5. Conclusies
Bijna 90 procent van de uitstoot door Nederlandse bedrijven komt voor rekening van de landbouw, de industrie, de energiesector, de waterbedrijven en afvalbeheer, en de transportsector, terwijl deze bedrijfstakken slechts 21 procent van de toegevoegde waarde van Nederland genereren. Binnen deze bedrijfstakken zijn de aardolie-industrie, de elektriciteitsproducenten, de chemische industrie en de luchtvaart de grootste uitstoters.
De uitstoot van broeikasgassen in de Nederlandse economie ligt per verdiende euro ruim 9 procent lager dan het Europees gemiddelde. De lagere emissie-intensiteit van Nederland wordt geheel verklaard door de relatief grote dienstensector, die minder broeikasgassen uitstoot dan bijvoorbeeld de industrie. Sommige individuele bedrijfstakken, zoals de Nederlandse energiesector en de industrie, zijn juist emissie-intensiever dan het Europees gemiddelde. Deze cijfers vertellen echter niet het hele verhaal.
Er zitten aanzienlijke verschillen in de directe uitstoot van broeikasgasemissies door bedrijfstakken en de uitstoot gerelateerd aan de finale bestedingen. Zo stoten bijvoorbeeld de landbouw en de energiesector veel broeikasgassen uit ten behoeve van bedrijfstakken verderop in de productieketen. Aan de andere kant stoten bijvoorbeeld de bouw en dienstensectoren zelf relatief weinig broeikasgassen uit, maar wordt er eerder in de productieketen veel uitgestoten ten behoeve van de eindproducten van deze bedrijfstakken. De industrie is zowel direct als indirect verantwoordelijk voor de meeste uitstoot van alle bedrijfstakken.
Uit de analyse van de economische productieketens blijkt dat bijna twee derde van de totale uitstoot door Nederlandse bedrijven gerelateerd is aan de export, terwijl diezelfde export minder dan een derde van de banen en toegevoegde waarde genereert. Dit komt vooral doordat emissie-intensieve bedrijfstakken als de landbouw, de industrie en de vervoerssector voornamelijk voor de export produceren. Per euro toegevoegde waarde is de uitstoot voor de export dan ook ruim drie keer zo hoog als voor de binnenlandse bestedingen.
In 2021 was de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse binnenlandse bestedingen 18 procent lager dan in 2008. Het gaat hierbij om de wereldwijde uitstoot ten behoeve van alle Nederlandse consumptie en investeringen. De kleinere voetafdruk kwam zowel door minder uitstoot door de Nederlandse economie, als door een kleinere bijdrage van de emissiehandelsbalans. Ten opzichte van 2020 nam de voetafdruk in 2021 wel sterk toe.