2. Ontwikkelingen in het vertrouwen
Zoals geschetst, er is veel gebeurd in de samenleving in de afgelopen jaren, met de Covid-19 pandemie als meest in het oog springende gebeurtenis. Tegen al deze achtergronden zijn de statistieken over het vertrouwen lastig te interpreteren. Zo ging wellicht de pandemie gepaard met een toename van het vertrouwen als gevolg van het ‘ralley around the flag’ mechanisme. In een crisis zoeken de burgers naar vaste ankers, zoals de politieke en andere instituten. Gezondheid, (financiële) veiligheid krijgen dan meer prioriteit dan bijvoorbeeld inspraak en milieu. Vanaf het tweede kwartaal van 2020, het begin van de pandemie, zien we dat ook terug in de cijfers. Het vertrouwen neemt in de volle breedte toe, en vooral in politici en de Tweede Kamer (Schmeets en Exel, 2022). Dit stijgt naar respectievelijk 44 en 58 procent. Deze toename vlakt op een gegeven moment weer af. Het kantelpunt bij het politieke vertrouwen ligt eind 2020. Daarna zakt het in en komt in het laatste kwartaal van 2022 terecht op de laagste niveaus sinds in de afgelopen 10 (Tweede Kamer) en 4 (politici) jaar (CBS, 2023a). Bij andere instituties treedt de daling later op, en is het verval minder scherp.
Voor de meeste instituten ligt het vertrouwen eind 2022 nog steeds hoger dan aan het eind van de pre-corona periode. En de langere termijn, vanaf 2012, toont aan dat het vertrouwen in instituties is gegroeid (zie tabel 1). Deze groei is vaak sterk, zoals in rechters, politie, pers, de Europese Unie en in banken. Soms is de groei lager, zoals in het leger door een sterk verval in 2022, waarbij de Russische invasie in de Oekraïne een voor de hand liggende reden zou kunnen zijn. En soms is er geen duidelijke verandering te zien, zoals bij het vertrouwen in ambtenaren en kerken. Naast het vertrouwen in politici, de Tweede Kamer en de gemeenteraad is er slechts één instituut waar in 2022 eveneens het laagste vertrouwen (voorlopige) dieptepunt is bereikt: de grote bedrijven. In welke mate de geschetste achtergronden een rol hebben gespeeld is een lastige puzzel. Mogelijk heeft Covid-19 een impuls aan het vertrouwen gegeven, gevolgd door een afname in 2022. En ook kan daar bovenop vooral het vertrouwen in de politiek een knauw hebben gekregen van de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, evenals de grote bedrijven. Een instituut lijkt de dans te ontspringen: dat zijn de kerken waar een duidelijke, maar stabiele, minderheid fiducie in heeft (Schmeets en Houben, 2023). En er is nog een opmerkelijke ontwikkeling: het onderlinge vertrouwen is in de corona-periode flink gestegen naar 66 procent in 2021, en dat is in 2022 niet ingezakt. Nog nooit was het onderlinge vertrouwen zo groot.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
% | |||||||||||
Andere mensen | 58,3 | 58,3 | 57,9 | 59,7 | 59,9 | 62,2 | 61,7 | 61,8 | 63,0 | 66,3 | 66,0 |
Rechters | 68,8 | 69,0 | 68,0 | 69,0 | 71,5 | 72,9 | 72,6 | 73,6 | 77,3 | 79,2 | 76,6 |
Politie | 67,7 | 67,5 | 67,9 | 68,8 | 70,3 | 74,5 | 74,8 | 75,3 | 78,1 | 79,3 | 77,0 |
Leger | 59,3 | 61,7 | 62,2 | 64,8 | 64,9 | 64,8 | 63,5 | 66,9 | 71,8 | 72,0 | 63,7 |
Ambtenaren | 44,3 | 40,8 | 41,9 | 42,3 | 42,6 | 45,5 | 46,6 | 46,3 | 49,7 | 46,2 | 42,5 |
Pers | 30,9 | 31,8 | 31,3 | 30,3 | 31,2 | 31,9 | 36,0 | 36,1 | 39,3 | 45,9 | 39,8 |
Tweede Kamer | 36,3 | 31,5 | 34,6 | 34,4 | 36,8 | 40,8 | 42,0 | 40,0 | 53,2 | 42,3 | 30,4 |
Politici | . | . | . | . | . | 31,6 | 32,1 | 30,0 | 39,7 | 33,3 | 23,8 |
Gemeenteraad | . | . | . | . | . | . | . | . | 55,1 | . | 50,6 |
Europese Unie | 39,2 | 34,3 | 36,4 | 35,8 | 36,0 | 43,1 | 45,2 | 45,7 | 48,1 | 53,4 | 48,7 |
Banken | 41,6 | 34,3 | 36,6 | 35,4 | 36,3 | 39,9 | 42,8 | 41,5 | 46,6 | 48,7 | 48,5 |
Grote bedrijven | 45,3 | 40,3 | 40,1 | 39,2 | 37,4 | 39,4 | 39,7 | 37,5 | 39,1 | 39,2 | 35,8 |
Kerken | 31,0 | 28,7 | 29,4 | 30,3 | 30,4 | 31,2 | 29,5 | 28,2 | 30,9 | 29,2 | 29,6 |
Dergelijke landelijke vertrouwenscijfers geven een gemiddeld beeld. Er zijn echter grote verschillen tussen bevolkingsgroepen en regionale gebieden (Schmeets, 2018; CBS, 2023b). Een voorbeeld daarvan zijn de opleidingsgroepen. Naarmate het opleidingsniveau hoger is, is er doorgaans meer vertrouwen. Zo heeft in 2022 40 procent van de 15-plussers met alleen basisonderwijs vertrouwen in de medemens, en dat loopt geleidelijk op naar 89 procent bij de universitair geschoolden (CBS, 2023b). Ook betekent een hoger onderwijsniveau een groter vertrouwen in publieke en politieke instituties. De opleidingsgroepen verschillen echter nauwelijks in het vertrouwen in grote bedrijven. En in het andere private instituut, de banken, is er zelfs een negatief verband: hoe lager de opleiding, hoe groter de fiducie in banken.