1. Inleiding
De arbeidsinkomensquote (aiq) geeft aan welk deel van het totaal verdiende inkomen van een land of bedrijfstak ten goede komt aan de beloning van werknemers en zelfstandigen en welk deel wordt gebruikt als een vergoeding voor het gebruik van kapitaal van ondernemingen (winst). Hoe hoger de aiq is, hoe groter het aandeel is dat naar de beloning van arbeid gaat. De aiq werd voor het eerst in 1956 door het CPB berekend (CPB, 1956) en wordt sinds 2001 elk jaar door het CBS gepubliceerd. In recente discussies over het al dan niet verhogen van de lonen vanwege de hoge inflatie wordt ook vaak gekeken naar het verloop van de aiq (Ebbers 2022, Hofs 2022, Leering & Harteveld 2021).
Ondanks het wijdverbreide gebruik van de aiq, is er ook onduidelijkheid over: er worden verschillende varianten van de aiq gepubliceerd die elk een ander niveau of ontwikkeling weergeven (Ter Weel et al. 2018). Daarnaast lijkt het niet altijd even helder te zijn wat de aiq precies meet. Met het oog op verduidelijking en transparantie zal dit artikel daarom ingaan op de totstandkoming van de aiq bij het CBS en de onderliggende methodologie die daarbij wordt toegepast.
Eerst zal worden besproken wat de aiq is, hoe het kan worden gebruikt en uit welke onderdelen de aiq is opgebouwd. Vervolgens zal worden ingegaan op de behandeling van het zelfstandigeninkomen en worden de gevolgen besproken van het al dan niet meenemen van bepaalde bedrijfstakken in de aiq. Ten slotte wordt ingegaan op de ontwikkeling van de aiq na 1995 aan de hand van enkele bepalende bedrijfstakken binnen de marktsector.