5. Conclusies
Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen hoe vaak gemeenten in 2022 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart, hoeveel vorderingen en boetes er in 2022 zijn opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand met betrekking tot het verzwijgen van vermogen in het buitenland en hoe groot de totale beginschuld is die hiermee gemoeid is. Om deze gegevens in kaart te brengen, is een enquête gestuurd naar alle gemeenten in Nederland.
In 2022 waren er in Nederland 344 gemeenten, daarvan hebben er 269 gerespondeerd (78 procent). De respons was voor verslagjaar 2022 hoger dan die in het onderzoek over 2021 en 2020 (beide jaren 70 procent) en meer op het niveau van het onderzoek over 2019 (81 procent). De respons was representatief voor alle gemeenten in Nederland wat betreft de verdeling van gemeentegrootteklassen, het aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht, de bevolkingsdichtheid en het aantal personen met een migratieachtergrond. Er waren 38 gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar een lege enquête hebben teruggestuurd. Deze gemeenten zijn daarom behandeld als non-respons. De bruikbare respons komt daarmee uit op 67 procent (in het onderzoek over 2020 en 2021 was dat respectievelijk 63 en 62 procent).
Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn, door middel van imputatie, de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd. Op deze manier is voor alle gemeenten in Nederland tezamen een schatting gemaakt van het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland, constateringen, vorderingen en boetes. De onderzoeken over 2018 tot en met 2022 volgden dezelfde werkwijze en methode, waardoor de cijfers van alle onderzoeken vergeleken kunnen worden. De cijfers over 2018 tot en met 2022 zijn te vinden in tabel 4.1.1b in bijlage 2.
De resultaten laten zien dat het aantal gemeenten dat in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart, met 95 procent betrouwbaarheid tussen de 60 en 100 ligt. Deze gemeenten voerden tezamen tussen de 520 en 690 onderzoeken uit. Dit betekent dat er in 2022 minder vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in 2020 en 2021. Het aantal gestarte vermogensonderzoeken in 2022 is vergelijkbaar met het aantal uit 2019.
In totaal werden in 2022 tussen de 100 en 130 schendingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Vorderingen en boetes naar aanleiding van verzwegen vermogen in het buitenland kwamen minder voor: het aantal vorderingen met een datum besluit in 2022 lag tussen de 25 en 30 en het aantal boetes lag tussen de 15 en 20 (met een kleine kans dat het aantal buiten deze grenzen ligt).
De totale beginschuld van de vorderingen en boetes kon niet worden opgehoogd voor de non-respons, omdat er sprake was van een te klein aantal waarnemingen (met bedragen hoger dan nul euro) in combinatie met een grote spreiding tussen de bedragen. Daarom zijn ter indicatie alleen de antwoorden van de responderende gemeenten beschreven. In 2022 ging het bij de vorderingen om elf gemeenten en bij de boetes om vier gemeenten. De totale beginschuld van de vorderingen van responderende gemeenten in 2022 was ruim 403 duizend euro en de beginschuld van de boetes was bijna 28 duizend euro.
In de toelichting, die berichtgevers in de enquête konden geven, liet een aantal weten dat zij van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland of dat zij hiervoor waarschijnlijk een samenwerking met het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) zullen aangaan.