6. Conclusie
Vanaf maart 2020 werd een set aan maatregelen afgekondigd door de overheid tegen de verdere verspreiding van het coronavirus. Thuiswerken, onderwijs op afstand en reisbeperkingen zorgden onder andere voor minder vliegbewegingen, check-ins in het OV en verkeer op de weg. Als gevolg hiervan nam de toegevoegde waarde van de traditionele transportsector fors af. In 2020 kromp het volume van de toegevoegde waarde met bijna 15 procent in vergelijking met het voorgaand jaar. Deze krimp was groter dan de krimp van het bruto binnenlands product (-3,8 procent). Het aandeel van de transportsector in de Nederlandse economie slonk dan ook van 4,3 procent in 2019 naar 3,9 procent in 2020.
Het volume van de toegevoegde waarde van bijna alle bedrijfstakken binnen de transportsector kromp. Alleen de post- en koeriersdiensten groeiden door het bezorgen van de gestegen internetverkopen. Dit was de enige bedrijfstak binnen de transportsector waarvan de toegevoegde waarde toenam (bijna 12 procent). De consumptie van vervoersdiensten door huishoudens daalde in 2020 hard met gemiddeld 55 procent. De sterkste krimp vond dan ook plaats in transportbranches die vooral passagiers vervoeren. Het personenvervoer was in 2019 goed voor ongeveer 20 procent van de totale productie van de transportsector.
De luchtvaart in Nederland is voor het grootste deel (86 procent in 2019) afhankelijk van passagiersvervoer en kromp vanwege de reisrestricties het sterkst van alle transportbranches. In het tweede kwartaal van 2020 kromp het volume van de toegevoegde waarde van de hele luchtvaartsector met 96 procent ten opzichte van 2019. In de kwartalen daarna volgde slechts een gedeeltelijk herstel. Ook het openbaar vervoer werd in het tweede kwartaal van 2020 hard geraakt. In de rest van 2020 en 2021 was er nauwelijks herstel te zien. Voor het taxivervoer was een zelfde soort ontwikkeling zichtbaar.
De toegevoegde waarde van autoproducenten en –importeurs nam in 2020 ook af. Al speelde hier ook een tekort aan auto-onderdelen mee. Mede hierdoor bleef ook de verkoop van nieuwe auto’s achter. De autohandel bleef redelijk in stand door doorlopend onderhoud en reparatie, en de verkoop van tweedehands auto’s. Producenten van overige transportmiddelen, zoals fietsen, motors en aanhangwagens groeiden tijdens de coronacrisis.