5. Bedrijfsleven
De groei van de Nederlandse economie is ook te meten via bedrijven en instellingen. Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies, telt op tot het bbp. De toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen kromp in 2020 met 3,9 procent.
2020 (% verandering t.o.v. jaar eerder) | 2019 (% verandering t.o.v. jaar eerder) | |
---|---|---|
Openbaar bestuur | 2,5 | 2,6 |
Verhuur en handel in onroerend goed | 2 | 2,6 |
Energiebedrijven | 1,9 | 4,1 |
Specialistische zakelijk dienstverlening | 1,3 | 3,5 |
Landbouw, visserij en bosbouw | 1 | 1,4 |
Financiële instellingen | 0,4 | -1,5 |
Handel en reparatie | 0 | 2,8 |
Informatie en communicatie | -0,4 | 3,7 |
Bouw | -0,8 | 5,1 |
Water- en afvalbedrijven | -1,8 | 0,3 |
Industrie | -2 | 0,8 |
Onderwijs | -3,5 | 0 |
Gezondheids- en welzijnszorg | -5,3 | 0,8 |
Verhuur roerende goederen en overig zakelijke dienstverlening | -14,9 | 1 |
Vervoer, opslag en post | -15,3 | 0,2 |
Delfstoffenwinning | -22,4 | -13,6 |
Cultuur, sport, recreatie en overige diensten | -24,5 | 2,3 |
Horeca | -40,1 | 1,9 |
De bedrijfstak met de grootste krimp in 2020 was de horeca. Het volume van de toegevoegde waarde van de horeca was door de verschillende lockdowns in 2020 ruim 40 procent lager dan een jaar eerder. Vooral in het tweede en vierde kwartaal kromp deze bedrijfstak ongekend sterk door het sluiten van de deuren. De omzet daalde in het tweede en vierde kwartaal ten opzichte van een kwartaal eerder met respectievelijk meer dan 50 en bijna 44 procent.
Jaar | Kwartaal | Omzet (2015=100) |
---|---|---|
2014 | 1e kwartaal | 93,6 |
2014 | 2e kwartaal | 93,8 |
2014 | 3e kwartaal | 94,5 |
2014 | 4e kwartaal | 95,9 |
2015 | 1e kwartaal | 97,1 |
2015 | 2e kwartaal | 99,5 |
2015 | 3e kwartaal | 100,3 |
2015 | 4e kwartaal | 102,8 |
2016 | 1e kwartaal | 103,6 |
2016 | 2e kwartaal | 104,2 |
2016 | 3e kwartaal | 108,2 |
2016 | 4e kwartaal | 108,3 |
2017 | 1e kwartaal | 110,5 |
2017 | 2e kwartaal | 112,6 |
2017 | 3e kwartaal | 113,9 |
2017 | 4e kwartaal | 115,5 |
2018 | 1e kwartaal | 117,8 |
2018 | 2e kwartaal | 120,8 |
2018 | 3e kwartaal | 121,1 |
2018 | 4e kwartaal | 123,5 |
2019 | 1e kwartaal | 122,6 |
2019 | 2e kwartaal | 125 |
2019 | 3e kwartaal | 125,7 |
2019 | 4e kwartaal | 128,1 |
2020 | 1e kwartaal | 110,4 |
2020 | 2e kwartaal | 53,9 |
2020 | 3e kwartaal | 109,7 |
2020 | 4e kwartaal | 61,8 |
In alle branches van de horeca was het omzetverlies door de lockdowns bijzonder groot. De omzet van eet- en drinkgelegenheden kromp met 31,2 procent iets minder hard dan die van de logiesverstrekkers (-40,6 procent). Het bezorgen en het afhalen van eten en drinken was nog wel toegestaan. Binnen de logiesverstrekking werden de hotels het hardst geraakt met een omzetdaling van ruim 50 procent. Het wegblijven van bijvoorbeeld hotelgasten uit het buitenland was vooral goed te zien in de grote steden. Hotels in Amsterdam boekten 72 procent minder overnachtingen. Door een sterke toename van het aantal binnenlandse gasten in de zomerperiode was de krimp bij de overige logiesverstrekkers zoals vakantieparken, campings en bungalows met 13,1 procent een stuk kleiner.
Ook de krimp van de toegevoegde waarde van de bedrijfstak cultuur, recreatie, sport en overige diensten was in 2020 met 24,5 procent buitengewoon fors. Evenementen, festivals, en voorstellingen en dergelijke mochten een groot deel van het jaar niet, of slechts voor kleine groepen gehouden worden. Ook veel sportclubs en recreatieparken waren een groot gedeelte van het jaar beperkt geopend.
Andere bedrijfstakken met een forse krimp waren de delfstoffenwinning, de vervoerssector, de zakelijke dienstverlening en de zorg. De daling van de delfstoffenwinning hangt samen met de verder teruggeschroefde gaswinning. De krimp van de vervoerssector bedroeg bijna 16 procent. Deze bedrijfstak bestaat behalve uit goederenvervoer ook uit sterk door de coronacrisis getroffen sectoren als het openbaar vervoer en de luchtvaart.
Het beeld voor de luchtvaart en daaraan gerelateerde diensten was somber. In 2020 reisden 23,6 miljoen passagiers van en naar de vijf nationale luchthavens in Nederland. In 2019 waren dat er 81,2 miljoen, een daling van bijna 71 procent. De omzet van post- en koeriersdiensten steeg daarentegen fors doordat er mede door de coronamaatregelen meer aankopen online werden gedaan die door koeriers werden afgeleverd.
Jaar | Aantal passagiers (miljoen) |
---|---|
2008 | 50,4 |
2009 | 46,5 |
2010 | 48,6 |
2011 | 53,9 |
2012 | 55,7 |
2013 | 58 |
2014 | 60,9 |
2015 | 64,6 |
2016 | 70,3 |
2017 | 76,2 |
2018 | 79,6 |
2019 | 81,2 |
2020 | 23,6 |
De toegevoegde waarde van de totale zakelijke dienstverlening lag 6,1 procent lager dan een jaar eerder. In de zakelijke dienstverlening kromp de reisbranche met 68,7 procent het hardst. De specialistische zakelijke dienstverleners, zoals architecten en adviesbureaus, noteerden wel een lichte groei.
De productie van de zorg daalde met 5,1 procent doordat tijdens de coronacrisis per saldo minder gezondheids- en zorgdiensten werden geleverd. Vooral in het tweede kwartaal was de krimp van de zorg met bijna 21 procent ongekend. In ziekenhuizen zijn toen veel afspraken en operaties uitgesteld of geannuleerd. Ook huisartsen hebben minder zorg geleverd. Er zijn echter ook bepaalde onderdelen binnen de gezondheidszorg die door corona per saldo meer zorg hebben verleend, zoals onder andere de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en).
Eerste kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder) | Tweede kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder) | Derde kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder) | Vierde kwartaal (% verandering t.o.v. jaar eerder) | |
---|---|---|---|---|
Gezondheids- en welzijnszorg | -3,7 | -20,7 | 2,7 | 0,4 |
Verhuur roerende goederen en overig zakelijke dienstverlening w.o. | -3,8 | -22,1 | -17 | -16 |
Uitzendbranche | -7 | -20,2 | -15,3 | -12,6 |
Reisbureaus | -23,3 | -93,2 | -63,9 | -90,1 |
Vervoer, opslag en post | -4 | -24,8 | -18,9 | -13,1 |
Cultuur, sport, recreatie en overige diensten | -6,2 | -37,3 | -24,2 | -29,7 |
Horeca | -12,1 | -66,7 | -14,7 | -62,7 |
De bouw en de industrie werden minder zwaar geraakt door alle coronamaatregelen. De industriële productie daalde het sterkst in het tweede kwartaal, maar was in december alweer volledig hersteld. Per saldo kromp de industrie in 2020 met 2,3 procent, met als meest negatieve uitschieter de transportmiddelenindustrie en als grootste positieve uitschieter de machine-industrie. De bouwproductie was 0,4 procent lager dan een jaar eerder.
Niet alle bedrijfstakken krompen in 2020, er waren ook gedeeltes van de economie die positieve records boekten. Zo gaven consumenten meer uit aan bijvoorbeeld voedingsmiddelen en de inrichting van hun woning, en kochten ze meer dan ooit via internet. Dat leidde tot de op een na hoogste omzetgroei van de detailhandel in deze eeuw. In 2020 heeft de detailhandel 5,9 procent meer omgezet dan in 2019. De maatregelen tegen de verspreiding van corona leidde binnen de detailhandel echter tot bijzonder grote verschillen. De foodsector (voornamelijk supermarkten) zette 6,9 procent meer om, terwijl de omzet van de non-foodsector per saldo hetzelfde bleef.
Jaar | Omzet (% verandering t.o.v. jaar eerder) |
---|---|
2001 | 6,3 |
2002 | 3,1 |
2003 | -2,1 |
2004 | -2,2 |
2005 | -0,2 |
2006 | 5,2 |
2007 | 4 |
2008 | 2 |
2009 | -4,3 |
2010 | -0,5 |
2011 | 0 |
2012 | -1,4 |
2013 | -2,1 |
2014 | 1,3 |
2015 | 2,3 |
2016 | 2,4 |
2017 | 4,2 |
2018 | 3,4 |
2019 | 3,3 |
2020 | 5,9 |
* exclusief tankstations en apotheken |
Vooral binnen de non-foodsector waren de verschillen groot. Kleding- en schoenenwinkels boekten het hele jaar zware verliezen, terwijl bouwmarkten, meubelzaken, tuincentra, keukenwinkels en winkels in consumentenelektronica recordomzetten boekten. Het lijkt alsof consumenten, in een jaar zonder kantoor, horeca en evenementen, minder interesse hadden in kleren en schoenen, maar meer aandacht voor hun huis en de inrichting daarvan. Het jaar eindigde echter voor de niet-essentiële winkels, zoals de winkels in consumentenelektronica, slecht. Zij moesten medio december dicht en daardoor kromp de omzet van de non-foodsector met 22,6 procent. In de eerste maanden van 2021 zakte de omzet nog verder weg.
Branche | Verandering (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|
Food | 6,9 |
Supermarkten | 7,1 |
Speciaalzaken | 5,8 |
Non-food | 0 |
Doe-het-zelf, keukens en vloeren | 19,5 |
Consumentenelektronica en witgoed | 8,5 |
Meubels en woninginrichting | 7,7 |
Recreatieartikelen | 5,3 |
Drogisterijen | 2,3 |
Schoenen en lederwaren | -18,4 |
Kleding | -19,7 |
* exclusief tankstations en apotheken |
In 2020 is online 43,5 procent meer omgezet dan in 2019, de hoogste groei sinds het begin van de statistiek onlineverkopen in 2014. Webwinkels realiseerden een groei van 35,7 procent. Webwinkels hebben als hoofdactiviteit verkoop via internet. De onlineomzet van winkels waarvan de verkoop via het internet een nevenactiviteit is (multi-channelers) groeide met bijna 54,7 procent. In januari 2021, toen alle niet-essentiële winkels noodgedwongen gesloten waren, werd er bijna dubbel zoveel online verkocht als een jaar eerder.
Jaar | Totaal (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Multi-channel (zwaartepunt niet online) (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Webwinkels (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|---|
2014 | 11,9 | 18,2 | 8,4 |
2015 | 22,1 | 22 | 22,2 |
2016 | 20,1 | 16,5 | 22,3 |
2017 | 19,9 | 22,2 | 18,6 |
2018 | 17,9 | 26,3 | 12,9 |
2019 | 17 | 21,3 | 14,1 |
2020 | 43,5 | 54,7 | 35,7 |
In de nationale rekeningen wordt gekeken naar de toegevoegde waarde, maar bedrijven kijken naast de omzet ook naar de winst. De brutowinst voor belasting van niet-financiële bedrijven kwam in 2020 uit op 258,9 miljard euro. Dat is 11,5 miljard euro minder dan in 2019 en de grootste daling na 2009. De brutowinst voor belasting is winst waarover nog vennootschapsbelasting betaald moet worden. In de voorgaande drie jaar steeg de brutowinst voor belasting nog.
De afname van de brutowinst voor belasting is geheel toe te schrijven aan de winsten van buitenlandse dochters, die 21,1 miljard euro lager waren dan in 2019. Dat hangt onder meer samen met de lage olieprijzen. De operationele winst was 2,7 miljard euro hoger dan een jaar eerder, wat is te danken aan de coronagerelateerde financiële steunmaatregelen die de overheid aan bedrijven heeft verstrekt. De overige winst nam met 7,0 miljard euro toe. Dat komt vooral doordat de binnenlandse dividendopbrengsten hoger waren dan in 2019 en doordat de afname van de rentebetalingen groter was dan de daling van de renteontvangsten.
Operationele winst (mld euro) | Winsten van buitenlandse dochters (mld euro) | Overige winst (mld euro) | |
---|---|---|---|
2013 | 150,6 | 54,3 | 0,5 |
2014 | 148,8 | 52,4 | 3,1 |
2015 | 160,2 | 63,6 | 5,7 |
2016 | 161,6 | 54,4 | 8,7 |
2017 | 170,9 | 63,1 | 3,1 |
2018 | 178,3 | 80,7 | 10,3 |
2019 | 184,4 | 76,1 | 9,8 |
2020 | 187,1 | 55,0 | 16,8 |
Door de coronacrisis hadden veel bedrijven het moeilijk in 2020, maar het aantal faillissementen lag het afgelopen jaar op het laagste niveau in twintig jaar. Dat is niet los te zien van de noodsteun van de overheid.
In 2020 werden 2.703 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Dat waren er 506 minder dan in 2019. Het aantal faillissementen bereikte een piek in 2013. Daarna is het aantal faillissementen vijf jaar achter elkaar afgenomen. Dit hing samen met de economische groei van de afgelopen jaren. Het is daarom uitzonderlijk te noemen dat juist in een jaar van historische economische krimp het aantal faillissementen zo laag was, maar daar speelt de noodsteun van de overheid een belangrijke rol in.
Aantal | |
---|---|
2000 | 2621 |
2001 | 3333 |
2002 | 4085 |
2003 | 5235 |
2004 | 5267 |
2005 | 5083 |
2006 | 4228 |
2007 | 3589 |
2008 | 3842 |
2009 | 6942 |
2010 | 6162 |
2011 | 6117 |
2012 | 7349 |
2013 | 8376 |
2014 | 6645 |
2015 | 5271 |
2016 | 4399 |
2017 | 3291 |
2018 | 3145 |
2019 | 3209 |
2020 | 2703 |