Vermogensonderzoeken in het buitenland 2022
Over deze publicatie
In dit rapport worden de resultaten beschreven van het onderzoek naar vermogensonderzoeken in het buitenland door gemeenten in 2022. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het aantal gemeenten dat in 2022 een vermogensonderzoek in het buitenland is gestart en hoe vaak dit leidt tot een vordering en/of boete wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Samenvatting
Om deze informatie te achterhalen is naar alle gemeenten in Nederland een enquête gestuurd. In 2022 waren er in Nederland 344 gemeenten, daarvan hebben er 269 gerespondeerd (78 procent). Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn door middel van imputatie de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd. Op deze manier is voor alle gemeenten in Nederland tezamen een schatting gemaakt van het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken is gestart in 2022, het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland, constateringen, vorderingen en boetes.
Uit de analyses blijkt dat met 95 procent zekerheid kan worden gezegd dat er in 2022 door 60 tot 100 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Samen zijn deze gemeenten 520 tot 690 onderzoeken gestart. Dit betekent dat in 2022 minder vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in 2020 en 2021.
Naar aanleiding van vermogensonderzoeken in het buitenland zijn in 2022 in totaal 100 tot 130 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd. Er zijn 25 tot 30 vorderingen en 15 tot 20 boetes opgelegd met een datum besluit in 2022 (met 95 procent zekerheid). Van de beginschulden van deze vorderingen en boetes kon geen betrouwbaar model voor ophoging worden bepaald. Voor deze variabelen zijn daarom in deze publicatie alleen de gegevens van de responderende gemeenten beschreven. De totale beginschuld van de vorderingen van responderende gemeenten in 2022 was ruim 403 duizend euro en de beginschuld van de boetes was bijna 28 duizend euro.
1. Inleiding
1.1 Achtergrond
Iemand die bijstand aanvraagt moet alle feiten en omstandigheden doorgeven waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Hieronder valt ook het hebben van inkomen, vermogen of onroerend goed in het buitenland.
Deze inlichtingenplicht geldt niet alleen bij de aanvraag, maar ook gedurende de bijstandsuitkering. Gemeenten kunnen een onderzoek instellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. Dit geldt ook voor onderzoeken naar inkomen en vermogen in het buitenland. Door middel van steekproeven en op basis van indicatoren en signalen kunnen bijstandsgerechtigden worden geselecteerd voor zo’n onderzoek. Het onderzoek mag bijvoorbeeld gebaseerd zijn op het criterium ‘een ander land van herkomst dan Nederland’ of ‘veelvuldig bezoek aan hetzelfde land’ (Kamerbrief 28 juni 2018). Deze criteria mogen echter niet in strijd zijn met het discriminatieverbod. Wanneer in het onderzoek niet gemeld vermogen in het buitenland wordt geconstateerd, wordt het recht op bijstand herzien en volgt mogelijk een terugvordering en een boete.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil meer inzicht in de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland door gemeenten en de omvang hiervan. Hiertoe heeft het CBS in samenspraak met SZW voor het eerst eind 2019/begin 2020 middels een enquête onder alle gemeenten in Nederland in kaart gebracht hoe vaak zij in 2018 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart, hoe vaak dit heeft geleid tot een (boete)vordering en hoe groot de totale beginschuld is die hiermee gemoeid is. Dit onderzoek is herhaald in zowel 2021 (voor verslagjaar 2019) als in 2022 (voor verslagjaren 2020 en 2021).
Voor het waarnemen van mogelijke trends of het vaststellen van beleidseffecten is meerjarig onderzoek nodig. Daarom heeft het CBS op verzoek van SZW het onderzoek nu ook voor het verslagjaar 2022 uitgevoerd.
1.2 Onderzoeksvragen
Het ministerie van SZW wil graag inzicht in de mate waarin gemeenten in Nederland vermogensonderzoeken in het buitenland starten en de vorderingen die hieruit voortkomen. Meer specifiek wil SZW daarbij voor 2022, net als voor verslagjaren 2018 tot en met 2021, een beeld krijgen van:
- Hoeveel gemeenten vermogensonderzoeken startten in het buitenland wegens schending van de inlichtingenplicht;
- Hoe vaak zij dit deden;
- Hoe vaak dit soort onderzoeken hebben geleid tot vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht;
- De totale beginschuld (het totale oorspronkelijke bedrag dat aan de gemeenten moet worden (terug)betaald) van deze vorderingen en boetes.
Het doel van dit onderzoek is om bovenstaande vragen te beantwoorden, middels een enquête onder alle gemeenten in Nederland.
1.3 Leeswijzer
Deze publicatie beschrijft de methode en resultaten van dit onderzoek naar vermogensonderzoeken in het buitenland. In het volgende hoofdstuk wordt de onderzoeksmethode beschreven. Dit is uitgesplitst naar een deel over de enquête en een deel over de schatting van de aantallen. Daarna worden in hoofdstuk 3 de resultaten besproken voor de respons en in hoofdstuk 4 de resultaten voor de schattingen van de aantallen. In hoofdstuk 5 worden de conclusies en aanbevelingen gegeven.
2. Methode
Om een beeld te krijgen van de aantallen met betrekking tot vermogensonderzoeken in het buitenland in 2022, is een enquête aan alle Nederlandse gemeenten gestuurd. De vraagstelling was identiek aan de onderzoeken over 2018 tot en met 2021. Wel is vanaf de uitvraag over verslagjaren 2020/2021 expliciet in de toelichting bij de vragenlijst vermeld dat ook informatie gewenst is over vermogensonderzoeken die gemeenten uitbesteed hebben aan het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF), dat onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn, voor zover de respons dit toeliet, de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de manier van uitvragen en de gebruikte ophoogmethode.
2.1 Enquête
Het onderzoek is uitgevoerd middels een enquête die naar alle gemeenten in Nederland is verstuurd. Deze enquête is te vinden in bijlage 1. De gemeenten zijn benaderd via de berichtgevers van de Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek (BDFS). Een berichtgever is een gemeente of een door een aantal gemeenten opgezette dienst die de gegevens voor de BDFS aanlevert aan het CBS. Een berichtgever kan dus gegevens verstrekken over verschillende gemeenten, maar het omgekeerde komt ook voor: verschillende berichtgevers kunnen over één gemeente rapporteren.
In de enquête zijn de volgende aantallen en bedragen uitgevraagd:
- Het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland in 2022.
- Het aantal geconstateerde overtredingen van de inlichtingenplicht in 2022 wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Het gaat hier om alle overtredingen die in 2022 zijn geconstateerd, ongeacht het jaar waarin het onderzoek is gestart en de sanctie die hierop volgde.
- Het aantal opgelegde boetes en vorderingen in dit kader, met een datum besluit in 2022 en de totale beginschuld hiervan. Ook hier geldt dat het bijbehorende onderzoek niet in 2022 hoeft te zijn gestart.
De enquête is begin april 2023 verstuurd naar alle berichtgevers met het verzoek om deze binnen drie weken terug te sturen. Na het verstrijken van de deadline is eind april 2023 een rappelmail verstuurd naar de berichtgevers die nog niet hadden gerespondeerd, met het verzoek de gegevens alsnog binnen drie weken terug te sturen.
2.2 Schatting totale aantallen
2.2.1 Multiple imputation
Om een landelijk beeld te krijgen moet de non-respons worden bijgeschat. De non-respons omvat enerzijds gemeenten die de enquête niet hebben ingevuld en anderzijds gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar geen (volledige) informatie konden geven. Voor de ophoging voor niet-responderende gemeenten en missende waarden is gebruik gemaakt van een methode die goed om kan gaan met het feit dat de aantallen die gemeenten verstrekken vaak zeer laag of nul zijn: Multiple Imputation (Random Hot Deck Imputation, methode predictive mean matching). Hiermee kan de respons worden aangevuld met een schatting, om zo een totaalbeeld te krijgen over de gevraagde cijfers. Bij deze statistische methode wordt bij elke non-respons-gemeente een gelijkende responderende gemeente (donorgemeente) gezocht. Vervolgens wordt de door de responderende gemeente ingevulde waarde geïmputeerd bij de non-responsgemeente. Deze procedure leidt tot een volledig gevulde dataset. Om een zo betrouwbaar mogelijke schatting te krijgen, wordt de imputatieprocedure meerdere keren herhaald, wat leidt tot meerdere volledig gevulde datasets. De daaropvolgende analyse om totaalcijfers voor Nederland te bepalen wordt gebaseerd op het gemiddelde van alle volledig gevulde datasets. De schattingsmethode is uitgevoerd met het statistisch programma R, en specifieker met de package Multivariate imputation by chained equations (MICE).
Bovenstaande analyse is uitgevoerd voor de gevraagde aantallen in de enquête. Het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken is gestart in 2022 (onderzoeksvraag 1), is vervolgens afgeleid op basis van de (geïmputeerde) antwoorden op de vraag naar het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland in 2022 (onderzoeksvraag 2). De gemeenten met een (geïmputeerd) aantal hoger dan 0 tellen mee voor het aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken is gestart in 2022. Deze berekening is uitgevoerd voor alle geïmputeerde datasets. Door middel van de totalen van deze datasets kon ook voor dit aantal een schatting worden berekend, op dezelfde manier als voor de aantallen uit de enquête.
Het analyseproces omvat drie stappen.
Stap 1: Controle en correctie
De eerste stap van het analyseproces is het controleren en eventueel corrigeren van de enquêtedata. Bij enquêtes met deels ontbrekende antwoorden zijn deze, indien mogelijk, afgeleid op basis van de overige antwoorden. Wanneer bijvoorbeeld het aantal opgelegde vorderingen 0 was, is de totale beginschuld van de vorderingen ook op 0 gezet, indien deze ontbrak.
Stap 2: Imputatie met behulp van donorgemeente
Voor gemeenten die niet hebben gerespondeerd, is een donorgemeente gezocht die lijkt op de gemeente qua:
- het totale aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht (ontstaansgrondcodes 51 tot en met 56 in de BDFS), met een datum besluit in 2022;
- gemeentegrootteklasse;
- het aandeel personen met een migratieachtergrond;
- bevolkingsdichtheid.
Deze kenmerken zijn voor alle gemeenten bekend, ook voor de gemeenten die de enquête niet hebben ingestuurd. De achtergrondkenmerken worden gebruikt als hulpvariabelen om de ontbrekende enquêtedata (de doelvariabelen) te kunnen invullen (imputeren) bij de twee typen non-respons-gemeenten (dat zijn enerzijds gemeenten die de enquête niet hebben ingevuld en anderzijds gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar geen (volledige) informatie konden geven). Deze aanpak is identiek aan die van het eerder uitgevoerde onderzoek.
De vier achtergrondkenmerken zijn op basis van inhoudelijke gronden en ervaring uit het onderzoek over verslagjaar 2018 gekozen. Voor 2018 is met behulp van verkennende analyses (correlaties, chikwadraattoetsen en variantieanalyses), gebaseerd op gemeenten waarvan alle informatie bekend is, geconcludeerd dat deze vier kenmerken de beste bijdrage leveren aan het imputatieproces.
De imputatie van de ontbrekende waarden op basis van een donorgemeente is 100 keer uitgevoerd. In totaal heeft dit geleid tot 100 volledig gevulde datasets plus de originele dataset. Bij elke imputatieronde is opnieuw een donorgemeente gezocht, waardoor de geïmputeerde datasets van elkaar verschillen. Voor elke dataset is een populatietotaal voor de doelvariabele geschat. De uiteindelijke schattingen van de aantallen zijn de gemiddelden van de 100 schattingen. Bij de imputatie van de ontbrekende waarden op basis van een donorgemeente zijn geen gemeenten uitgesloten. De reden hiervan is dat er geen gemeente als uitbijter is beschouwd.
Stap 3: Onzekerheidsmarges berekenen
Omdat de aantallen die in deze publicatie gepresenteerd worden voor een deel geschat zijn, hebben de uitkomsten een bepaalde onzekerheidsmarge.
Op basis van de spreiding in de 100 verschillende schattingen kan een onzekerheidsmarge worden bepaald van de uiteindelijke schatting van de aantallen. Voor de schattingen zijn marges en relatieve marges berekend om uitspraken te kunnen doen over de nauwkeurigheid van de schattingen. De onzekerheidsmarges zijn op de volgende manier berekend:
Marge = $$sqrt{\left( \frac{\sum(y-\bar{y})^{2}}{n-1} \right) * (1 + \frac{1}{n})} * 1,96$$
Waarbij:
y = schatting in geïmputeerde dataset
ӯ = gemiddelde aantal van alle schattingen (puntschatting)
n = aantal imputaties
De marges zijn vervolgens gebruikt om een 95%-betrouwbaarheidsinterval voor de schatting te construeren. Het 95%-betrouwbaarheidsinterval geeft een indicatie dat de puntschatting van het aantal binnen deze range zal liggen. Dit betekent dat er een kleine kans is dat het aantal hoger of lager dan dit interval is.
Om te bepalen of de schattingen betrouwbaar zijn, wordt naast de marges ook gekeken naar het waardenbereik van de doelvariabelen. Een klein aantal verschillende waarden met daarbij een grote spreiding, maakt het moeilijker om een betrouwbaar model samen te stellen waarmee kan worden bijgeschat voor de non-respons.
2.3 Gebruikte bronnen
Naast de gegevens die uit de enquête beschikbaar zijn gekomen, is ook gebruik gemaakt van informatie uit de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek (BDFS) en van cijfers op gemeenteniveau afkomstig van CBS StatLine.
Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek (BDFS)
Voor het bepalen van het totale aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht met een datum besluit in 2022 is de BDFS gebruikt. De BDFS is een maandstatistiek en bevat informatie die door gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt aangeleverd over de in Nederland openstaande schulden die ontstaan zijn vanuit de algemene- en bijzondere bijstand, IOAW, IOAZ en Bbz (waaronder de Tozo en versoepeld Bbz) en de studietoeslag (als aparte regeling onder de Participatiewet m.i.v. april 2022). Maandelijks worden bestanden met gegevens over afzonderlijke vorderingen door de gemeenten en de SVB aan het CBS verstrekt. Gegevens van de SVB zijn in de analyse niet meegenomen. In de analyse zijn per gemeente alle vorderingen met codes 51 tot en met 56 en 58 op het kenmerk Ontstaansgrond vordering en een datum besluit in 2022 meegenomen.
Er is gebruik gemaakt van transactiebestanden. De term transactiebestand wordt gebruikt voor de bestanden waarin de administratief vertraagde informatie voor de twee verslagmaanden volgend op een bepaalde verslagmaand wordt gebruikt om de data voor die verslagmaand te verbeteren.
CBS StatLine
De overige gegevens die zijn gebruikt in de ophogingsmethode (gemeentegrootteklasse, het aandeel personen met een migratieachtergrond en de bevolkingsdichtheid) zijn ontleend aan tabellen op gemeenteniveau die zijn gepubliceerd op CBS StatLine1).
3. Respons
In 2022 telde Nederland 3442) gemeenten. Over verslagjaar 2022 hebben 269 gemeenten gerespondeerd, wat neerkomt op een respons van 78 procent. In het onderzoek over verslagjaren 2021 en 2020 was de respons 70 procent. Over 2019 was de respons 81 procent en in het onderzoek over 2018 was het 73 procent.
3.1 Representativiteit van de respons
Om te kunnen vaststellen of de responderende gemeenten representatief zijn voor heel Nederland, is voor een aantal achtergrondkenmerken bekeken in hoeverre de verdeling van deze gemeenten overeenkomt met de verdeling van alle Nederlandse gemeenten in het verslagjaar dat bekeken wordt. Gekozen is voor de kenmerken die als hulpvariabele zijn gebruikt in de imputatieanalyse (zie paragraaf 2.2):
- gemeentegrootteklasse in 2022;
- het totale aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht; (ontstaansgrondcodes 51 tot en met 56 in de BDFS), met een datum besluit in 2022;
- het aandeel personen met een migratieachtergrond in 2022;
- de bevolkingsdichtheid in 2022.
Gemeentegrootteklasse
De grootteklasse van een gemeente wordt bepaald op basis van het aantal inwoners. De gemeenten zijn ingedeeld in acht grootteklassen:
- Minder dan 5 000 inwoners
- 5 000 tot 10 000 inwoners
- 10 000 tot 20 000 inwoners
- 20 000 tot 50 000 inwoners
- 50 000 tot 100 000 inwoners
- 100 000 tot 150 000 inwoners
- 150 000 tot 250 000 inwoners
- 250 000 inwoners of meer
In verslagjaar 2022 varieerde de respons per grootteklasse tussen de 60 en 100 procent. De respons van 100 procent hoort bij de vier grootste gemeenten, met 250 duizend inwoners of meer. De laagste respons werd waargenomen bij de kleinste gemeenten met minder dan 5 duizend inwoners.
In figuur 3.1.1 is te zien dat de relatieve verdeling van de responderende gemeenten over de grootteklassen voor 2022 nagenoeg overeenkomt met de relatieve verdeling van alle gemeenten over deze klassen. Dit betekent dat de responderende gemeenten qua inwonertal in verslagjaar 2022 voldoende representatief zijn voor alle gemeenten van Nederland.
Aantal inwoners | minder dan 5 000 (%) | 5 000 tot 10 000 (%) | 10 000 tot 20 000 (%) | 20 000 tot 50 000 (%) | 50 000 tot 100 000 (%) | 100 000 tot 150 000 (%) | 150 000 tot 250 000 (%) | 250 000 of meer (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Respons 2022 (n=269) | 1,1 | 2,2 | 15,2 | 55 | 16,7 | 4,5 | 3,7 | 1,5 |
Totaal 2022 (n=344) | 1,5 | 2 | 17,4 | 52,9 | 16,9 | 4,1 | 4,1 | 1,2 |
Aantal vorderingen
Het totale aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht (ontstaansgrondcodes 51 tot en met 56 in de BDFS), met een datum besluit in 2022, loopt per gemeente uiteen van nul tot meer dan achtduizend. Ten behoeve van de representativiteitsanalyse is een indeling in klassen gemaakt. Deze indeling is te zien in figuur 3.1.2.
De figuur toont dat er in de verdeling van het totale aantal vorderingen in 2022 geen grote verschillen bestaan tussen de gemeenten die respondeerden en alle Nederlandse gemeenten. Dat betekent dat ook wat betreft het aantal vorderingen de responderende gemeenten representatief zijn voor alle gemeenten van Nederland.
Aantal vorderingen code 51 t/m 56 | 0 (%) | maximaal 10 (%) | 10 - 50 (%) | 51 - 100 (%) | 101 - 200 (%) | 201 - 500 (%) | 501 - 1 000 (%) | meer dan 1 000 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Respons 2022 (n=269) | 7,8 | 8,6 | 24,2 | 16 | 15,2 | 14,1 | 6 | 8,2 |
Totaal 2022 (n=344) | 7,9 | 8,1 | 23,8 | 18 | 15,1 | 12,8 | 6,4 | 7,9 |
Aandeel personen met migratieachtergrond
Per gemeente varieert het aandeel inwoners met een migratieachtergrond in 2022 tussen de 4 en 57 procent. Ook bij dit kenmerk is voor de representativiteitsanalyse een indeling in klassen gemaakt, van maximaal 5 tot meer dan 25 procent.
Figuur 3.1.3 laat zien dat de responderende gemeenten ook representatief zijn voor alle gemeenten van Nederland op het aandeel personen met een migratieachtergrond. Bij enkele klassen bestaan weliswaar verschillen, maar die zijn niet groot.
Aandeel met migratieachtergrond | minder dan 5% (%) | 5 - 10% (%) | 10 - 15% (%) | 15 - 20% (%) | 20 - 25% (%) | meer dan 25% (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Respons 2022 (n=269) | 1,5 | 21,2 | 28,6 | 20,8 | 10 | 17,8 |
Totaal 2022 (n=344) | 1,5 | 19,5 | 28,8 | 21,5 | 11,6 | 17,2 |
Bevolkingsdichtheid
De bevolkingsdichtheid wordt gemeten in het aantal inwoners per vierkante kilometer. In 2022 varieert dit aantal in Nederland per gemeente van 22 tot 6 712 inwoners per vierkante kilometer. Ook hier is ten behoeve van de representativiteitsanalyse een indeling in klassen nodig. Figuur 3.1.4 toont deze indeling en ook hoe de responderende gemeenten en alle Nederlandse gemeenten in 2022 verdeeld zijn over de klassen van bevolkingsdichtheid.
Opnieuw bestaan er alleen betrekkelijk kleine verschillen, waarmee ook op dit kenmerk de respons als representatief voor Nederland beschouwd mag worden.
Inwoners per km2 | maximaal 100 (%) | 101 - 200 (%) | 201 - 300 (%) | 301 - 400 (%) | 401 - 500 (%) | 501 - 750 (%) | 751 - 1 000 (%) | 1 001 - 1 500 (%) | 1 501 - 2 000 (%) | meer dan 2 000 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Respons 2022 (n=269) | 4,1 | 14,9 | 16,4 | 9,3 | 8,6 | 11,5 | 8,2 | 11,2 | 3,7 | 12,3 |
Totaal 2022 (n=344) | 4,4 | 13,7 | 15,7 | 9 | 9,6 | 11,9 | 7,6 | 10,8 | 4,7 | 12,8 |
3.2 Bruikbare respons
Van de 269 gemeenten die hebben gerespondeerd, zijn er 38 die de enquête in zijn geheel leeg hebben teruggestuurd. Van deze gemeenten is voor het CBS onbekend in hoeverre zij vermogensonderzoeken zijn gestart in 2022. Deze respons is daarom niet-bruikbaar. Deze 38 gemeenten zijn in de analyses behandeld als non-respons. Dit betekent dat de respons van 231 gemeenten bruikbaar is voor verdere analyse. Dit brengt de bruikbare respons op 67 procent. In het onderzoek over 2021 was de bruikbare respons 62 procent en over 2020 was dit 63 procent. In het onderzoek over 2019 was dit 74 procent en in het onderzoek over 2018 was dit 61 procent.
De 231 gemeenten hebben echter niet allemaal alle enquêtevragen beantwoord. Daardoor verschilt de bruikbare respons per vraag. Verder heeft bij elke vraag een relatief groot aantal gemeenten het antwoord '0' gegeven. Om dit inzichtelijk te maken, geeft tabel 3.2.1 per vraag weer wat de bruikbare respons (in aantal gemeenten) is per enquêtevraag en hoeveel van deze gemeenten de
betreffende vraag met '0' beantwoordden.
Bruikbare respons | waaronder > 0 | waaronder 0 | |
---|---|---|---|
1. Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland | 230 | 46 (20,0%) | 184 (80,0%) |
2. Aantal constateringen van overtreding van de inlichtingenplicht1) | 207 | 25 (12,1%) | 182 (87,9%) |
3. Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | 206 | 12 (5,8%) | 194 (94,2%) |
4. Beginschuld van vorderingen2) | 206 | 11 (5,3%) | 195 (94,7%) |
5. Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | 205 | 7 (3,4%) | 198 (96,6%) |
6. Beginschuld van boetes2) | 203 | 4 (2,0%) | 199 (98,0%) |
Bron: CBS 1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) Wegens overtreding van de inlichtingenplicht, vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. |
Tabel 3.2.1 laat zien dat de bruikbare respons per vraag varieert van 203 tot 230 gemeenten. Voor zowel de aantallen als de bedragen geldt dat de meeste gemeenten een '0' (nul) hebben opgegeven. Het aandeel gemeenten dat als antwoord '0' gaf, loopt op van 80 procent bij vraag 1 tot 98 procent bij vraag 6.
De opgegeven aantallen (vragen 1 t/m 3 en vraag 5) boven 0 liggen in verreweg de meeste gevallen dicht bij elkaar. In de opgegeven bedragen (vraag 4 en 6) boven 0 zit daarentegen relatief wel veel spreiding.
Het beeld van een klein aantal verschillende bedragen met daarbij veel spreiding is zeer vergelijkbaar met de vorige onderzoeken. Dit heeft tot gevolg dat er voor de bedragen, net als in de eerdere onderzoeken, geen betrouwbaar model kan worden bepaald om de bedragen op te hogen voor de non-respons. In plaats daarvan worden de antwoorden van de responderende gemeenten beschreven (zie paragraaf 4.2).
4. Uitkomsten
4.1 Aantallen
Op basis van de respons op de enquête en de ophoging door middel van de imputatiemethode zijn per vraag schattingen gemaakt voor de totale aantallen van alle gemeenten in Nederland in 2022. De resultaten zijn weergegeven in tabel 4.1.1a. Bijlage 2 bevat tabel 4.1.1b, waarin de resultaten van alle onderzoeken zijn opgenomen, over 2018 tot en met 2022. De schattingen gaan gepaard met een bepaalde onzekerheid, uitgedrukt in de relatieve marge. De relatieve marge geeft aan hoeveel het werkelijke aantal kan afwijken van de puntschatting. Door middel van deze marges zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen bepaald. Per vraag wordt een ondergrens en een bovengrens aangegeven, waarbij er een kleine kans is dat het aantal buiten deze grenzen ligt.
95% betrouwbaarheids-interval in 20222) | relatieve marge in 2022 | |
---|---|---|
Aantal gemeenten dat vermogens-onderzoeken in het buitenland is gestart | [60 : 100] | 28% |
Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland | [520 : 690] | 14% |
Aantal constateringen van overtredingen van de inlichtingenplicht1) | [100 : 130] | 14% |
Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [25 : 30]3) | 10% |
Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [15 : 20]3) | 13% |
Bron: CBS 1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) De aantallen zijn afgerond op tientallen. 3) Om te voorkomen dat de onder- en bovenmarge gelijk zijn, zijn deze aantallen afgerond op vijftallen. |
Uit tabel 4.1.1a blijkt dat in 2022, van alle 344 gemeenten, naar schatting 60 tot 100 gemeenten vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Dit blijkt uit het 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit geeft een indicatie dat de puntschatting van het totaal aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart binnen deze range zal liggen. Dit betekent dat er een kleine kans is dat het aantal hoger of lager dan dit interval is. Het totaal aantal gestarte vermogensonderzoeken ligt, volgens het 95%-betrouwbaarheidsinterval, tussen 520 en 690.
Dit betekent dat er in 2022 minder vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in 2021 en 2020. Het aantal gestarte vermogensonderzoeken in 2022 is vergelijkbaar met het aantal uit 2019. Uit eerder onderzoek (zie tabel 4.1.1b in bijlage 2) is namelijk gebleken dat het in 2021 om 1 080 tot 1 250 gestarte onderzoeken ging, in 2020 om 1 560 tot 1 960 gestarte onderzoeken, in 2019 om 520 tot 610 gestarte onderzoeken en in 2018 om 240 tot 390 gestarte onderzoeken.
Op basis van vermogensonderzoeken in het buitenland zijn in 2022 naar schatting tussen 100 en 130 overtredingen wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland geconstateerd. Het gaat hierbij om alle overtredingen die in een jaar zijn geconstateerd, ongeacht het jaar waarin het onderzoek is gestart en de sanctie die hierop volgde.
De aantallen opgelegde vorderingen en boetes naar aanleiding van dergelijke constateringen komen lager uit. Er zijn naar schatting tussen de 25 en 30 vorderingen opgelegd en tussen de 15 en 20 boetes (steeds met een kleine kans dat het aantal buiten deze grenzen ligt).
Hierbij moet worden opgemerkt dat een (boete)vordering met een datum besluit in een bepaald verslagjaar ook het resultaat kan zijn van een vermogensonderzoek dat is gestart vóór dat verslagjaar. Zo kan bijvoorbeeld een deel van het aantal geschatte (boete)vorderingen met een datum besluit in 2022 voortkomen uit vermogensonderzoeken die reeds vóór 2022 zijn gestart. Aan de andere kant kunnen er na 2022 nog (boete)vorderingen zijn opgelegd als resultaat van in 2022 gestarte vermogensonderzoeken. Deze vorderingen vallen echter buiten de schatting van het aantal (boete)vorderingen in dit onderzoek.
4.2 Bedragen
In de enquêtes is ook gevraagd naar de totale beginschuld van de in 2022 opgelegde vorderingen en boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland.
De vraag naar de totale beginschuld van de vorderingen is door 206 gemeenten ingevuld, waarvan bijna 95 procent met een 0. Zoals al werd aangegeven in paragraaf 3.2 is het aantal responderende gemeenten dat een beginschuld hoger dan 0 heeft ingevuld zeer laag, oftewel er zijn weinig waarden met een waarde boven 0. De spreiding in waarden van individuele gemeenten die niet 0 zijn, is bij de bedragen veel groter dan bij de gevraagde aantallen. Dit maakt het lastig om de bedragen bij te schatten voor gemeenten die niet responderen. Dit was in de eerdere onderzoeken ook het geval. Er kon dan ook wederom geen betrouwbaar model worden bepaald om de bedragen op te hogen voor de non-respons.
In tabel 4.2.1 worden daarom de antwoorden beschreven van de gemeenten die in de enquête van minimaal één vordering respectievelijk boete een bedrag opgaven. Omdat dit slechts een klein aantal gemeenten betreft, zijn deze bedragen slechts ter indicatie.
totale beginschuld van vorderingen in 20221)2) N3) = 25 | totale beginschuld van boetes in 20221)2) N3) = 4 | |
---|---|---|
Totaalbedrag | 403 060 | 27 870 |
Minimum | 80 | 80 |
Maximum | 193 000 | 23 000 |
Bron: CBS 1) Wegens overtreding van de inlichtingenplicht, vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland 2) De bedragen zijn afgerond op tientallen. 3) Betreft het aantal vorderingen c.q. boetes. |
Elf gemeenten hebben in totaal 25 vorderingen in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland met een beginschuld boven de 0 euro opgegeven. Zoals te zien is in tabel 4.2.1, was het totaalbedrag van die 25 vorderingen meer dan 400 duizend euro. De minimale totale beginschuld van de vorderingen was 80 euro en de maximale totale beginschuld van de vorderingen was 193 duizend euro.
Als het om de beginschuld van de opgelegde boetes in het kader van verzwegen vermogen in het buitenland gaat, zijn er nog minder opgaven die hoger dan 0 euro waren; het gaat om vier gemeenten en vier boetes. Het totaalbedrag van de boetes was bijna 28 duizend euro, met een minimum totaalbedrag van 80 euro en een maximum totaalbedrag van 23 duizend euro.
4.3 Toelichting van gemeenten
Ongeveer 80 responderende gemeenten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een toelichting te geven bij de enquête. De toelichtingen van de gemeenten zijn verdeeld in drie groepen:
- gemeenten die in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart,
- gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland.
Gemeenten die in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
In 2022 waren er ongeveer 20 gemeenten die in de enquête aangaven dat zij in dat jaar vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart en daarbij een opmerking maakten. Meestal betrof het een verklaring waarom de overige informatie (constateringen, vorderingen, boetes, bedragen) niet of slechts deels kon worden geleverd:
- Het onderzoek (of een deel van de onderzoeken) was (nog) niet afgerond.
- Terwijl het aantal gestarte onderzoeken wel opgegeven kon worden, was het niet mogelijk om de vervolgvragen te beantwoorden omdat die informatie niet geregistreerd wordt of omdat er sprake was van lopend bezwaar, waardoor nog geen boete opgelegd kon worden.
- In sommige gevallen kon het onderzoek in het buitenland niet uitgevoerd worden of moest onvolledig afgerond worden omdat de benodigde gegevens niet of onvolledig werden verstrekt aan de gemeente of aan het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De buitenlandse instanties werkten niet goed mee of de samenwerkingsmogelijkheden waren niet voldoende.
- Belanghebbende leverde geen medewerking aan het onderzoek. Uitkering is stopgezet door de gemeente.
Ook werd meermaals genoemd dat het resultaat van het onderzoek was dat er geen vermogen in het buitenland was gevonden. Het onderzoek leverde in deze gevallen geen aanwijzingen voor vermogen in het buitenland op, er werden geen schendingen vastgesteld.
Verder resulteerde het onderzoek over 2022 bij een klein aantal gemeenten erin dat de uitkering beëindigd werd zonder verdere consequenties voor de voormalige uitkeringsontvanger.
Gemeenten die in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart
Het grootste deel van de responderende gemeenten heeft in 2022 geen vermogensonderzoeken in het buitenland opgestart. Daarvan hebben ongeveer 20 gemeenten in de enquête een toelichting opgegeven.
Een deel van de gemeenten geeft aan dat zij geen onderzoeken zijn gestart in 2022 omdat er geen specifieke aanleiding toe was, of überhaupt geen vermogensonderzoeken in het buitenland verrichten.
Daarnaast worden de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne en de invoer van de energietoeslag door een gemeente als oorzaak aangewezen dat zij geen vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart. Een andere gemeente geeft aan dat zij terughoudend zijn in het inzetten van capaciteit voor deze onderzoeken omdat deze vaak lang duren en doorgaans weinig opleveren.
Een aantal gemeenten lieten weten dat zij wel van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland en dat zij hiervoor mogelijk een samenwerking aangaan met het IBF.
Gemeenten die geen informatie konden leveren over vermogensonderzoeken in het buitenland
Bij de ongeveer 30 gemeenten die de vragenlijst leeg terugstuurden, was de reden altijd dat zij in hun registratiesysteem aangaande vermogensonderzoeken in het buitenland geen specifieke codes hebben ingericht betreffende werkprocessen, vorderingen, overtredingen en boetes, en daardoor deze gegevens niet kunnen aanleveren aan het CBS. Meerdere gemeenten gaven in dit kader aan de algemene term ‘vermogen’ te hanteren en vermogen in het buitenland niet specifiek te registreren.
5. Conclusies
Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen hoe vaak gemeenten in 2022 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart, hoeveel vorderingen en boetes er in 2022 zijn opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand met betrekking tot het verzwijgen van vermogen in het buitenland en hoe groot de totale beginschuld is die hiermee gemoeid is. Om deze gegevens in kaart te brengen, is een enquête gestuurd naar alle gemeenten in Nederland.
In 2022 waren er in Nederland 344 gemeenten, daarvan hebben er 269 gerespondeerd (78 procent). De respons was voor verslagjaar 2022 hoger dan die in het onderzoek over 2021 en 2020 (beide jaren 70 procent) en meer op het niveau van het onderzoek over 2019 (81 procent). De respons was representatief voor alle gemeenten in Nederland wat betreft de verdeling van gemeentegrootteklassen, het aantal vorderingen wegens schending van de inlichtingenplicht, de bevolkingsdichtheid en het aantal personen met een migratieachtergrond. Er waren 38 gemeenten die wel gerespondeerd hebben, maar een lege enquête hebben teruggestuurd. Deze gemeenten zijn daarom behandeld als non-respons. De bruikbare respons komt daarmee uit op 67 procent (in het onderzoek over 2020 en 2021 was dat respectievelijk 63 en 62 procent).
Voor de gemeenten die niet hebben gerespondeerd zijn, door middel van imputatie, de aantallen geschat op basis van gemeenten die wel hebben gerespondeerd. Op deze manier is voor alle gemeenten in Nederland tezamen een schatting gemaakt van het aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland, constateringen, vorderingen en boetes. De onderzoeken over 2018 tot en met 2022 volgden dezelfde werkwijze en methode, waardoor de cijfers van alle onderzoeken vergeleken kunnen worden. De cijfers over 2018 tot en met 2022 zijn te vinden in tabel 4.1.1b in bijlage 2.
De resultaten laten zien dat het aantal gemeenten dat in 2022 vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart, met 95 procent betrouwbaarheid tussen de 60 en 100 ligt. Deze gemeenten voerden tezamen tussen de 520 en 690 onderzoeken uit. Dit betekent dat er in 2022 minder vermogensonderzoeken in het buitenland zijn gestart dan in 2020 en 2021. Het aantal gestarte vermogensonderzoeken in 2022 is vergelijkbaar met het aantal uit 2019.
In totaal werden in 2022 tussen de 100 en 130 schendingen van de inlichtingenplicht geconstateerd wegens het verzwijgen van vermogen in het buitenland. Vorderingen en boetes naar aanleiding van verzwegen vermogen in het buitenland kwamen minder voor: het aantal vorderingen met een datum besluit in 2022 lag tussen de 25 en 30 en het aantal boetes lag tussen de 15 en 20 (met een kleine kans dat het aantal buiten deze grenzen ligt).
De totale beginschuld van de vorderingen en boetes kon niet worden opgehoogd voor de non-respons, omdat er sprake was van een te klein aantal waarnemingen (met bedragen hoger dan nul euro) in combinatie met een grote spreiding tussen de bedragen. Daarom zijn ter indicatie alleen de antwoorden van de responderende gemeenten beschreven. In 2022 ging het bij de vorderingen om elf gemeenten en bij de boetes om vier gemeenten. De totale beginschuld van de vorderingen van responderende gemeenten in 2022 was ruim 403 duizend euro en de beginschuld van de boetes was bijna 28 duizend euro.
In de toelichting, die berichtgevers in de enquête konden geven, liet een aantal weten dat zij van plan zijn om in de toekomst (weer) aan de slag te gaan met vermogensonderzoeken in het buitenland of dat zij hiervoor waarschijnlijk een samenwerking met het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) zullen aangaan.
Bijlage 1
Bijlage 2
95% betrouwbaarheids-interval in 20182) | relatieve marge in 2018 | 95% betrouwbaarheids-interval in 20192) | relatieve marge in 2019 | 95% betrouwbaarheids-interval in 20202) | relatieve marge in 2020 | 95% betrouwbaarheids-interval in 20212) | relatieve marge in 2021 | 95% betrouwbaarheids-interval in 20222) | relatieve marge in 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gemeenten dat vermogensonderzoeken in het buitenland is gestart | [70 : 90] | 14% | [60 : 80] | 11% | [80 : 100] | 13% | [50 : 70] | 14% | [60 : 100] | 28% |
Aantal gestarte vermogensonderzoeken in het buitenland | [240 : 390] | 23% | [520 : 610] | 8% | [1 560 : 1 960] | 11% | [1 080 : 1 250] | 7% | [520 : 690] | 14% |
Aantal constateringen van overtredingen van de inlichtingenplicht1) | [60 : 130] | 39% | [60 : 80] | 11% | [20 : 40] | 30% | [30 : 50] | 21% | [100 : 130] | 14% |
Aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [20 : 30] | 28% | [20 : 30] | 17% | [10 : 20] | 34% | [15 : 20]3) | 16% | [25 : 30]3) | 10% |
Aantal boetes wegens overtreding van de inlichtingenplicht1) | [0 : 10] | 41% | [15 : 25]3) | 22% | [5 : 15]3) | 35% | [5 : 10]3) | 23% | [15 : 20]3) | 13% |
Bron: CBS 1) Vanwege het verzwijgen van vermogen in het buitenland. 2) De aantallen zijn afgerond op tientallen. 3) Om te voorkomen dat de onder- en bovenmarge gelijk zijn, zijn deze aantallen afgerond op vijftallen. |