7. Conclusies
In de eerste fase van de ontwikkeling van de MVI is gewerkt aan de fundamenten van de monitoring. In samenwerking met het ministerie van EZK is de beleidstheorie beschreven, zijn de beleidsdoelen bepaald en zijn de kernindicatoren voor de monitor geselecteerd. Er is een data-infrastructuur opgezet met microdatabestanden, gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register. Met RVO zijn werkafspraken gemaakt, databestanden van energieverduurzamingsregelingen zijn met het CBS gedeeld en deze bestanden zijn aan het ABR gekoppeld. De eerste cijfers zijn geproduceerd en gepubliceerd in de Monitor Klimaatbeleid en in Bedrijvenbeleid in Beeld.
Niet alle kernindicatoren konden in de eerste fase worden geproduceerd. De belangrijkste witte vlekken betreffen:
- de circulaire economie;
- de match tussen de microdata van RVO (technologieën) en de microdata over investeringen door bedrijven van het CBS;
- nieuwe, duurzame producten en processen;
- ontwikkeling productievolume en -mix van belangrijkste productgroepen basisindustrie; en
- de internationale vergelijking van kernindicatoren.
Met name op het gebied van emissies en energieverbruik moet worden gewerkt aan de consistentie van de cijfers. De absolute waarden moeten overeenkomen met de cijfers die volgens de officiële standaarden zijn gemaakt (dat wil zeggen, conform de definities van de IPCC). Voor de MVI is het echter belangrijk om gedetailleerde data te hebben, vooral per bedrijfstak. Met de huidige statistieken kan niet worden voldaan aan beide vereisten.
Voor verduurzaming van de industrie is het van belang dat het energieverbruik dat bijdraagt aan de directe uitstoot van emissies in de klimaattafel industrie zichtbaar wordt. De huidige indicatoren in de MVI m.b.t. energieverbruik zijn gebaseerd op het finaal energieverbruik. Een deel van de industrie valt in de energiestatistieken onder de energiesector, waardoor er per definitie geen finaal energieverbruik plaatsvindt. Daardoor ontbreekt er nu informatie over de energiegerelateerde industrie (winning van olie en gas, raffinaderijen, cokesfabrieken en hoogovens) in de indicatoren.