Corona en de horeca
Over deze publicatie
Van alle bedrijfstakken in Nederland kromp de horeca in 2020 met 40,6 procent het meest. In dit artikel wordt in kaart gebracht wat er achter dit macro-cijfer schuilgaat.
Samenvatting
1. Inleiding
Net als in veel andere landen was de horeca in Nederland veruit de sterkst getroffen bedrijfstak in de coronacrisis van 2020 en 2021. Zowel tussen 15 maart en 1 juni 2020 als tussen 14 oktober 2020 en 5 juni 2021 moesten restaurants en cafés de deuren grotendeels sluiten om verdere verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast werden in periodes waarin de lockdown niet van kracht was vroegere sluitingstijden gehanteerd, en konden door reisbeperkingen en afstandsmaatregelen minder klanten worden binnengelaten.
Al deze beperkingen zorgden ervoor dat van alle bedrijfstakken in de Nederlandse economie in 2020 de horeca met 40,6 procent het sterkst kromp. In dit artikel wordt in kaart gebracht wat er achter dit macro-cijfer schuilgaat: op wie was de invloed van de coronamaatregelen in de horeca het grootst en wat waren de verschillen tussen beide lockdowns. Het artikel sluit af met een analyse van de effecten van de lockdowns op toeleveranciers aan de horeca en afnemers van horecadiensten.
volumeverandering t.o.v. een jaar eerder (%-volumeverandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|
Horeca | -40,6 |
Cultuur, recreatie, overige diensten | -24,7 |
Delfstoffenwinning | -23,3 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | -14,9 |
Vervoer en opslag | -14,6 |
Gezondheids- en welzijnszorg | -4,7 |
Onderwijs | -3,2 |
Industrie | -2,6 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | -1,9 |
Bouwnijverheid | -0,8 |
Informatie en communicatie | -0,8 |
Handel | 0 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 0,4 |
Financi�le dienstverlening | 0,4 |
Specialistische zakelijke diensten | 0,9 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 2,1 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 3,3 |
Energievoorziening | 4 |
2. De invloed van de lockdowns op de omzet van de horeca
De eerste lockdown is goed terug te zien in de omzetcijfers van het eerste en tweede kwartaal van 2020. In het eerste kwartaal viel de klap nog mee, omdat eet- en drinkgelegenheden alleen in de laatste twee weken van dit kwartaal de deuren dicht moest houden. In het tweede kwartaal waren deze branches gedurende ruim acht weken gedwongen dicht en liep de horeca-omzet terug met 58 procent vergeleken met een jaar eerder. Na de heropening per 1 juni 2020 herstelde de horeca-omzet zich in het derde kwartaal tot 13 procent onder het niveau van een jaar eerder.
Veel horecabedrijven moesten per 14 oktober 2020 de deuren echter weer sluiten, waardoor de omzet in het vierde kwartaal 53 procent lager was dan een jaar eerder. Tijdens het vierde kwartaal bleven de eet- en drinkgelegenheden dit keer niet ruim acht, maar elf weken in lockdown. De omzetdaling ten opzichte van een jaar eerder was echter kleiner dan tijdens de eerste lockdown.
Dezelfde trend zette zich ook in het eerste kwartaal van 2021 door. Toen waren de eet- en drinkgelegenheden gedurende het gehele kwartaal dicht, maar was de omzetdaling van de horeca met 47 procent ten opzichte van een jaar eerder toch weer kleiner. Wel is het zo dat in het laatste geval wordt vergeleken met het eerste kwartaal van 2020, toen de lockdown pas in de laatste twee weken van maart van kracht werd.
Het waren vooral de branches kantines en catering, en fastfoodrestaurants, ijssalons, afhaalrestaurants etc. die een steeds minder grote omzetdaling kenden, ondanks dat de duur van de lockdown per kwartaal toenam. Zij mochten geen klanten meer ontvangen, maar konden in veel gevallen nog wel afhaalmaaltijden verkopen en bezorgen. Restaurants deden dit ook, maar in mindere mate. Het omzetverlies tijdens de tweede lockdown was het grootst bij cafés. Deze branche is het minst gericht op het brengen en afhalen.
Hotels (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) Campings en overige logiesverstrekking (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) Restaurants (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) Fastfoodrestaurants, ijssalons etc (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) Kantines en catering (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) Cafés (%-waardeverandering t.o.v. een jaar eerder) 2019 IV 4,8 1,9 4 4,7 5,5 0,4 2020 I -12,4 -3,5 -12,6 -5,2 -5,7 -15,6 2020 II -79 -42,5 -58,9 -29,1 -54 -66 2020 III -32,5 7,8 -6,3 0,4 -34,2 -10,7 2020 IV -68 -20,4 -60,2 -20,5 -43,9 -73,9 2021 I -72 1,8 -56,1 -9,2 -38,1 -76,3
Nederlandse campings hoefden alleen tijdens de eerste lockdown in het tweede kwartaal van 2020 tijdelijk hun deuren te sluiten in enkele veiligheidsregio’s. Dit resulteerde in een omzetdaling van meer dan 40 procent vergeleken met een jaar eerder. Per 15 juni 2020 waren alle campings in Nederland weer open. In het derde kwartaal werd alweer meer omzet gedraaid dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Tijdens de tweede coronagolf zagen campings en overige logiesverstrekkers (zoals vakantieparken) de omzet toch weer teruglopen. De parken zelf waren weliswaar open, maar veel (horeca-)faciliteiten bleven niet of slechts beperkt toegankelijk.
Hotels konden ook tijdens de coronacrisis de deuren openhouden, maar zagen hun omzet toch sterk dalen door de vele reisbeperkingen. Het effect hiervan is een op een terug te zien in het aantal overnachtingen per kwartaal. Dat lag in het tweede kwartaal van 2020 op slechts een fractie van het niveau van een jaar eerder. Toen de reisbeperkingen in het derde kwartaal werden versoepeld steeg het aantal overnachtingen weer snel.
Doordat mensen in de zomer van 2020 veelal kozen voor een vakantie in eigen land, steeg het aantal overnachtingen door Nederlanders, maar daalde juist het hotelbezoek door buitenlandse gasten. Daarnaast kozen Nederlanders er in eigen land doorgaans voor om niet in hotels te verblijven, maar om op campings en vakantieparken te gaan staan. Tijdens de tweede coronagolf daalde het aantal hotelovernachtingen weer zeer sterk vergeleken met een jaar eerder, ook onder Nederlanders.
Jaar Kwartaal Hotels, pensions en jeugdaccommodaties, Nederland (x 1 000) Hotels, pensions en jeugdaccommodaties, buitenland (x 1 000) Kampeerterreinen, huisjesterreinen en groepsaccomodaties, Nederland (x 1 000) Kampeerterreinen, huisjesterreinen en groepsaccomodaties, buitenland (x 1 000) 2019 I 4879 6000 2019 I 5437 1893 2019 II 6470 8457 2019 II 13784 6758 2019 III 6977 8870 2019 III 20813 9244 2019 IV 5945 6803 2019 IV 7386 3726 2020 I 4354 4595 2020 I 4923 1860 2020 II 2555 917 2020 II 6490 1415 2020 III 7741 3997 2020 III 26916 6934 2020 IV 3794 792 2020 IV 7269 862 2021 I 2411 480 2021 I 3396 162
3. Faillissementen en opheffingen
Het aantal faillissementen bleef tijdens de coronacrisis flink onder het niveau van eerdere economische crises, zoals die in 2009. De gevreesde faillissementsgolf is tot nu toe uitgebleven. De vele steunmaatregelen om de economie draaiende te houden leidden zelfs tot een daling van het aantal faillissementen in Nederland. Illustratief hiervoor was het nieuws dat in augustus 2020 het laagste aantal gefailleerde bedrijven werd bereikt sinds augustus 1999 (CBS, 2021c).
Voor de horeca is het beeld gedeeltelijk anders. Hier was er wel degelijk een plotselinge stijging van het aantal faillissementen in het tweede kwartaal van 2020. In de maanden april, mei en juni gingen er in totaal 112 horecazaken failliet, waarvan 93 restaurants en cafés en 19 hotels. Dit is het hoogste aantal faillissementen in de horeca sinds eind 2013. Het aantal failliete hotels was zelfs het hoogste niveau sinds het begin van de kwartaalmetingen per bedrijfstak in 2009.
Vanaf het derde kwartaal loopt het aantal faillissementen meer in de pas met die van de rest van het bedrijfsleven in Nederland: na augustus werden er nog slechts mondjesmaat horecabedrijven failliet verklaard. In totaal gingen er in 2020 286 bedrijven en eenmanszaken in de horeca failliet. Dit waren er 32 meer dan een jaar eerder. Ook in de eerste maanden van 2021 bleef het aantal faillissementen in de horeca laag.
Logiesverstrekking (aantal) Eet- en drinkgelegenheden (aantal) 2019 jan 1 30 2019 feb 1 15 2019 mrt 0 22 2019 apr 2 27 2019 mei 1 19 2019 jun 4 16 2019 jul 0 16 2019 aug 0 23 2019 sep 1 18 2019 okt 2 20 2019 nov 1 19 2019 dec 0 16 2020 jan 1 16 2020 feb 1 20 2020 mrt 5 32 2020 apr 4 31 2020 mei 9 28 2020 jun 6 34 2020 jul 0 21 2020 aug 3 9 2020 sep 2 14 2020 okt 3 12 2020 nov 1 14 2020 dec 3 17 2021 jan 1 13 2021 feb 0 9 2021 mrt 1 9 2021 apr 3 10 2021 mei 0 7 2021 jun 0 8
Meestal laten bedrijven het niet aankomen op een faillissement en stoppen ze er zelf mee, zo ook in de horeca. In dat geval laten ze zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tegenover de 286 horecafaillissementen in 2020 stonden 4740 horecaondernemingen die zich lieten uitschrijven bij de KvK. Dit is een stijging van 12 procent ten opzichte van 2019. In het eerste kwartaal van 2021 was er overigens weer sprake van een daling van 21 procent van het aantal opheffingen in de horeca van ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Zowel onder kleine als onder grote bedrijven steeg het aantal opheffingen in 2020 en daalde het in het eerste kwartaal van 2021 (CBS 2021c).
4. Werknemersbanen
Hoewel het aantal faillissementen en opheffingen in de horeca in 2020 is toegenomen, lijkt het aannemelijk dat dit aantal nog veel groter zou zijn geweest als deze bedrijfstak geen gebruik had gemaakt van de verschillende noodsteunpakketten. In deze paragraaf wordt ingegaan op de gevolgen van de coronacrisis op de werkgelegenheid in de horeca.
Net voor de corona-uitbraak in februari 2020 waren er 431 duizend banen van werknemers in de horeca. In de drie jaren voor 2020 nam het aantal werknemersbanen in de horeca in het voorjaar en in de zomer tijdelijk toe met ongeveer 40 duizend. In deze maanden is de vraag naar horecapersoneel immers groter dan in de koudere maanden. In 2020 liep het aantal horecabanen gedurende het jaar echter terug, slechts tijdelijk onderbroken door een licht herstel tussen de lockdowns in.
In vergelijking met begin 2020 waren er in de eerste maanden van 2021 ruim 100 duizend horecabanen minder. De grootste daling zat bij de banen op oproepbasis, maar ook het aantal banen met een tijdelijk contract daalde gedurende het jaar. Het aantal horecabanen met een contract voor onbepaalde tijd lag in maart 2021 slechts 10 procent onder het niveau van een jaar eerder. Naarmate de lockdown langer duurde daalde uiteindelijk ook het aantal vaste banen in de horeca.
Oproepbasis (x 1 000) Onbepaalde tijd (x 1 000) Bepaalde tijd (x 1 000) Overig (x 1 000) 2020 feb 198 134 86 12 2020 mrt 186 135 85 12 2020 apr 150 134 78 9 2020 mei 151 134 75 8 2020 juni 181 134 75 9 2020 juli 200 134 76 10 2020 aug 208 134 76 11 2020 sept 203 132 75 12 2020 okt 176 130 73 12 2020 nov 128 127 68 11 2020 dec 126 126 65 11 2021 jan 122 122 60 8 2021 feb 122 122 58 8 2021 mrt 127 121 58 9 2021 apr 137 121 59 10
De grootste schommelingen in het aantal banen door het jaar heen worden doorgaans opgevangen door werknemers onder de 25 jaar. Het gaat daarbij vooral om jonge kelners en barpersoneel. Ook in 2020 was dit het geval. Wel is er een duidelijk verschil tussen de daling van het aantal banen in de eerste lockdown tot 1 juni 2020 en die van de tweede lockdown. Tijdens de eerste lockdown daalde vooral het aantal banen van jongeren onder de 25 jaar, terwijl het aantal banen van oudere horecawerknemers nagenoeg gelijk bleef. Na oktober 2020 begon echter ook het aantal banen van oudere werknemers in de horeca sterker te dalen. In maart 2021 waren er 37 duizend minder banen van oudere horecawerknemers dan een jaar eerder.
Tot 25 jaar (x 1 000) 25 jaar en ouder (x 1 000) 2020 feb 223 208 2020 mrt 215 202 2020 apr 180 192 2020 mei 179 189 2020 juni 209 191 2020 juli 225 194 2020 aug 232 195 2020 sept 226 195 2020 okt 201 190 2020 nov 156 177 2020 dec 154 172 2021 jan 145 168 2021 feb 144 165 2021 mrt 149 165 2021 apr 159 166
5. Verwevenheid van horeca met de rest van de economie
Het aandeel van de horeca in de totale toegevoegde waarde van de Nederlandse economie bedroeg voorafgaand aan de coronacrisis nog 2,1 procent. Door het arbeidsintensieve karakter van de horeca was het aandeel in de totale werkgelegenheid nog wat groter: in 2019 was de horeca goed voor 1 op de 20 banen in Nederland. Doordat de horeca in 2020 van alle bedrijfstakken het sterkst kromp, nam ook het aandeel in de totale Nederlandse economie sterk af, tot 1,3 procent in 2020.
Toegevoegde waarde (% van het totaal) Banen (% van het totaal) '95 1,7 4,1 '96 1,7 4,1 '97 1,8 3,9 '98 1,8 4 '99 1,9 4 '00 1,9 4,1 '01 1,9 4,2 '02 2 4,2 '03 1,8 4,1 '04 1,8 4,1 '05 1,7 4,1 '06 1,7 4,2 '07 1,7 4,2 '08 1,6 4,2 '09 1,6 4,1 '10 1,6 4,2 '11 1,6 4,3 '12 1,6 4,4 '13 1,7 4,4 '14 1,8 4,6 '15 1,9 4,7 '16 2 4,8 '17 2,1 4,9 '18 2,1 5 '19* 2,1 5 '20* 1,3 4,6
Deze sterke daling had ook gevolgen voor Nederlandse bedrijven die in direct contact staan met de horeca. Het gaat hierbij om twee type relaties: op de eerste plaats is de horeca afnemer van Nederlandse producten en op de tweede plaats is zij leverancier van goederen en diensten aan andere Nederlandse bedrijfstakken. Onderstaande analyse is gebaseerd op input-/output-tabellen (CBS 2021e).
5.1 Horeca als leverancier van goederen en diensten
Meer dan 60 procent van de horecadiensten wordt geconsumeerd door Nederlandse huishoudens. Denk hierbij aan restaurant- en cafébezoek, of hotelovernachtingen. Een kleiner deel van de horecadiensten (16 procent in 2019) wordt naar het buitenland uitgevoerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om buitenlanders die blijven overnachten in een Nederlands hotel. Logischerwijs nam dit aandeel in 2020 vanwege alle reisbeperkingen af.
Het gedeelte van de horecadiensten dat door Nederlandse bedrijven wordt afgenomen lag in 2020 op 20 procent. Dit aandeel is iets gestegen ten opzichte van een jaar eerder, doordat de consumptie en de uitvoer van horecadiensten nog sterker daalden dan het verbruik ervan door Nederlandse bedrijven. Het bedrijfsmatig verbruik van horecadiensten daalde van 5,4 miljard euro in 2019 tot 4,0 miljard euro in 2020 (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
Door vrijwel alle Nederlandse bedrijfstakken werden minder horecadiensten afgenomen, maar de procentueel sterkste daling is te zien bij de vervoersector. Met name het vervoer door de lucht nam in 2020 veel minder horecadiensten af. Hierbij speelt niet alleen de sluiting van de horeca zelf een rol, maar ook de reisbeperkingen, waardoor er bijvoorbeeld minder catering werd ingekocht door luchtvaartmaatschappijen. Ook de gezondheidszorg en de groothandel kochten fors minder horecadiensten in dan in 2019.
2019 (mln euro van 2019) 2020 (mln euro van 2019) Groothandel en handelsbemiddeling 516 378 Gezondheidszorg 499 359 Vervoer door de lucht 453 200 Verzorging en welzijn 399 299 Holdings en managementadviesbureaus 378 379 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 221 196 IT-dienstverlening 142 103 Detailhandel (niet in auto's) 127 85 Schoonmaakbedrijven, hoveniers e.d. 121 85
De rol van de horeca als toeleverancier aan andere bedrijfstakken is over het algemeen beperkt en bedroeg in 2020 slechts 0,8 procent van het totale verbruik in de Nederlandse economie. In 2019 was dit aandeel nog 1,1 procent. Veruit de meeste bedrijfstakken geven in het eigen productieproces veel meer uit aan bijvoorbeeld grondstoffen, energie en andere goederen en diensten dan aan de horeca.
5.2 Horeca als afnemer van Nederlandse goederen en diensten
Door de sterk gedaalde productie van de horeca in 2020 nam de vraag vanuit deze bedrijfstak naar andere producten ook af. De horeca neemt doorgaans relatief veel producten af van de voedingsmiddelen- en drankenindustrie. Hier werd in 2020 flink op bezuinigd; de inkoop door de horeca uit de drankenindustrie halveerde. Tegelijkertijd nam de inkoop uit de voedingsmiddelenindustrie met 32 procent af (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
De horeca nam in 2020 ook fors minder producten af van energie- en waterleidingbedrijven en van uitzend- en reisbureaus. Aan de andere kant gaven restaurants en hotels in 2020 nog bijna net zoveel uit aan de bedrijfstak exploitatie van onroerend goed als een jaar eerder (1,5 miljard euro). Hiermee streefde deze bedrijfstak in 2020 de voedingsmiddelenindustrie voorbij als belangrijkste toeleverancier aan de horeca. Het gaat hierbij voornamelijk om de huur van horecapanden.
2019 (mln euro van 2019) 2020 (mln euro van 2019) Voedingsmiddelenindustrie 1713 1164 Exploitatie onroerend goed excl. eigen woningbezit 1532 1488 Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling 696 196 Holdings en managementadviesbureaus 525 420 Drankenindustrie 441 215 Energiebedrijven 330 224 Schoonmaakbedrijven, hoveniers e.d. 312 277 Bankwezen 213 189 Reisbureaus, reisorganisatie en -info 211 87
Dat de horeca veel productie van een bepaalde bedrijfstak afneemt, wil niet zeggen dat de horeca voor deze toeleverancier zelf ook van groot belang is. Zo is de voedingsmiddelenindustrie een van de topleveranciers voor de horeca, maar is de horeca zelf slechts een van de vele afnemers van producten uit de voedingsmiddelenindustrie, die voor meer dan de helft exportgericht is. De voedingsmiddelenindustrie leverde voor 549 miljoen euro minder aan de horeca in 2020 dan een jaar eerder. Dit staat gelijk aan een daling van de productie van de voedingsmiddelenindustrie van 0,8 procent (gecorrigeerd voor prijsveranderingen).
Hetzelfde geldt voor bedrijfstakken als de uitzendbureaus en energiebedrijven. Zij leverden in 2020 veel minder aan de horeca dan een jaar eerder, maar uitgedrukt als percentage van hun totale productie viel de daling met respectievelijk 1,7 en 0,6 procent nog mee.
Een uitzondering hierop is de drankenindustrie. Van alle Nederlandse bedrijfstakken is de drankenindustrie het sterkst verbonden met de horeca. Van de totale productie door deze relatief kleine bedrijfstak werd 10 procent in 2019 afgenomen door de Nederlandse horeca, met name door restaurants en cafés. De volumedaling van de leveringen aan de horeca bedroeg dan ook 5,1 procent van de totale productie van de drankenindustrie.
volumeverandering t.o.v. 2019 (%-volumeverandering t.o.v. 2019) | |
---|---|
Drankenindustrie | -5,1 |
Creatieve diensten, kunst en amusement | -1,9 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | -1,7 |
Goederen en diensten n.e.g. | -1,4 |
Voedingsmiddelenindustrie | -0,8 |
Reisbureaus, reisorganisatie en -info | -0,8 |
Waterleidingbedrijven | -0,6 |
Energiebedrijven | -0,6 |
Reparatie en installatie van machines | -0,6 |
Over heel 2020 daalde de productie door de drankenindustrie met 8,7 procent vergeleken met 2019 (gecorrigeerd voor prijsveranderingen). Naast productie voor andere bedrijfstakken, produceert de drankenindustrie voor export naar het buitenland, consumptie door Nederlanders en kan het voorraden opbouwen. De export daalde met 3,6 procent, de consumptie steeg met 2,9 procent en er werd meer geproduceerd dan er werd verkocht, waardoor er voorraden werden opgebouwd. Per saldo hielden deze posten elkaar in evenwicht, waardoor de productiedaling van de drankenindustrie volledig kan worden toegewezen aan de afname van het verbruik door andere bedrijfstakken, en dan met name de horeca.
5.3 Consumptie van voedingsmiddelen en dranken
De sluiting van de horeca leidde tot meer aankopen van consumenten bij supermarkten. Per saldo draaiden supermarkten in 2020 7,1 procent meer omzet dan een jaar eerder; speciaalzaken, waaronder slijterijen, zetten in diezelfde periode 5,7 procent meer om (CBS 2021f). Uiteraard kwam dit niet alleen door de sluiting van de horeca, maar ook doordat een gedeelte van het jaar andere winkels niet of slechts beperkt open waren. Vooral bij typische horeca-producten als bier en wijn steeg de omzet sterk.
De consumptie van voedingsmiddelen en dranken steeg in 2020 met 2,4 miljard euro (prijzen van 2015). Het gaat hierbij om consumptie direct bij de producent of via de handel, zoals de supermarkt of slijterij. Voedingsmiddelen en dranken die worden geconsumeerd in de horeca worden gezien als consumptie van horecadiensten. Deze horecaconsumptie daalde in 2020 met 7,3 miljard euro (prijzen van 2015). De daling van de consumptie van maaltijden en drank in de horeca werd dus bij lange na niet goedgemaakt door de stijging van de consumptie van voedingsmiddelen en dranken bij producenten en in de handel.
Voedingsmiddelen en dranken (mld euro van 2015) Maaltijd- en drankverstrekking in de horeca (mld euro van 2015) 2015 1,114 0,623 2016 0,532 0,867 2017 0,74 0,754 2018 0,565 0,859 2019 0,134 0,25 2020* 2,375 -7,28
6. Conclusies
De lockdowns van de horeca begonnen half maart 2020 en namen een steeds groter gedeelte van elk opvolgend kwartaal in beslag: in het eerste kwartaal was de horeca slechts twee weken gesloten, in het tweede kwartaal was dit al acht weken, in het vierde kwartaal elf weken en in het eerste kwartaal van 2021 de volle periode van bijna 13 weken. Alleen in het derde kwartaal van 2020 was er een tijdelijke opleving, toen de horeca tijdelijk de deuren weer mocht openen.
Ondanks de steeds langere duur van de lockdown per kwartaal, kenden vooral de branches kantines en catering, en fastfoodrestaurants en ijssalons een steeds minder grote omzetdaling ten opzichte van een jaar eerder. Zij mochten geen klanten meer ontvangen, maar konden in veel gevallen nog wel afhaalmaaltijden verkopen en bezorgen. Het lijkt erop dat deze branches hier gedurende de lockdowns steeds bedrevener in raakten. Restaurants deden dit ook, maar in mindere mate. Cafés kenden deze mogelijkheid nauwelijks en zagen het omzetverlies samen met de duur van de lockdowns toenemen. Ook campings en hotels kenden een steeds minder grote omzetdaling, maar zij mochten tijdens de tweede lockdown gasten ontvangen.
Niet verrassend was de horeca de bedrijfstak die het vaakst gebruik maakte van steunmaatregelen. Uit data tot en met april 2021 blijkt dat 75 procent van de horecabedrijven gebruik maakte van één of meerdere regelingen, terwijl het gemiddelde van alle Nederlandse bedrijven op 31 procent lag. Mede hierdoor steeg het aantal faillissementen in de horeca lang niet zo sterk als tijdens voorgaande crises. Het aantal bedrijfsopheffingen in de horeca steeg in 2020 met 12 procent, maar daalde in het eerste kwartaal van 2021 met 21 procent.
Door het uitblijven van een faillissementsgolf bleef vooral het aantal vaste banen (met een contract voor onbepaalde tijd) in de eerste maanden van de coronacrisis nog op peil. Naarmate de lockdown langer duurde daalde uiteindelijk ook het aantal vaste banen in de horeca. In maart 2021 lag het aantal horecabanen met een contract voor onbepaalde tijd 10 procent onder het niveau van een jaar eerder. In vergelijking met begin 2020 waren er in de eerste maanden van 2021 ruim 100 duizend horecabanen minder. De grootste daling zat bij de banen op oproepbasis en bij werknemers onder de 25 jaar oud.
De horeca is beperkt verweven met de rest van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is inherent aan het soort dienst dat de horeca levert: het is immers primair gericht op de verkoop aan Nederlandse en buitenlandse consumenten. Als afnemer van producten uit het Nederlandse bedrijfsleven speelt de horeca een grotere rol. De horeca heeft vooral met de drankenindustrie een sterke band. In 2019 kon deze branche nog 10 procent van haar productie kwijt aan de Nederlandse horeca. In coronajaar 2020 daalde dit naar 5 procent.
Referenties
CBS (2021b), Meeste bedrijven hadden geen extra extern vermogen nodig vanwege corona.
CBS (2021c), Laagste aantal faillissementen in 21 jaar tijd.
CBS (2021d), Minder bedrijven opgeheven in eerste kwartaal 2021.
CBS (2021e), Tabellensets Nationale rekeningen 2020.
CBS (2021f), Detailhandel: recordgroei in 2020, krimp in december.