4. Uitkomsten
4.1 Aantallen
Op basis van de respons op de enquête en de ophoging door middel van de imputatiemethode zijn per vraag schattingen gemaakt voor de totale aantallen van alle gemeenten in Nederland in 2022. De resultaten zijn weergegeven in tabel 4.1.1a. Bijlage 2 bevat tabel 4.1.1b, waarin de resultaten van alle onderzoeken zijn opgenomen, over 2018 tot en met 2022. De schattingen gaan gepaard met een bepaalde onzekerheid, uitgedrukt in de relatieve marge. De relatieve marge geeft aan hoeveel het werkelijke aantal kan afwijken van de puntschatting. Door middel van deze marges zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen bepaald. Per vraag wordt een ondergrens en een bovengrens aangegeven, waarbij er een kleine kans is dat het aantal buiten deze grenzen ligt.
95% betrouwbaarheids-interval in 20222) | relatieve marge in 2022 | |
---|---|---|
Aantal gemeenten dat vermogens-onderzoeken in het buitenland is gestart | [60 : 100] | 28% |
Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland | [520 : 690] | 14% |
Aantal constateringen van overtredingen van de inlichtingenplicht1) | [100 : 130] | 14% |
Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [25 : 30]3) | 10% |
Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [15 : 20]3) | 13% |
Bron: CBS 1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) De aantallen zijn afgerond op tientallen. 3) Om te voorkomen dat de onder- en bovenmarge gelijk zijn, zijn deze aantallen afgerond op vijftallen. |
Uit tabel 4.1.1a blijkt dat in 2022, van alle 344 gemeenten, naar schatting 60 tot 100 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Dit blijkt uit het 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit geeft een indicatie dat de puntschatting van het totaal aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart binnen deze range zal liggen. Dit betekent dat er een kleine kans is dat het aantal hoger of lager dan dit interval is. Het totaal aantal gestarte vermogensonderzoeken ligt, volgens het 95%-betrouwbaarheidsinterval, tussen 520 en 690.
Dit betekent dat er in 2022 minder vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in 2021 en 2020. Het aantal gestarte vermogensonderzoeken in 2022 is vergelijkbaar met het aantal uit 2019. Uit eerder onderzoek (zie tabel 4.1.1b in bijlage 2) is namelijk gebleken dat het in 2021 om 1 080 tot 1 250 gestarte onderzoeken ging, in 2020 om 1 560 tot 1 960 gestarte onderzoeken, in 2019 om 520 tot 610 gestarte onderzoeken en in 2018 om 240 tot 390 gestarte onderzoeken.
Op basis van vermogensonderzoeken in het buitenland zijn in 2022 naar schatting tussen 100 en 130 overtredingen wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland geconstateerd. Het gaat hierbij om alle overtredingen die in een jaar zijn geconstateerd, ongeacht het jaar waarin het onderzoek is gestart en de sanctie die hierop volgde.
De aantallen opgelegde vorderingen en boetes naar aanleiding van dergelijke constateringen komen lager uit. Er zijn naar schatting tussen de 25 en 30 vorderingen opgelegd en tussen de 15 en 20 boetes (steeds met een kleine kans dat het aantal buiten deze grenzen ligt).
Hierbij moet worden opgemerkt dat een (boete)vordering met een datum besluit in een bepaald verslagjaar ook het resultaat kan zijn van een vermogensonderzoek dat is gestart vóór dat verslagjaar. Zo kan bijvoorbeeld een deel van het aantal geschatte (boete)vorderingen met een datum besluit in 2022 voortkomen uit vermogensonderzoeken die reeds vóór 2022 zijn gestart. Aan de andere kant kunnen er na 2022 nog (boete)vorderingen zijn opgelegd als resultaat van in 2022 gestarte vermogensonderzoeken. Deze vorderingen vallen echter buiten de schatting van het aantal (boete)vorderingen in dit onderzoek.
4.2 Bedragen
In de enquêtes is ook gevraagd naar de totale beginschuld van de in 2022 opgelegde vorderingen en boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland.
De vraag naar de totale beginschuld van de vorderingen is door 206 gemeenten ingevuld, waarvan bijna 95 procent met een 0. Zoals al werd aangegeven in paragraaf 3.2 is het aantal responderende gemeenten dat een beginschuld hoger dan 0 heeft ingevuld zeer laag, oftewel er zijn weinig waarden met een waarde boven 0. De spreiding in waarden van individuele gemeenten die niet 0 zijn, is bij de bedragen veel groter dan bij de gevraagde aantallen. Dit maakt het lastig om de bedragen bij te schatten voor gemeenten die niet responderen. Dit was in de eerdere onderzoeken ook het geval. Er kon dan ook wederom geen betrouwbaar model worden bepaald om de bedragen op te hogen voor de non-respons.
In tabel 4.2.1 worden daarom de antwoorden beschreven van de gemeenten die in de enquête van minimaal één vordering respectievelijk boete een bedrag opgaven. Omdat dit slechts een klein aantal gemeenten betreft, zijn deze bedragen slechts ter indicatie.
totale beginschuld van vorderingen in 20221)2) N3) = 25 | totale beginschuld van boetes in 20221)2) N3) = 4 | |
---|---|---|
Totaalbedrag | 403 060 | 27 870 |
Minimum | 80 | 80 |
Maximum | 193 000 | 23 000 |
Bron: CBS 1) Wegens overtreding van de inlichtingenplicht, vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland 2) De bedragen zijn afgerond op tientallen. 3) Betreft het aantal vorderingen c.q. boetes. |
Elf gemeenten hebben in totaal 25 vorderingen in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland met een beginschuld boven de 0 euro opgegeven. Zoals te zien is in tabel 4.2.1, was het totaalbedrag van die 25 vorderingen meer dan 400 duizend euro. De minimale totale beginschuld van de vorderingen was 80 euro en de maximale totale beginschuld van de vorderingen was 193 duizend euro.
Als het om de beginschuld van de opgelegde boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland gaat, zijn er nog minder opgaven die hoger dan 0 euro waren; het gaat om vier gemeenten en vier boetes. Het totaalbedrag van de boetes was bijna 28 duizend euro, met een minimum totaalbedrag van 80 euro en een maximum totaalbedrag van 23 duizend euro.
4.3 Toelichting van gemeenten
Ongeveer 80 responderende gemeenten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een toelichting te geven bij de enquête. De toelichtingen van de gemeenten zijn verdeeld in drie groepen:
- gemeenten die in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland.
Gemeenten die in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
In 2022 waren er ongeveer 20 gemeenten die in de enquête aangaven dat zij in dat jaar vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart en daarbij een opmerking maakten. Meestal betrof het een verklaring waarom de overige informatie (constateringen, vorderingen, boetes, bedragen) niet of slechts deels kon worden geleverd:
- Het onderzoek (of een deel van de onderzoeken) was (nog) niet afgerond.
- Terwijl het aantal gestarte onderzoeken wel opgegeven kon worden, was het niet mogelijk om de vervolgvragen te beantwoorden omdat die informatie niet geregistreerd wordt of omdat er sprake was van lopend bezwaar, waardoor nog geen boete opgelegd kon worden.
- In sommige gevallen kon het onderzoek in het buitenland niet uitgevoerd worden of moest onvolledig afgerond worden omdat de benodigde gegevens niet of onvolledig werden verstrekt aan de gemeente of aan het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De buitenlandse instanties werkten niet goed mee of de samenwerkingsmogelijkheden waren niet voldoende.
- Belanghebbende leverde geen medewerking aan het onderzoek. Uitkering is stopgezet door de gemeente.
Ook werd meermaals genoemd dat het resultaat van het onderzoek was dat er geen vermogen in het buitenland was gevonden. Het onderzoek leverde in deze gevallen geen aanwijzingen voor vermogen in het buitenland op, er werden geen schendingen vastgesteld.
Verder resulteerde het onderzoek over 2022 bij een klein aantal gemeenten erin dat de uitkering beëindigd werd zonder verdere consequenties voor de voormalige uitkeringsontvanger.
Gemeenten die in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
Het grootste deel van de responderende gemeenten heeft in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland opgestart. Daarvan hebben ongeveer 20 gemeenten in de enquête een toelichting opgegeven.
Een deel van de gemeenten geeft aan dat zij geen onderzoeken zijn gestart in 2022 omdat er geen specifieke aanleiding toe was, of überhaupt geen vermogensonderzoeken in het buitenland verrichten.
Daarnaast worden de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne en de invoer van de energietoeslag door een gemeente als oorzaak aangewezen dat zij geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Een andere gemeente geeft aan dat zij terughoudend zijn in het inzetten van capaciteit voor deze onderzoeken omdat deze vaak lang duren en doorgaans weinig opleveren.
Een aantal gemeenten lieten weten dat zij wel van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland en dat zij hiervoor mogelijk een samenwerking aangaan met het IBF.
Gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland
Bij de ongeveer 30 gemeenten die de vragenlijst leeg terugstuurden, was de reden altijd dat zij in hun registratiesysteem aangaande vermogensonderzoeken in het buitenland geen specifieke codes hebben ingericht betreffende werkprocessen, vorderingen, overtredingen en boetes, en daardoor deze gegevens niet kunnen aanleveren aan het CBS. Meerdere gemeenten gaven in dit kader aan de algemene term ‘vermogen’ te hanteren en vermogen in het buitenland niet specifiek te registreren.