Auteur: Edwin Horlings, Olaf Koops, Julius Hage, Marieke Rensman
Monitor Verduurzaming Industrie 2023

7. Vernieuwing

De kernindicatoren die in de MVI worden gepresenteerd en de methoden die worden gebruikt om ze te produceren worden voortdurend verbeterd. Dit hoofdstuk beschrijft de voornaamste vernieuwingen. In deze editie van de monitor zijn er nieuwe indicatoren opgenomen op het gebied van participatie in energieverduurzamingsregelingen naar kenmerken en technologiegebieden, en de samenstelling van deelnemers in innovatieprojecten. Verder is er een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd voor het maken van een gecombineerde indicator voor investeringen in verduurzaming.

Nieuwe indicatoren

In de MVI worden stapsgewijs nieuwe indicatoren ontwikkeld en toegevoegd. In deze editie zijn nieuwe indicatoren opgenomen over de deelname aan RVO-regelingen, als onderdeel van kpi 6. Het gaat om deelname door bedrijven aan de energieverduurzamingsregelingen EIA, SDE++, ISDE en MIA/VAMIL voor de jaren 2015 tot en met 2022. Dit zijn regelingen gericht op het stimuleren van investeringen in bewezen technologieën op gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiency, en/of CO2-emissiereductie.

Iedere aparte RVO-regeling is gericht op specifieke bedrijfsmiddelen met een bewezen impact op verduurzaming van het productieproces. Zo is SDE-regeling bedoelt voor o.a. de productie van hernieuwbare energie, de EIA voor investeringen in energie-efficiency en de MIA/VAMIL-regeling is gericht op investeringen in milieuvriendelijke technieken.

De brongegevens zijn afkomstig van RVO en gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register van het CBS met de MVI beslisboom (zie hoofdstuk 5). Dankzij de koppeling is het mogelijk om de kenmerken van bedrijven die participeren in de energieverduurzamingsregelingen in kaart te brengen. Per regeling zijn beschrijvende statistieken gemaakt over de aantallen bedrijven en gecommitteerde investeringsbedragen uitgesplitst naar bedrijfstak (SBI 2-digit niveau), bedrijfsgrootte, regionaal cluster en bedrijfsleeftijd.

Nieuwe regelingen worden toegevoegd aan de data-infrastructuur na overleg met EZK en RVO. Bestaande regelingen die nog worden toegevoegd zijn de Versnelde klimaatinvesteringen in de industrie (VEKI), de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) en de Informatieplicht Energiebesparing. Ook energie-innovatieregelingen (zoals DEI+, TSE en MOOI) worden nog toegevoegd.

Internationale vergelijking

Waar mogelijk zijn indicatoren internationaal vergeleken. Deze vergelijking bleek mogelijk voor: toegevoegde waarde en arbeidsproductiviteit (2015-2023), broeikasgasemissies en emissie-intensiteit (2015-2023), energieverbruik en energie-intensiteit (2015-2023), aandeel hernieuwbare energie, fossiele brandstoffen en elektriciteit in finaal energieverbruik (2017-2021), aantal ingeleverde emissierechten en marktwaarde netto saldo ingeleverde emissierechten (2005-2023), milieu-investeringen (2015-2022) en bedrijfsafval (2010-2020). De vergelijking is gemaakt voor de EU27 plus Zwitserland, Noorwegen, IJsland, Turkije en het Verenigd Koninkrijk.

Haalbaarheidsonderzoek gecombineerde indicator voor investeringen in verduurzaming

In de voorgaande versie van de MVI is een indicator voor de investeringen in verduurzaming opgenomen op basis van statistiek ‘milieu-investeringen’ van bedrijven van het CBS. Een haalbaarheidsonderzoek is gedaan om te onderzoeken of het mogelijk is om verschillende microbestanden van het CBS en RVO te combineren om een zo volledig mogelijk inzicht te krijgen in de investeringen van bedrijven in verduurzaming, in het bijzonder in emissiereductie, energiebesparing en circulaire productie.

Milieu-investeringen zijn gedefinieerd als investeringen met primair doel de bescherming, het herstel en de verbetering van het milieu. De statistiek is gebaseerd op gegevens uit de Enquête milieukosten van bedrijven van het CBS (MKB-enquête)9). De milieu-investeringen  worden hier uitgevraagd als onderdeel van de milieukosten van bedrijven. De MKB-enquête is een jaarlijkse steekproef van ca. 4.100 bedrijven met 10 of meer werknemers in de delfstoffenwinning, industrie, energiesector en waterbedrijven. De steekproefomvang is ongeveer de helft van de doelpopulatie van de enquête. Omdat de RVO data over klimaatinvesteringsregelingen populatiebestanden betreft, was de hypothese dat met het combineren van de bronbestanden de representativiteit van de cijfers verhoogd kon worden.

Uit het haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat de representativiteit van de MKB-enquête goed is. Zo is 97 procent van de EIA-investeringen en 87 procent van de SDE-investeringen in de periode 2015-2020 gedaan door bedrijven die in de MKB-microbestanden voorkomen10). De meerwaarde van het combineren van beide bronbestanden is daarmee beperkt. Er is derhalve besloten om geen gecombineerde indicator op te nemen maar twee aparte indicatoren aan te houden.

Wel laten de investeringsbedragen in verduurzaming verschillen in uitkomsten zien. De belangrijkste oorzaken van de verschillen komen door de scope van de MKB-enquête en definitieverschillen tussen beide bronbestanden. Allereerst, is de doelpopulatie van de MKB-enquête niet de volledige bedrijvenpopulatie van de klimaatsector industrie. Er ontbreken micro bedrijven, ofwel bedrijven met minder dan 10 werknemers, en bedrijven in de bedrijfstakken Riolering, afvalbeheer en sanering (SBI 37-39) en Bouwnijverheid (SBI 41-43). Hierdoor blijven naar schatting 30 tot 40 procent van de totale milieu-investeringen in de klimaatsector industrie buiten beeld, op basis van informatie over de deelname aan RVO-regelingen.

De tweede oorzaak betreft een verschil in definitie over welk deel van de investering meegenomen wordt. De RVO-regelingen gaan uit van het totale investeringsbedrag. Bedrijven geven het totale investeringsbedrag op waarop de subsidieregeling van toepassing is. In de MKB-enquête gaat uit het om het deel van de investeringen dat als primair doel heeft de bescherming, herstel of verbetering van het milieu heeft. Bedrijven kunnen zelf aangeven welk deel van hun investeringen dit betreft in de MKB-enquête. Dit kunnen end-of-pipe investeringen en procesgeïntegreerde investeringen zijn. End-of-pipe investeringen hebben als primair doel het milieu en worden volledig meegenomen, ze zijn namelijk gericht op het verminderen van de negatieve effecten van de milieuverontreiniging. Bij procesgeïntegreerde investeringen gaat het om het verminderen van de oorzaak van de milieuverontreiniging. Bedrijfseconomische motieven zijn hierbij vaak leidend en het milieu is een secundair motief. Zo zorgen investeringen in energiebesparing voor lagere energiekosten én het verminderen van het (fossiele) energieverbruik. In dat geval zijn alleen de geraamde meerkosten ten behoeve van het milieu meegenomen.  Hierdoor vallen de investeringsbedragen van de milieu-investeringen lager uit.

In de MVI worden de resultaten vanuit beide bronnen apart opgenomen. Bij kpi 12/13 (investeringen in machines en installaties en gebouwen) worden de milieu-investeringen van bedrijven opgenomen op basis van de MKB-enquête van het CBS. Bij kpi 6 (deelname aan RVO-regelingen) worden de aantallen bedrijven en gecommitteerde investeringsbedragen van bedrijven opgenomen die betrekking hebben op de RVO-subsidieregelingen EIA, SDE++, MIA/VAMIL en ISDE.

9) https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksomschrijvingen/milieukosten-van-bedrijven.
10) Zie ook Koops, O., et al. (2024). Milieu-investeringen. ENR research agenda rapport. Leidschenveen: CBS.