5. Bijdrage circulaire economie aan de Nederlandse economie
5.1 Ontwikkeling circulaire economie sector in Nederland
Het aantal voltijdbanen in de circulaire economie is gestegen van 261 duizend in 2001 naar 313 duizend in 2016, een stijging van 20 procent. De totale werkgelegenheid steeg in deze periode met ruim 5 procent, waardoor ook het aandeel van de circulaire werkgelegenheid in de totale economie is gestegen van 3,8 naar 4,4 procent. De circulaire werkgelegenheid zit voor een groot deel in activiteiten die zijn gerelateerd aan onderhoud en reparatie, waaronder ook schoonmaken en reinigen. Hierbij kan gedacht worden aan het onderhoud en de reparatie van auto’s, consumentenartikelen en machines en apparaten, maar ook kleding en textielwasserijen en het reinigen van objecten.
De toegevoegde waarde van de circulaire activiteiten is tussen 2001 en 2016 gestegen van 21 miljard tot 32 miljard euro , een stijging van 48 procent. Doordat het totale bruto binnenlands product (bbp) in dezelfde periode vrijwel net zo hard steeg is de bijdrage van de circulaire economie in het totale bbp nauwelijks veranderd en schommelt tussen 2001 en 2016 tussen de 4,2 en 4,5 procent. Onderhouds- en reparatieactiviteiten leveren niet alleen veel banen op, hier wordt ook het grootste deel van de toegevoegde waarde binnen de circulaire economie gegenereerd. Verder wordt er (relatief) veel toegevoegde waarde gegenereerd met lease- en verhuur-activiteiten en met de groothandel in afval en schroot.
Jaar | Werkgelegenheid (x 1 000) |
---|---|
2001 | 261 |
2002 | 267 |
2003 | 265 |
2004 | 267 |
2005 | 267 |
2006 | 278 |
2007 | 290 |
2008 | 301 |
2009 | 307 |
2010 | 310 |
2011 | 314 |
2012 | 309 |
2013 | 307 |
2014 | 308 |
2015 | 309 |
2016 | 313 |
5.2 Internationale vergelijking
De beschikbare Eurostat data voor het maken van een internationale vergelijking zijn helaas beperkt bruikbaar omdat deze slechts een klein deel van de circulaire activiteiten dekken die in de Nederlandse cijfers wel zijn meegenomen. De Europese vergelijking omvat activiteiten als afvalinzameling, afvalverwerking, recycling en een deel van de reparatieactiviteiten, maar er ontbreken ook veel activiteiten zoals de groothandel in afval en schroot, tweedehands winkels, onderhoud, verhuur en lease-activiteiten. Ter indicatie, de internationaal vergelijkbare raming van de Nederlands circulaire werkgelegenheid komt uit op slechts een derde van de werkgelegenheid gebaseerd op de CBS-cijfers.
Zowel in termen van werkgelegenheid als toegevoegde waarde, heeft Nederland een relatief kleine circulaire sector en is het aandeel van de circulaire sector in de totale economie ruim onder het gemiddelde van de EU-28. Ook België en Duitsland hebben relatief weinig werkgelegenheid gerelateerd aan circulaire activiteiten. Voor alle landen ligt het aandeel werkgelegenheid overigens (ruim) boven het aandeel toegevoegde waarde, wat aangeeft dat de circulaire economie vooral arbeidsintensieve activiteiten omvat. In Nederland is het aandeel toegevoegde waarde ten opzichte van het aandeel werkgelegenheid relatief hoog, Nederland weet dus met relatief weinig arbeidskrachten relatief veel toegevoegde waarde te genereren.
Het is echter lastig om conclusies te trekken uit het voorgaande. Immers, veel werkgelegenheid in de afvalinzameling betekent enerzijds dat er veel afval wordt ingezameld, verwerkt en mogelijk hergebruikt, maar anderzijds dat er blijkbaar ook veel afval wordt geproduceerd dat ingezameld dient te worden. Een stijging in de werkgelegenheid betekent wellicht enkel dat er meer afval geproduceerd wordt. Een grote circulaire economie sector is dan ook niet per definitie positief. Aan de andere kant betekent een toename van activiteiten gericht op het waardebehoud en hergebruik van producten en materialen wel toenemende aandacht voor de circulaire economie. Denk hierbij aan hergebruik van producten via tweedehands winkels, het repareren van producten en het optimaal inzetten van producten en materialen via deelplatforms of met behulp van verhuur en lease constructies.
Land | Werkgelegenheid (%) | Aandeel bbp (%) |
---|---|---|
Letland | 2,89 | 1,00 |
Litouwen | 2,71 | 1,05 |
Polen | 2,21 | 1,13 |
Kroatië | 2,19 | 1,22 |
Slovenië | 2,09 | 1,31 |
Italië | 2,05 | 1,07 |
Spanje | 2,02 | 1,02 |
Estland | 2,01 | 1,11 |
Cyprus | 1,99 | 0,88 |
Hongarije | 1,93 | 0,91 |
Portugal | 1,82 | 0,76 |
Bulgarije | 1,76 | 1,12 |
Slowakije | 1,76 | 0,77 |
EU -28 | 1,73 | 0,98 |
Finland | 1,66 | 0,94 |
Griekenland | 1,65 | 0,35 |
Verenigd Koninkrijk 1) | 1,59 | 1,21 |
Roemenië | 1,58 | 0,75 |
Zweden | 1,56 | 0,89 |
Frankrijk | 1,52 | 0,87 |
Oostenrijk | 1,49 | 1,04 |
Duitsland | 1,47 | 0,99 |
Denemarken | 1,36 | 0,82 |
Nederland | 1,19 | 0,79 |
België | 1,12 | 0,69 |
Bron: CBS, Eurostat | ||
1) Cijfer Verenigd Koninkrijk betreft 2015 |