5. Verwevenheid van horeca met de rest van de economie
Het aandeel van de horeca in de totale toegevoegde waarde van de Nederlandse economie bedroeg voorafgaand aan de coronacrisis nog 2,1 procent. Door het arbeidsintensieve karakter van de horeca was het aandeel in de totale werkgelegenheid nog wat groter: in 2019 was de horeca goed voor 1 op de 20 banen in Nederland. Doordat de horeca in 2020 van alle bedrijfstakken het sterkst kromp, nam ook het aandeel in de totale Nederlandse economie sterk af, tot 1,3 procent in 2020.
Toegevoegde waarde (% van het totaal) Banen (% van het totaal) '95 1,7 4,1 '96 1,7 4,1 '97 1,8 3,9 '98 1,8 4 '99 1,9 4 '00 1,9 4,1 '01 1,9 4,2 '02 2 4,2 '03 1,8 4,1 '04 1,8 4,1 '05 1,7 4,1 '06 1,7 4,2 '07 1,7 4,2 '08 1,6 4,2 '09 1,6 4,1 '10 1,6 4,2 '11 1,6 4,3 '12 1,6 4,4 '13 1,7 4,4 '14 1,8 4,6 '15 1,9 4,7 '16 2 4,8 '17 2,1 4,9 '18 2,1 5 '19* 2,1 5 '20* 1,3 4,6
Deze sterke daling had ook gevolgen voor Nederlandse bedrijven die in direct contact staan met de horeca. Het gaat hierbij om twee type relaties: op de eerste plaats is de horeca afnemer van Nederlandse producten en op de tweede plaats is zij leverancier van goederen en diensten aan andere Nederlandse bedrijfstakken. Onderstaande analyse is gebaseerd op input-/output-tabellen (CBS 2021e).
5.1 Horeca als leverancier van goederen en diensten
Meer dan 60 procent van de horecadiensten wordt geconsumeerd door Nederlandse huishoudens. Denk hierbij aan restaurant- en cafébezoek, of hotelovernachtingen. Een kleiner deel van de horecadiensten (16 procent in 2019) wordt naar het buitenland uitgevoerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om buitenlanders die blijven overnachten in een Nederlands hotel. Logischerwijs nam dit aandeel in 2020 vanwege alle reisbeperkingen af.
Het gedeelte van de horecadiensten dat door Nederlandse bedrijven wordt afgenomen lag in 2020 op 20 procent. Dit aandeel is iets gestegen ten opzichte van een jaar eerder, doordat de consumptie en de uitvoer van horecadiensten nog sterker daalden dan het verbruik ervan door Nederlandse bedrijven. Het bedrijfsmatig verbruik van horecadiensten daalde van 5,4 miljard euro in 2019 tot 4,0 miljard euro in 2020 (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
Door vrijwel alle Nederlandse bedrijfstakken werden minder horecadiensten afgenomen, maar de procentueel sterkste daling is te zien bij de vervoersector. Met name het vervoer door de lucht nam in 2020 veel minder horecadiensten af. Hierbij speelt niet alleen de sluiting van de horeca zelf een rol, maar ook de reisbeperkingen, waardoor er bijvoorbeeld minder catering werd ingekocht door luchtvaartmaatschappijen. Ook de gezondheidszorg en de groothandel kochten fors minder horecadiensten in dan in 2019.
2019 (mln euro van 2019) 2020 (mln euro van 2019) Groothandel en handelsbemiddeling 516 378 Gezondheidszorg 499 359 Vervoer door de lucht 453 200 Verzorging en welzijn 399 299 Holdings en managementadviesbureaus 378 379 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 221 196 IT-dienstverlening 142 103 Detailhandel (niet in auto's) 127 85 Schoonmaakbedrijven, hoveniers e.d. 121 85
De rol van de horeca als toeleverancier aan andere bedrijfstakken is over het algemeen beperkt en bedroeg in 2020 slechts 0,8 procent van het totale verbruik in de Nederlandse economie. In 2019 was dit aandeel nog 1,1 procent. Veruit de meeste bedrijfstakken geven in het eigen productieproces veel meer uit aan bijvoorbeeld grondstoffen, energie en andere goederen en diensten dan aan de horeca.
5.2 Horeca als afnemer van Nederlandse goederen en diensten
Door de sterk gedaalde productie van de horeca in 2020 nam de vraag vanuit deze bedrijfstak naar andere producten ook af. De horeca neemt doorgaans relatief veel producten af van de voedingsmiddelen- en drankenindustrie. Hier werd in 2020 flink op bezuinigd; de inkoop door de horeca uit de drankenindustrie halveerde. Tegelijkertijd nam de inkoop uit de voedingsmiddelenindustrie met 32 procent af (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
De horeca nam in 2020 ook fors minder producten af van energie- en waterleidingbedrijven en van uitzend- en reisbureaus. Aan de andere kant gaven restaurants en hotels in 2020 nog bijna net zoveel uit aan de bedrijfstak exploitatie van onroerend goed als een jaar eerder (1,5 miljard euro). Hiermee streefde deze bedrijfstak in 2020 de voedingsmiddelenindustrie voorbij als belangrijkste toeleverancier aan de horeca. Het gaat hierbij voornamelijk om de huur van horecapanden.
2019 (mln euro van 2019) 2020 (mln euro van 2019) Voedingsmiddelenindustrie 1713 1164 Exploitatie onroerend goed excl. eigen woningbezit 1532 1488 Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling 696 196 Holdings en managementadviesbureaus 525 420 Drankenindustrie 441 215 Energiebedrijven 330 224 Schoonmaakbedrijven, hoveniers e.d. 312 277 Bankwezen 213 189 Reisbureaus, reisorganisatie en -info 211 87
Dat de horeca veel productie van een bepaalde bedrijfstak afneemt, wil niet zeggen dat de horeca voor deze toeleverancier zelf ook van groot belang is. Zo is de voedingsmiddelenindustrie een van de topleveranciers voor de horeca, maar is de horeca zelf slechts een van de vele afnemers van producten uit de voedingsmiddelenindustrie, die voor meer dan de helft exportgericht is. De voedingsmiddelenindustrie leverde voor 549 miljoen euro minder aan de horeca in 2020 dan een jaar eerder. Dit staat gelijk aan een daling van de productie van de voedingsmiddelenindustrie van 0,8 procent (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
Hetzelfde geldt voor bedrijfstakken als de uitzendbureaus en energiebedrijven. Zij leverden in 2020 veel minder aan de horeca dan een jaar eerder, maar uitgedrukt als percentage van hun totale productie viel de daling met respectievelijk 1,7 en 0,6 procent nog mee.
Een uitzondering hierop is de drankenindustrie. Van alle Nederlandse bedrijfstakken is de drankenindustrie het sterkst verbonden met de horeca. Van de totale productie door deze relatief kleine bedrijfstak werd 10 procent in 2019 afgenomen door de Nederlandse horeca, met name door restaurants en cafés. De volumedaling van de leveringen aan de horeca bedroeg dan ook 5,1 procent van de totale productie van de drankenindustrie.
volumeverandering t.o.v. 2019 (%-volumeverandering t.o.v. 2019) | |
---|---|
Drankenindustrie | -5,1 |
Creatieve diensten, kunst en amusement | -1,9 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | -1,7 |
Goederen en diensten n.e.g. | -1,4 |
Voedingsmiddelenindustrie | -0,8 |
Reisbureaus, reisorganisatie en -info | -0,8 |
Waterleidingbedrijven | -0,6 |
Energiebedrijven | -0,6 |
Reparatie en installatie van machines | -0,6 |
Over heel 2020 daalde de productie door de drankenindustrie met 8,7 procent vergeleken met 2019 (gecorrigeerd voor prijsveranderingen). Naast productie voor andere bedrijfstakken, produceert de drankenindustrie voor export naar het buitenland, consumptie door Nederlanders en kan het voorraden opbouwen. De export daalde met 3,6 procent, de consumptie steeg met 2,9 procent en er werd meer geproduceerd dan er werd verkocht, waardoor er voorraden werden opgebouwd. Per saldo hielden deze posten elkaar in evenwicht, waardoor de productiedaling van de drankenindustrie volledig kan worden toegewezen aan de afname van het verbruik door andere bedrijfstakken, en dan met name de horeca.
5.3 Consumptie van voedingsmiddelen en dranken
De sluiting van de horeca leidde tot meer aankopen van consumenten bij supermarkten. Per saldo draaiden supermarkten in 2020 7,1 procent meer omzet dan een jaar eerder; speciaalzaken, waaronder slijterijen, zetten in diezelfde periode 5,7 procent meer om (CBS 2021f). Uiteraard kwam dit niet alleen door de sluiting van de horeca, maar ook doordat een gedeelte van het jaar andere winkels niet of slechts beperkt open waren. Vooral bij typische horeca-producten als bier en wijn steeg de omzet sterk.
De consumptie van voedingsmiddelen en dranken steeg in 2020 met 2,4 miljard euro (prijzen van 2015). Het gaat hierbij om consumptie direct bij de producent of via de handel, zoals de supermarkt of slijterij. Voedingsmiddelen en dranken die worden geconsumeerd in de horeca worden gezien als consumptie van horecadiensten. Deze horecaconsumptie daalde in 2020 met 7,3 miljard euro (prijzen van 2015). De daling van de consumptie van maaltijden en drank in de horeca werd dus bij lange na niet goedgemaakt door de stijging van de consumptie van voedingsmiddelen en dranken bij producenten en in de handel.
Voedingsmiddelen en dranken (mld euro van 2015) Maaltijd- en drankverstrekking in de horeca (mld euro van 2015) 2015 1,114 0,623 2016 0,532 0,867 2017 0,74 0,754 2018 0,565 0,859 2019 0,134 0,25 2020* 2,375 -7,28