eerste kwartaal 2009. De totale krimp in die drie kwartalen was wel groter dan in de eerste drie kwartalen van 2023.
Ondanks drie kwartalen waarin de economie kromp, was het totale bbp in 2023 iets groter dan in 2022. Dat komt doordat het bbp in het vierde kwartaal 2022 hoger was dan gemiddeld in 2022. Dat wordt het overloopeffect genoemd, het verschil tussen het bbp in het laatste kwartaal van het jaar en het gemiddelde bbp van dat jaar. Doordat het bbp na het vierde kwartaal 2022 drie kwartalen achter elkaar daalde, was het bbp in het vierde kwartaal 2023 wel lager dan in het vierde kwartaal 2022.
Perioden | % (% verandering t.o.v. kwartaal eerder) | |
---|---|---|
2008 | 1e kwartaal | 0,3 |
2008 | 2e kwartaal | 0,5 |
2008 | 3e kwartaal | -0,1 |
2008 | 4e kwartaal | -0,7 |
2009 | 1e kwartaal | -3,6 |
2009 | 2e kwartaal | 0 |
2009 | 3e kwartaal | 0,4 |
2009 | 4e kwartaal | 0,6 |
2010 | 1e kwartaal | -0,2 |
2010 | 2e kwartaal | 0,4 |
2010 | 3e kwartaal | 0,4 |
2010 | 4e kwartaal | 1,1 |
2011 | 1e kwartaal | 0,6 |
2011 | 2e kwartaal | -0,1 |
2011 | 3e kwartaal | 0 |
2011 | 4e kwartaal | -0,6 |
2012 | 1e kwartaal | -0,2 |
2012 | 2e kwartaal | 0,1 |
2012 | 3e kwartaal | -0,4 |
2012 | 4e kwartaal | -0,7 |
2013 | 1e kwartaal | 0,3 |
2013 | 2e kwartaal | -0,2 |
2013 | 3e kwartaal | 0,6 |
2013 | 4e kwartaal | 0,6 |
2014 | 1e kwartaal | -0,1 |
2014 | 2e kwartaal | 0,6 |
2014 | 3e kwartaal | 0,3 |
2014 | 4e kwartaal | 0,9 |
2015 | 1e kwartaal | 0,6 |
2015 | 2e kwartaal | 0,3 |
2015 | 3e kwartaal | 0,3 |
2015 | 4e kwartaal | 0 |
2016 | 1e kwartaal | 0,9 |
2016 | 2e kwartaal | 0,2 |
2016 | 3e kwartaal | 1,1 |
2016 | 4e kwartaal | 0,8 |
2017 | 1e kwartaal | 0,5 |
2017 | 2e kwartaal | 0,9 |
2017 | 3e kwartaal | 0,7 |
2017 | 4e kwartaal | 0,7 |
2018 | 1e kwartaal | 0,5 |
2018 | 2e kwartaal | 0,7 |
2018 | 3e kwartaal | 0,1 |
2018 | 4e kwartaal | 0,5 |
2019 | 1e kwartaal | 0,8 |
2019 | 2e kwartaal | 0,3 |
2019 | 3e kwartaal | 0,2 |
2019 | 4e kwartaal | 0,6 |
2020 | 1e kwartaal | -1,3 |
2020 | 2e kwartaal | -8,3 |
2020 | 3e kwartaal | 6,4 |
2020 | 4e kwartaal | 0,6 |
2021 | 1e kwartaal | 1,2 |
2021 | 2e kwartaal | 3 |
2021 | 3e kwartaal | 2,1 |
2021 | 4e kwartaal | 0,7 |
2022 | 1e kwartaal | 0,5 |
2022 | 2e kwartaal | 1,7 |
2022 | 3e kwartaal | 0,2 |
2022 | 4e kwartaal | 0,6 |
2023 | 1e kwartaal | -0,5 |
2023 | 2e kwartaal | -0,4 |
2023 | 3e kwartaal | -0,3 |
2023 | 4e kwartaal | 0,3 |
Het bbp is opgebouwd uit de consumptie van huishoudens, de overheidsconsumptie, de investeringen en de uitvoer minus de invoer (de handelsbalans). Net als het bbp was het volume van bijna alle bestedingscategorieën aan het eind van 2023 lager dan in het begin. Dat gold vooral voor de uitvoer van goederen en diensten en de investeringen in vaste activa. De consumptie door huishoudens daalde ook in de eerste drie kwartalen, maar die daling werd in het vierde kwartaal nog bijna goedgemaakt, doordat consumenten weer substantieel (1,8 procent) meer kochten dan een kwartaal eerder. Alleen de overheidsconsumptie nam in 2023 gestaag toe.
De overheidsconsumptie is van alle bestedingen ook het sterkst toegenomen ten opzichte van het vierde kwartaal 2019. Verder valt op dat de investeringen in vaste activa eind 2023 slechts iets boven het niveau van voor corona lagen. Het bbp was 6 procent groter dan in het vierde kwartaal van 2019. De cijfers zijn voor seizoeneffecten en prijsveranderingen gecorrigeerd.
Consumptie overheid (2019-IV=100) | Uitvoer goederen en diensten (2019-IV=100) | Consumptie huishoudens (2019-IV=100) | Investeringen (2019-IV=100) | ||
---|---|---|---|---|---|
4e kwartaal | 100 | 100 | 100 | 100 | |
2020 | 1e kwartaal | 100,5 | 99 | 97,7 | 100,6 |
2020 | 2e kwartaal | 98,3 | 88,7 | 86,7 | 91,1 |
2020 | 3e kwartaal | 102,3 | 95,1 | 94 | 96,6 |
2020 | 4e kwartaal | 102,4 | 97,3 | 93,8 | 98,2 |
2021 | 1e kwartaal | 103,9 | 100,5 | 90,4 | 100,2 |
2021 | 2e kwartaal | 106,5 | 102,1 | 96,3 | 99,2 |
2021 | 3e kwartaal | 106,2 | 104,4 | 100,9 | 98,6 |
2021 | 4e kwartaal | 107,1 | 103,6 | 101 | 99,7 |
2022 | 1e kwartaal | 106,5 | 105,5 | 101,7 | 99 |
2022 | 2e kwartaal | 107,1 | 107,9 | 103 | 102,1 |
2022 | 3e kwartaal | 107,8 | 107,8 | 104 | 101 |
2022 | 4e kwartaal | 109,1 | 108,4 | 105,2 | 102,8 |
2023 | 1e kwartaal | 109,5 | 108,2 | 104,8 | 104,8 |
2023 | 2e kwartaal | 110,5 | 106,8 | 103,1 | 104,8 |
2023 | 3e kwartaal | 111,6 | 104,7 | 102,9 | 102,2 |
2023 | 4e kwartaal | 112,1 | 105 | 104,7 | 100,1 |
De consumptie door de overheid droeg ook het meest bij aan de jaargroei van 0,1 procent in 2023. Daarnaast leverden de investeringen en de consumptie door huishoudens een positieve bijdrage. De bijdrage van het handelssaldo was echter negatief. Zowel de uitvoer als de invoer van goederen en diensten was lager dan in 2022.
De overheidsconsumptie groeide in 2023 met 3 procent ten opzichte van 2022. Dat is vooral toe te schrijven aan hogere uitgaven van het Rijk en gemeenten, en hogere zorgkosten, onder meer door hogere personeelskosten.
Huishoudens consumeerden vorig jaar meer dan een jaar eerder, maar de groei viel terug van 6,6 procent in 2022 naar 0,4 procent in 2023. In 2022 was de consumptie door huishoudens ondanks een hoge inflatie nog de groeimotor. Huishoudens gaven vorig jaar, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, meer uit aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie. De groei van de consumptie van diensten in 2023 was wel een stuk lager dan in 2022.
Aan goederen gaven consumenten net als in 2022 minder uit dan een jaar eerder. Ze kochten minder voedings- en genotmiddelen dan in 2022. Ook aan duurzame goederen, vooral aan spullen voor de woning, gaven huishoudens minder uit dan een jaar eerder. Verder verbruikten huishoudens vorig jaar 11 procent minder aardgas dan in 2022, hoewel de winters wat temperatuur betreft vergelijkbaar waren. Wel waren de gasprijzen in 2023 in verhouding nog hoog.
In 2023 zijn de investeringen in vaste activa met 1,8 procent gegroeid. Er werd vooral meer geïnvesteerd in personenauto’s, overig wegvervoer (opleggers, vrachtwagens, etc.), vliegtuigen en machines. De investeringen in woningen waren echter lager dan in 2022.
De uitvoer van goederen en diensten kromp in 2023 met 1,3 procent. Er zijn met name minder goederen uitgevoerd. Vooral de export van chemische producten, voedings- en genotmiddelen, metaal, rubber en kunststof droeg bij aan de krimp. De bijdrage van de export van machines en aardolieproducten was het meest positief. De export van Nederlands fabricaat kromp met 2,8 procent, de wederuitvoer (de uitvoer van eerder ingevoerde producten) kwam 0,6 procent lager uit.
Uit de wereldhandelsmonitor van het Central Planbureau blijkt dat het wereldhandelsvolume in 2023 bijna 2 procent lager was dan in 2022. Daarnaast werden Nederlandse producenten in de loop van 2023 steeds negatiever over hun buitenlandse orders. Ook daalde bij Nederlands belangrijkste handelspartner, Duitsland, de productie van de industrie en het producentenvertrouwen in 2023.
De invoer van goederen en diensten was 0,8 procent lager dan een jaar eerder. De daling van de uitvoer was groter dan die van de invoer. Hierdoor had het handelssaldo een negatieve bijdrage aan de economische groei.
Categorie | 2023 (% verandering t.o.v. jaar eerder) | 2022 (% verandering t.o.v. jaar eerder) |
---|---|---|
Bruto binnenlands product | 0,1 | 4,3 |
Invoer goederen en diensten | -0,8 | 3,8 |
Consumptie overheid | 3 | 1,6 |
Investeringen in vaste activa | 1,8 | 1,8 |
Consumptie huishoudens | 0,4 | 6,6 |
Uitvoer goederen en diensten | -1,3 | 4,5 |