3. Broeikasgasuitstoot vanuit het bestedingsperspectief
Deze paragraaf richt zich op de relatie tussen broeikasgasuitstoot van bedrijven en de finale bestedingen, zoals de consumptie van huishoudens, investeringen en export. Finale bestedingen kunnen worden gezien als de drijvende krachten achter economische groei en werkgelegenheid, maar ook achter de daarmee samenhangende emissies van broeikasgassen. Het is mogelijk om zowel de economische prestaties als de milieueffecten van productieprocessen in Nederland toe te rekenen aan de verschillende finale bestedingscategorieën (zie kader). De uitstoot van broeikasgassen buiten Nederland, die gerelateerd is aan geïmporteerde goederen en diensten, blijft in deze paragraaf buiten beschouwing. Dat komt in de volgende paragraaf aan bod.
Bijna tweederde van de uitstoot van broeikasgassen door Nederlandse bedrijven komt door productie van goederen en diensten bestemd voor de uitvoer naar het buitenland. Dit is inclusief de uitstoot die eerder in de Nederlandse productieketen van exportproducten plaatsvindt. De overige broeikasgassen worden uitgestoten voor binnenlandse bestedingen. Hiervan is het grootste deel gerelateerd aan de consumptie van huishoudens. Het restant is gerelateerd aan de overheidsconsumptie en aan de investeringen en voorraadvorming.
Totaal (Mton CO2-equivalenten) | |
---|---|
Uitvoer | 110,781 |
Consumptie huishoudens | 34,428 |
Investeringen en voorraadvorming | 16,621 |
Consumptie overheid | 10,599 |
* voorlopige cijfers |
Ook de economische prestaties van bedrijven (zoals toegevoegde waarde en werkgelegenheid) kunnen worden toegerekend aan de finale bestedingen. Dit laat een ander beeld zien dan de toerekening van emissies. De export levert een bijdrage van 36 procent aan de totale toegevoegde waarde in de economie. Slechts 29 procent van de werkgelegenheid is ten behoeve van de export. Het aandeel van de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan productie voor export in de totale uitstoot is dus hoger dan het aandeel van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid gerelateerd aan de productie voor de export. Dit betekent dat de emissie-intensiteit van productieketens ten behoeve van uitgevoerde eindproducten ruim drie keer zo hoog is als die van eindproducten voor binnenlandse bestedingen.
Uitvoer (%) | Consumptie huishoudens (%) | Consumptie overheid (%) | Investeringen en voorraadvorming (%) | |
---|---|---|---|---|
Broeikasgasuitstoot (CO2-equivalenten) | 64,2 | 19,7 | 6,4 | 9,8 |
Werkgelegenheid (arbeidsjaren) | 28,8 | 28,5 | 31,2 | 11,5 |
Bruto toegevoegde waarde (euro) | 35,6 | 27,8 | 25 | 11,6 |
* voorlopige cijfers |
Het verschilt per bedrijfstak in hoeverre de uitstoot gerelateerd is aan de export. Vooral voor de eindproducten van de delfstoffenwinning, het vervoer, de landbouw en de industrie geldt dat het grootste deel van de uitstoot van broeikasgassen plaatsvindt ten behoeve van de export. Het gaat hierbij om tussen de 80 en 90 procent van de totale uitstoot die nodig was voor de productie van de eindproducten van deze bedrijfstakken. Dit komt onder meer doordat enkele emissie-intensieve bedrijfstakken, zoals de aardgaswinning, de aardolie-industrie, de chemie en de staalindustrie, voornamelijk voor het buitenland produceren.
De eindproducten die niet worden uitgevoerd hebben logischerwijs een binnenlandse bestemming. Zo levert de bouwsector veel investeringsgoederen zoals woningen en gebouwen, waarmee zij verantwoordelijk is voor een groot deel van de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan investeringen en voorraden. De overheid neemt een groot deel van de uitstoot die in de hele keten nodig is voor de dienstverlening voor haar rekening. Bijna alle sectoren leveren wel consumptiegoederen aan huishoudens, wat is terug te zien in de hieraan gerelateerde uitstoot van broeikasgassen. Samenvattend produceren de emissie-intensieve bedrijfstakken in Nederland voornamelijk voor de export, terwijl de emissie-extensieve bedrijfstakken in Nederland met name voor de binnenlandse consumptie produceren.
Uitvoer (Mton CO2-equivalenten) | Consumptie overheid (Mton CO2-equivalenten) | Consumptie huishoudens (Mton CO2-equivalenten) | Investeringen en voorraadvorming (Mton CO2-equivalenten) | |
---|---|---|---|---|
Industrie | 60,6 | 0,2 | 6,1 | 1,2 |
Overige diensten | 3,5 | 9,2 | 7,7 | 1,3 |
Energiebedrijven | 2,6 | 0,1 | 10,4 | 6,2 |
Vervoer | 16,6 | 0,4 | 1,5 | 0,2 |
Landbouw | 13,6 | 0,2 | 2,2 | 0,3 |
Handels- en vervoersmarges | 5,5 | 0,3 | 5,2 | 0,6 |
Bouw | 0,5 | 0 | 0 | 7 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 3,1 | 0,2 | 0,4 | 0 |
Delfstoffenwinning | 3,3 | 0 | 0,2 | 0 |
Handel | 1,4 | 0 | 0,7 | -0,1 |
* voorlopige cijfers |
In figuur 3.4 wordt een vergelijking gemaakt tussen de emissies gerelateerd aan de finale bestedingen en de directe emissies door verschillende bedrijfstakken. Hieruit blijkt onder andere dat energiebedrijven relatief veel broeikasgassen (direct) uitstoten, maar dat de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan de eindproducten van deze bedrijfstak aanzienlijk lager ligt. Dit komt doordat een groot deel van de productie (en dus de uitstoot) van energiebedrijven bedoeld is voor andere bedrijfstakken, die elektriciteit als input gebruiken in hun productieproces. Slechts een deel van de uitstoot door energiebedrijven is gerelateerd aan eindproducten bestemd voor de finale bestedingen, zoals elektriciteitsconsumptie door huishoudens.
Hetzelfde geldt voor de landbouw, en waterbedrijven en afvalbeheer. Deze bedrijfstakken stoten relatief veel broeikasgassen uit ten behoeve van andere bedrijfstakken. Andersom stoten bijvoorbeeld de bouw, de handel en de dienstensector zelf (direct) relatief weinig broeikasgassen uit, maar wordt er eerder in de productieketen van eindproducten van deze bedrijfstakken juist relatief veel uitgestoten. De industrie is van alle bedrijfstakken zowel direct als indirect verantwoordelijk voor de meeste uitstoot.
Directe uitstoot (Mton CO2-equivalenten) | Uitstoot naar finale bestedingen (Mton CO2-equivalenten) | |
---|---|---|
Industrie | 46 | 68 |
Energiebedrijven | 41 | 19 |
Landbouw | 30 | 16 |
Vervoer | 23 | 19 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 12 | 4 |
Handel | 4 | 2 |
Bouw | 4 | 8 |
Delfstoffenwinning | 2 | 3 |
Overige diensten | 10 | 22 |
* voorlopige cijfers |