Auteur: Valérie Wijnen

Personenvervoer en -mobiliteit tijdens de coronacrisis

Over deze publicatie

"De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. De artikelen zijn grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de nationale rekeningen. Deze editie gaat over de impact van de coronacrisis op de toegevoegde waarde van de transportsector.

Samenvatting

Tijdens de coronacrisis nam de toegevoegde waarde van de transportsector flink af. Op de post- en koeriersdiensten na, krompen alle bedrijfstakken binnen de sector. Vooral branches gericht op personenvervoer, zoals de luchtvaart, het openbaar vervoer en de taxibranche kregen het vanaf het tweede kwartaal van 2020 zwaar te verduren. Ook in 2021 is de transportsector in zijn geheel nog niet terug op het niveau van 2019. 

1. Inleiding

De coronacrisis en de bijbehorende maatregelen hebben een duidelijk effect op het personenverkeer in Nederland. Zo daalde het aantal passagiers op de Nederlandse luchthavens als gevolg van de reisbeperkingen en nam het woon-werkverkeer af door het stimuleren van thuiswerken. Dit was onder andere terug te zien in de lagere verkeersintensiteit van het personenverkeer op de weg. Onderwijs op afstand zorgde daarnaast voor minder reizende scholieren en studenten. Mede hierdoor nam het aantal reizigers in het openbaar vervoer af (CBS, mobiliteit in coronatijd).

Deze veranderingen zorgden voor een lagere vraag naar vervoersdiensten- en middelen. Op de eerste plaats had dit effect op de ontwikkeling van bedrijven in de transportsector die gericht zijn op het vervoeren van personen. De toegevoegde waarde van de transportsector daalde in het tweede kwartaal van 2020 met 23,6 procent ten opzichte van een jaar eerder. Ook in het derde kwartaal van 2021 was de sector nog niet terug op het niveau van het overeenkomstige kwartaal van 2019. Op de tweede plaats worden ook de producenten en handelaren van transportmiddelen geraakt door het gedeeltelijk wegvallen van de vraag. 

1.1 Volume toegevoegde waarde transportsector
Kwartaal2019 (eerste kwartaal 2019 = 100)2020 (eerste kwartaal 2019 = 100)2021 (eerste kwartaal 2019 = 100)
Eerste kwartaal100,096,388,4
Tweede kwartaal106,581,4100,6
Derde kwartaal105,586,6103,9
Vierde kwartaal107,494,0
 

In dit artikel wordt dieper ingegaan op de economische gevolgen van de coronamaatregelen voor de transportsector. De focus ligt daarbij vooral op de branches die zich bezighouden met het vervoer van personen. Allereerst wordt echter een blik geworpen op het belang van de gehele transportsector voor de Nederlandse economie zowel voor als tijdens de coronacrisis. Deze sector omvat bedrijven die diensten verlenen omtrent transport. Hierbij kan het gaan om het transporteren van goederen, zoals vrachtwagenbedrijven, maar ook om bedrijven die personen vervoeren, zoals spoorwegmaatschappijen. Bij het belang van de transportsector wordt ook gekeken naar hoe Nederland zich verhoudt ten opzichte van andere landen binnen de Europese Unie. Daarnaast wordt een analyse gemaakt van het belang van het passagiersvervoer binnen deze sector. 

Vervolgens wordt dieper ingegaan op de luchtvaart, het openbaar vervoer en de taxibranche en wordt er gekeken naar bedrijfstakken die vervoermiddelen produceren, verhuren of verkopen. In deze laatste paragrafen worden met name de ontwikkelingen tijdens de coronacrisis (het eerste kwartaal van 2020 tot en met het derde kwartaal van 2021) behandeld. 

2. Het belang van de transportsector voor de Nederlandse economie

De toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van de gehele transportsector groeide van 30,7 miljard euro in 2015 naar 34,7 miljard euro in 2019. In dat laatste jaar bedroeg het aandeel van de transportsector in de Nederlandse economie  4,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In vergelijking met de omringende landen was het aandeel van de volledige transportsector in de totale Nederlandse economie hoog. In 2019 bedroeg het aandeel in Frankrijk 4,1 procent. In Duitsland was dit 4,0 procent. Nederland heeft in vergelijking met deze landen een vrij grote luchtvaartsector (vooral rondom Schiphol). Ook is het vervoer over het water relatief groter dan in Frankrijk en Duitsland. De Rotterdamse haven draagt hier het meeste aan bij. 

2.1 Ontwikkeling van de transportsector, toegevoegde waarde
JaarTransportsector (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoer door de lucht (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoer over land (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Opslag, dienstverlening voor vervoer (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoer over water (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Post en koeriers (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
2016-1,312,90,1-4,1-9,1-6,5
20174,21,35,66,32,3-6,1
20180,85,11,42,4-8,9-7,3
20192,8-1,95,02,70,82,3
2020-14,6-73,5-11,4-8,2-2,411,7
 

De transportsector in België droeg in 2019 voor ongeveer 5,0 procent bij aan het bbp en is daarmee relatief groter dan in Nederland. In België is vooral de branche opslag en dienstverlening voor vervoer belangrijk voor de economie. Deze branche was in 2018 goed voor zo’n 2,4 procent van het bbp. In Nederland was dit 1,6 procent in 2018 (Eurostat, 2021). 

In 2020 kromp het volume van de toegevoegde waarde van de Nederlandse transportsector met maar liefst 14,6 procent. Hiermee was de krimp van de transportsector veel groter dan die van de gehele economie. Het bbp kromp namelijk met 3,8 procent. Door de sterkere krimp van de transportsector nam het aandeel hiervan in de gehele economie af van 4,3 procent in 2019, naar 3,9 procent van het bbp in 2020.  

Bijna alle bedrijfstakken binnen de transportsector krompen in 2020. De luchtvaart kromp met 73,5 procent het sterkst, gevolgd door het vervoer over land en de opslag en dienstverlening voor vervoer. Het volume van de toegevoegde waarde van het vervoer over water kromp met 2,4 procent minder sterk. Het volume van de toegevoegde waarde van de post- en koeriersdiensten groeide tijdens de corona-crisis zelfs met 11,7 procent. Een deel van deze groei hangt samen met de toegenomen online aankopen die bij mensen thuis bezorgd moesten worden. De online omzet van de Nederlandse detailhandel nam in 2020 met 43,6 procent toe ten opzichte van een jaar eerder. 

2.1 Opbouw van de transportsector 

Niet alle branches binnen de transportsector zijn even groot. In termen van toegevoegde waarde draagt het vervoer over land gemiddeld het meeste bij. Deze branche was in 2016 goed voor ongeveer 36 procent van de totale toegevoegde waarde van de transportsector. Daarna volgde de opslag en dienstverlening voor vervoer met bijna een gelijk aandeel, en het vervoer door de lucht met 13 procent. De opbouw van de transportsector bleef in de jaren daarna redelijk stabiel. Tussen 2016 en 2019 groeide het aandeel van het vervoer over land met enkele procentpunten naar 38 procent. Dit ging ten koste van de luchtvaart en het vervoer over water. 

In 2020 was wel een duidelijke herverdeling van de toegevoegde waarde binnen de transportsector te zien. Het aandeel van de luchtvaart halveerde dat jaar van meer dan 10 procent naar 5 procent. Tegelijkertijd stegen de aandelen van het vervoer over water en de post en koeriers, waardoor deze branches de luchtvaart voorbijstreefden. Hierdoor was de luchtvaart in 2020 de kleinste branche binnen de transportsector. 

2.1.1 Verdeling transportsector (bruto toegevoegde waarde)
 Opslag, dienstverlening voor vervoer (%)Post en koeriers (%)Vervoer door de lucht (%)Vervoer over land (%)Vervoer over water (%)
201635,46,912,8369
201936,76,210,538,58,2
202038,884,939,38,9

2.2 Personen en goederen 

De transportsector kan niet alleen worden opgedeeld in verschillende branches, maar ook naar wat deze branches vervoeren: personen of goederen. Met name de personenmobiliteit is geraakt door de corona-crisis. Het totaal aantal afgelegde reizigerskilometers door Nederlanders van 6 jaar of ouder nam af van 211,9 miljard kilometers in 2019 naar 147,6 miljard kilometers in 2020, oftewel een afname van 30 procent. Het gaat hierbij om alle soorten binnenlandse verplaatsingen, ongeacht het vervoermiddel of reismotief. Het aantal voertuigkilometers met Nederlandse personenauto’s in binnen- en buitenland daalde met 18 procent vergeleken met 2019; bussen reden 24 procent minder voertuigkilometers. 

Het goederentransport had veel minder last van de coronacrisis: bij de zware vrachtvoertuigen en bestelauto’s bleef de daling beperkt tot 3 procent minder kilometers ten opzichte van 2019. Het grootste deel van de productie van de transportsector is gericht op goederenvervoer. In 2019 was dit ongeveer 64 procent. Daarna volgt het passagiersvervoer met zo’n 20 procent. Bij de productiewaarde van de categorie overig gaat het bijvoorbeeld om reisbemiddeling of maaltijdverstrekking. Voor 2020 zijn deze cijfers nog niet beschikbaar. 

2.2.1 Verdeling van de productiewaarde van de transportsector, 2019
SubbrancheGoederenPassagiersOverig
Transportsector
(totaal)
64,419,616,0
Opslag, dienstverlening voor vervoer69,60,030,4
Post en koeriers95,70,04,3
Vervoer door de lucht12,175,012,9
Vervoer over land71,521,76,8
Vervoer over water72,75,721,6
 

Het passagiersvervoer is alleen overheersend in de luchtvaart en in veel mindere mate aanwezig in het vervoer over land en water. Dit betreft het spoorvervoer, overig openbaar vervoer en taxivervoer. In de overige branches domineert het goederenvervoer.

Door naar de consumptie van vervoersdiensten1) te kijken wordt het goederenvervoer buiten beschouwing gelaten, omdat deze diensten via de handels- en vervoersmarges op goederen worden geconsumeerd. Bijkomend voordeel is dat hiervoor ook al voorlopige cijfers over 2020 beschikbaar zijn. Na enkele jaren van groei consumeerden huishoudens in 2020, gecorrigeerd voor prijsveranderingen, bijna 55 procent minder vervoersdiensten dan een jaar eerder. In alle vervoersbranches daalde deze consumptie zeer sterk. 

De consumptie van vervoersdiensten door de lucht en vervoersdiensten over het water (zoals veerdiensten) daalden het sterkst. In absolute zin is de consumptie van vervoersdiensten door de lucht echter harder geraakt dan de consumptie van vervoersdiensten over het water. De consumptie van vervoersdiensten door de lucht was in 2019 namelijk tien keer zo groot als de consumptie van vervoersdiensten over het water. 

2.2.2 Ontwikkeling van de consumptie van diensten voor personenvervoer
 Totaal vervoersdiensten van personen (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoersdiensten door de lucht (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoersdiensten over het water (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)Vervoersdiensten over land (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder)
20162,34,8-10,8
20171,55,51,6-1,1
20184,35,104
20193,72,26,34,7
2020-54,8-68,5-70,3-44,5

2.3 Een bredere blik op mobiliteit

Ook buiten de traditionele transportsector, zoals het openbaar vervoer, de taxisector en luchtvaart, zijn er bedrijfstakken die een bijdrage leveren aan het personenvervoer (en de personenmobiliteit) in Nederland. Dit kan door vervoermiddelen te fabriceren of te verhandelen (zoals fietsfabrieken en autohandelaren), of door hiervoor ondersteunende diensten te leveren (zoals autoleasemaatschappijen). 

De consumptie van vervoersdiensten van de traditionele transportsector maakte in de jaren voor de coronacrisis iets minder dan 2 procent uit van de totale nationale consumptie door huishoudens. De consumptie van vervoermiddelen en hieraan gerelateerde diensten2) lag met een aandeel van 5 procent een stuk hoger. Dit komt vooral door de consumptie van personenauto’s en reparatie- en onderhoudsdiensten. In 2020 daalde het aandeel van de consumptie van vervoersdiensten naar minder dan 1 procent. Tegelijkertijd nam het aandeel van de consumptie van vervoermiddelen en hieraan gerelateerde diensten juist toe. In 2020 werd 5,3 procent van de totale nationale consumptie hieraan besteed. In 2019 was dit nog 5,0 procent. 

In de volgende paragrafen wordt eerst dieper ingegaan op de ontwikkelingen in de transportsector: de luchtvaart, het openbaar vervoer en de taxibranche. Vervolgens wordt dieper ingegaan op branches die vervoermiddelen produceren, verkopen, verhuren, leasen of andere vervoergerelateerde diensten leveren. 

2.3.1 Aandeel van consumptie gerelateerd aan vervoer in de totale nationale consumptie door huishoudens
 Vervoersdiensten van de transportsector (%)Vervoermiddelen en hieraan gerelateerde diensten (%)
20151,94,7
20161,94,7
20171,94,7
20181,95
20191,95
20200,95,3

1) Het gaat hier om de consumptie van vervoersdiensten gericht op het personenvervoer. Dit wijkt af van de consumptie van vervoersdiensten dat op Statline is terug te vinden; dat is namelijk inclusief communicatiediensten.
2) Het gaat hier om de consumptie van vervoermiddelen gericht op het vervoer van personen. Dit wijkt af van de consumptie van vervoermiddelen zoals die op Statline is terug te vinden; dat is namelijk inclusief vrachtwagens en andere transportmiddelen die doorgaans niet voor personenvervoer gebruikt worden. Bovendien wordt de consumptie van aan vervoermiddelen gerelateerde diensten in dit artikel ook meegenomen in het aggregaat. Het gaat dan voornamelijk om reparatie- en onderhoudsdiensten, autolease, autoverhuur en autohandel.

3. De luchtvaart

Tussen de financiële crisis van 2007 en het laatste volledige jaar voor de coronacrisis (2019) is het vliegtuigverkeer via de Nederlandse luchthavens jaarlijks toegenomen. In 2019 werden er meer dan 81 miljoen passagiers vervoerd via de luchthavens van nationaal belang. Op 17 maart 2020 werden alle niet-noodzakelijke reizen echter opgeschort om de oplopende coronabesmettingen in te dammen. Deze verordening zorgde ervoor dat het aantal vervoerde passagiers in april met 98 procent afnam. 

In 2019 werd 86 procent van de productie door de luchtvaartsector gewijd aan personenvervoer. De teruggang van het aantal vervoerde passagiers verklaart daarom ook de sterke krimp van de gehele luchtvaartsector in 2020. In 2019 bedroeg de toegevoegde waarde van de luchtvaartbranche nog 3,6 miljard euro, wat gelijk staat aan 0,5 procent van het bbp. In 2020 zakte de toegevoegde waarde als gevolg van de reisbeperkingen naar 1,5 miljard euro. De daling van het aantal reizigers werd nog enigszins goedgemaakt door meer en duurder goederenvervoer door de lucht. Het belang van de luchtvaart nam af naar 0,2 procent van het bbp. 

Het volume van de toegevoegde waarde van de luchtvaartsector kromp met 96 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder het sterkst in het tweede kwartaal van 2020. In de zomermaanden van 2020 werden de reisrestricties iets versoepeld. Hierdoor trok het aantal reizigers en dus ook de toegevoegde waarde van de luchtvaartsector iets aan. In het laatste kwartaal van 2020 en in het eerste en het tweede kwartaal van 2021 werd door de overheid weer ingezet op alleen noodzakelijk reizen. In deze periode lag de toegevoegde waarde van de luchtvaartsector hierdoor nog altijd rond de 80 procent onder het niveau van de overeenkomstige kwartalen in 2019. In het derde kwartaal van 2021 was er meer herstel te zien. De toegevoegde waarde van de luchtvaartsector lag toen 62 procent onder het niveau van het overeenkomstige kwartaal in 2019. 

3.1 Volume toegevoegde waarde van de luchtvaart, niet seizoengecorrigeerd
JaarKwartaalLuchtvaart (eerste kwartaal 2019 = 100)
2019eerste kwartaal100,0
2019tweede kwartaal123,0
2019derde kwartaal129,8
2019vierde kwartaal114,1
2020eerste kwartaal78,0
2020tweede kwartaal5,3
2020derde kwartaal21,1
2020vierde kwartaal19,1
2021eerste kwartaal19,9
2021tweede kwartaal26,6
2021derde kwartaal49,4

4. Het openbaar vervoer (OV) en de taxidiensten

Het grootste deel van alle trein-, bus-, tram- en metrokilometers door reizigers wordt gemaakt om van en naar het werk of opleiding te reizen. Als maatregel tegen de verspreiding van het corona-virus begon de overheid vanaf 12 maart 2020 met het stimuleren van thuiswerken. Daarnaast waren universiteiten, hogescholen en andere onderwijsinstellingen in 2020 en 2021 deels gesloten. Hierdoor viel een groot deel van de OV-gebruikers weg. Als gevolg hiervan werd de dienstregeling aangepast, waardoor het OV minder frequent reed. 

Het afgenomen aantal check-ins  heeft een duidelijke weerslag op de toegevoegde waarde van het openbaar vervoer. Enerzijds daalden de inkomsten doordat er minder betalende passagiers werden vervoerd. Anderzijds bleven de vaste kosten van het OV relatief hoog. Brandstof, verzekering, belasting en afschrijving zijn voor een vrijwel lege bus immers ongeveer gelijk aan die voor een volle bus.  

4.1 Spoorvervoer

In 2019 werd 9 procent van de productie door het spoorvervoer behaald door goederenvervoer en  91 procent door personenvervoer. Voor 2020 is deze verdeling nog niet bekend. In 2019 legden de inwoners van Nederland van 6 jaar en ouder gemiddeld 1.488 kilometers af in de trein in Nederland. In 2020 is dit met ongeveer 61 procent afgenomen. Door het grote belang van het personenvervoer in de productie van deze branche had dit grote gevolgen voor de toegevoegde waarde: in 2020 nam deze met 56 procent af ten opzichte van een jaar eerder. 

In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp met 71 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder het sterkst. In de kwartalen daarop bleef de toegevoegde waarde op een laag niveau. Pas in het tweede kwartaal van 2021 leek het iets beter te gaan met het spoorvervoer. In dat kwartaal lag de toegevoegde waarde nog 54 procent onder het niveau van het overeenkomstige kwartaal van 2019. In het derde kwartaal van 2021 zette dit herstel echter niet door.   

4.2 Overig openbaar vervoer

Bij de metro, tram en bus, het zogeheten overig openbaar vervoer, is hetzelfde patroon te zien. Ook hier daalde het aantal totaal afgelegde reizigerskilometers met 54 procent zeer sterk. Voorafgaand aan de coronacrisis in 2019 legden de inwoners van Nederland van 6 jaar en ouder gemiddeld 386 kilometers af met deze vervoerswijzen. In 2020 nam dit af naar 176 kilometers. Dit betekent niet dat de metro, tram en bus ook veel minder voertuigkilometers hebben gereden in 2020. Het aantal voertuigkilometers dat werd gereden door lijnbussen is bijvoorbeeld maar met 8 procent gedaald ten opzichte van 2019. 

De krimp van het volume van de toegevoegde waarde van het overige openbare vervoer bedroeg in 2020 bijna 25 procent ten opzichte van 2019. In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp met 40 procent wederom het sterkst. In de daaropvolgende kwartalen herstelde de toegevoegde waarde aanvankelijk deels, waarna deze tijdens de tweede lockdown vanaf eind 2020 weer daalde. In het derde kwartaal van 2021 lag de toegevoegde waarde van het overige openbaar vervoer nog 17 procent onder het niveau van het overeenkomstige kwartaal van 2019. 

4.3 Taxi- en overig persoonlijk vervoer

Het taxi- en overig persoonlijk vervoer in Nederland bestaat voor een groot deel uit vervoer in het kader van speciale voorzieningen, zoals vervoer van ouderen en gehandicapten, leerlingen of zieken. Daarnaast worden taxi’s veelal gebruikt voor een rit naar het vliegveld of na een avondje uit. Touringcarbussen worden veelal gebruikt voor meerdaagse vakanties in het buitenland. Door de getroffen maatregelen tijdens de coronapandemie vielen deze reismotieven grotendeels weg, waardoor er minder gereden werd. Zo reden touringcarbussen 62 procent minder voertuigkilometers in 2020 dan in 2019. Het is niet bekend hoeveel voertuigkilometers er door taxi’s werden afgelegd in 2020. 

Het volume van de toegevoegde waarde van de taxibranche inclusief het overig persoonlijk vervoer kromp in 2020 met 32 procent ten opzichte van een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2020 was de krimp het grootst met een daling van 54 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. In de kwartalen die volgden herstelde de branche zich gedeeltelijk, maar bleef nog ver van het niveau van 2019 verwijderd. In het derde kwartaal van 2021 leek het herstel van de taxibranche inclusief persoonlijk vervoer al meer in zicht. In deze periode lag de toegevoegde waarde 15 procent onder het niveau van hetzelfde kwartaal van 2019. 

4.3.1 Volume toegevoegde waarde van het openbaar vervoer en de taxibranche
JaarKwartaalSpoorvervoer goederen en personen (eerste kwartaal 2019 = 100)Overig openbaar vervoer (eerste kwartaal 2019 = 100)Taxivervoer (eerste kwartaal 2019 = 100)
2019eerste kwartaal100,0100,0100,0
2019tweede kwartaal104,1116,5111,5
2019derde kwartaal100,9107,1100,4
2019vierde kwartaal116,3116,2114,6
2020eerste kwartaal83,892,395,0
2020tweede kwartaal30,070,051,2
2020derde kwartaal32,281,868,1
2020vierde kwartaal38,487,276,2
2021eerste kwartaal31,668,770,0
2021tweede kwartaal48,189,279,6
2021derde kwartaal47,588,685,0

5. Vervoermiddelen

Het gebruik van collectieve vervoerwijzen is harder afgenomen dan meer individuele vervoerwijzen tijdens de coronacrisis. Uit voorgaande paragraaf bleek al dat in 2020 het gemiddeld aantal afgelegde reizigerskilometers per jaar met de trein met 61 procent afnam en met bus, tram en metro met 54 procent. Voor bestuurders of passagiers van een personenauto bedroeg de afname respectievelijk 27 en 34 procent. Het gemiddeld aantal afgelegde reizigerskilometers per fiets daalde met 13 procent, terwijl het aantal te voet juist met 28 procent toenam ten opzichte van 2019. 

Uit paragraaf 2 bleek dat het aandeel van de consumptie van overige goederen en diensten gerelateerd aan vervoer in 2020 zelfs toenam van 5,0 procent van de totale nationale consumptie door huishoudens tot 5,3 procent. De toename van het aandeel wordt voornamelijk veroorzaakt door een grotere consumptie van (motor)fietsen en andere vervoermiddelen dan auto’s, meer consumptie van reparatie- en onderhoudsdiensten en meer lease en huur van voertuigen door huishoudens. In deze paragraaf wordt onder andere gekeken welke sectoren van deze toename in consumptie profiteerden.

5.1 Verkoop van auto’s 

Op 1 januari 2020 bestond het voertuigenpark, jonger dan 1 jaar, uit 579 duizend wegvoertuigen. Op 1 januari 2021 waren dit er met 469 duizend 19 procent minder. Het grootste deel hiervan bestaat uit personenauto’s. Het aantal personenauto’s jonger dan 1 jaar daalde met 20 procent. Bij bedrijfsmotorvoertuigen, zoals bestelauto’s, vrachtauto’s en bussen, bedroeg de daling 22 procent. Er waren in 2020 alleen meer aanhangers (inclusief caravans) en motorfietsen jonger dan 1 jaar. 

Het volume van de toegevoegde waarde van autoproducenten (vervaardiging van auto’s, aanhangwagens en opleggers) kromp in 2020 met 18 procent dan ook sterk. Dit had vermoedelijk niet alleen met de vraag naar auto’s te maken, maar ook met het tekort aan chips en andere auto-onderdelen. Hierdoor waren sommige autofabrikanten gedwongen hun productie voor bepaalde tijd stil te leggen. In het derde kwartaal van 2020 was er aanvankelijk herstel te zien van de toegevoegde waarde. Dit herstel zette in de daaropvolgende kwartalen echter niet door. Met de import en groothandel (van auto’s en motorfietsen) ging het niet veel beter. De toegevoegde waarde nam in 2020 af met 16 procent ten opzichte van 2019. Ook in 2021 bleef de toegevoegde waarde ver onder het niveau van 2019 steken. 

De toegevoegde waarde van de autohandel en -reparatie bleef in 2020 wel redelijk overeind. Dit kwam vooral doordat de tak reparaties en onderhoud een groot productieaandeel heeft binnen deze branche. Waarschijnlijk is dit toe te schrijven aan de jaarlijkse apk-keuring en de reguliere onderhoudsbeurt, die tijdens de crisis wel gewoon werden gehandhaafd. Ook de verdiensten uit de handel in tweedehandsauto’s namen in 2020 licht toe. 

5.2 Lease en verhuur van voertuigen

Het volume van de toegevoegde waarde van de lease- en verhuurbranche voor voertuigen kromp in 2020 met 0,2 procent licht in vergelijking met voorgaand jaar. Ook in het eerste kwartaal van 2021 bleef de toegevoegde waarde van deze branche op ongeveer hetzelfde niveau als in 2019. De sterke groei van de afgelopen jaren is hiermee afgevlakt. In 2019 en 2018 bedroeg de groei in vergelijking met het voorgaande jaar nog respectievelijk 5,8 procent en 5,5 procent.  

Volgens de schatting van de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen (VNA) telde het leaseautopark ultimo 2020 ruim 1,1 miljoen auto’s. Hiervan was 87 procent in eigendom van of in beheer van leasemaatschappijen die lid zijn van de VNA. Het leasepark van de VNA-leden is in 2020 met 2,2 procent gegroeid ten opzichte van 2019. De private lease zat al een tijdje in lift en nam in 2020 bij de VNA-leden met 15,5 procent toe. Ook het aantal bestelwagens in beheer/eigendom van VNA-leden is toegenomen in 2020. Het gaat hierbij om een groei van 3,6 procent. Het aantal personenauto’s voor zakelijk gebruik is juist afgenomen met 1,6 procent (VNA, 2021). Door het thuiswerken en digitaal vergaderen is de behoefte aan een auto van de zaak mogelijk verminderd. 

5.3 Fietsen en motorfietsen

In 2020 zijn er in totaal minder kilometers gefietst dan in 2019. Door thuiswerken en onderwijs op afstand werd de fiets minder gebruikt om naar werk of school te gaan. Het aantal kilometer dat met een recreatief motief werd gefietst nam wel toe in 2020. De daling van het aantal gefietste kilometers in 2020 vertaalde zich niet naar een lagere verkoop van fietsen; in 2020 is de consumptie van fietsen met bijna 16 procent gestegen in vergelijking met voorgaand jaar. Volgens de BOVAG werden er bijna 1,1 miljoen nieuwe fietsen verkocht, waarvan 547 duizend elektrisch (BOVAG, 2021). 

Het volume van de toegevoegde waarde van de overige transportmiddelenindustrie (zoals fietsen en motors) groeide in 2020 met 11 procent toe ten opzichte van 2019. De sterkste groei lag in het derde kwartaal van 2020, met een toename van bijna 33 procent ten opzichte van het overeenkomstige kwartaal van 2019. Dit is mogelijk mede toe te schrijven aan het feit dat vakanties in eigen land meer in trek waren en de opkomst van de elektrische fiets. Ook in de eerste drie kwartalen van 2021 lag de toegevoegde waarde van deze branche boven het niveau van de overeenkomstige kwartalen van 2019. 

5.3.1 Volume toegevoegde waarde producenten en handelaren in vervoermiddelen
JaarKwartaalVervaardiging van auto's, aanhangers en opleggers (eerste kwartaal 2019 = 100)Vervaardiging van (motor)fietsen (eerste kwartaal 2019 = 100)Autohandel en reparatie (eerste kwartaal 2019 = 100)Import en groothandel van auto's en motoren (eerste kwartaal 2019 = 100)Verhuur en lease van voertuigen (eerste kwartaal 2019 = 100)
2019eerste kwartaal100,0100,0100,0100,0100,0
2019tweede kwartaal91,9123,4103,298,0102,9
2019derde kwartaal94,785,9100,585,9110,0
2019vierde kwartaal76,778,1110,487,0104,2
2020eerste kwartaal80,2103,1100,690,5103,2
2020tweede kwartaal51,6117,296,360,5102,2
2020derde kwartaal85,1114,1105,778,3110,1
2020vierde kwartaal79,795,3111,381,8100,5
2021eerste kwartaal86,3121,999,685,5100,6
2021tweede kwartaal88,5132,8102,683,3101,8
2021derde kwartaal67,896,9103,771,9110,2

6. Conclusie

Vanaf maart 2020 werd een set aan maatregelen afgekondigd door de overheid tegen de verdere verspreiding van het coronavirus. Thuiswerken, onderwijs op afstand en reisbeperkingen zorgden onder andere voor minder vliegbewegingen, check-ins in het OV en verkeer op de weg. Als gevolg hiervan nam de toegevoegde waarde van de traditionele transportsector fors af. In 2020 kromp het volume van de toegevoegde waarde met bijna 15 procent in vergelijking met het voorgaand jaar. Deze krimp was groter dan de krimp van het bruto binnenlands product (-3,8 procent). Het aandeel van de transportsector in de Nederlandse economie slonk dan ook van 4,3 procent in 2019 naar 3,9 procent in 2020.

Het volume van de toegevoegde waarde van bijna alle bedrijfstakken binnen de transportsector kromp. Alleen de post- en koeriersdiensten groeiden door het bezorgen van de gestegen internetverkopen. Dit was de enige bedrijfstak binnen de transportsector waarvan de toegevoegde waarde toenam (bijna 12 procent). De consumptie van vervoersdiensten door huishoudens daalde in 2020 hard met gemiddeld 55 procent. De sterkste krimp vond dan ook plaats in transportbranches die vooral passagiers vervoeren. Het personenvervoer was in 2019 goed voor ongeveer 20 procent van de totale productie van de transportsector.

De luchtvaart in Nederland is voor het grootste deel (86 procent in 2019) afhankelijk van passagiersvervoer en kromp vanwege de reisrestricties het sterkst van alle transportbranches. In het tweede kwartaal van 2020 kromp het volume van de toegevoegde waarde van de hele luchtvaartsector met 96 procent  ten opzichte van 2019. In de kwartalen daarna volgde slechts een gedeeltelijk herstel. Ook het openbaar vervoer werd in het tweede kwartaal van 2020 hard geraakt. In de rest van 2020 en 2021 was er nauwelijks herstel te zien. Voor het taxivervoer was een zelfde soort ontwikkeling zichtbaar.

De toegevoegde waarde van autoproducenten en –importeurs nam in 2020 ook af. Al speelde hier ook een tekort aan auto-onderdelen mee. Mede hierdoor bleef ook de verkoop van nieuwe auto’s achter. De autohandel bleef redelijk in stand door doorlopend onderhoud en reparatie, en de verkoop van tweedehands auto’s. Producenten van overige transportmiddelen, zoals fietsen, motors en aanhangwagens groeiden tijdens de coronacrisis.

Referenties

BOVAG (2021), Nieuws - 30 procent meer elektrische fietsen verkocht in 2020 - BOVAG

CBS (z.d.). Mobiliteit in Coronatijd.

VNA (2021), https://www.vna-lease.nl/cijfers-en-feiten/autoleasemarkt-in-cijfers-2020