Auteur: Mariëtte Goedhuys, Simone ten Kate, Joost Wegstapel
Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren 2022

5. Kenmerken van bewoners

In dit hoofdstuk bekijken we de huishoudens die wonen in een woning binnen een VvE. Van de ruim 1,4 miljoen woningen binnen een VvE wordt 90 procent bewoond door één huishouden, 4 procent wordt bewoond door meerdere huishoudens (zoals bijvoorbeeld een studentenhuis) en 6 procent is onbewoond. In totaal zijn er 1,5 miljoen huishoudens die wonen in een woning binnen een VvE, daarvan zijn 169 duizend huishoudens die met meerdere huishoudens samenwonen. Bijna 1,3 miljoen huishoudens wonen ‘alleen’, dus zonder andere huishoudens.

5.1 Huishoudens in VvE’s

Deze figuur toont de indeling van type huishoudens die in woningen wonen, behorende tot VvE’s. Een klein deel van de huishoudens woont samen met andere huishoudens en een ander klein deel van de woningen is onbewoond of bevat huishoudens van een onbekend type. De meerderheid bestaat uit huishoudens die alleen wonen. Deze meerderheid is verder onder te verdelen naar alleenstaanden, paren zonder of met kinderen, eenoudergezinnen, overige particulieren huishoudens en institutionele huishoudens.

5.1 Huishoudenssamenstelling

Van alle woningen in een VvE die worden bewoond door één huishouden wordt meer dan de helft bewoond door alleenstaanden (53%), in 30 procent van de woningen wonen paren zonder kinderen. In de overige woningen wonen paren met kinderen (10%) en eenoudergezinnen (6%). Andere vormen van huishoudenssamenstellingen komen nauwelijks voor (1%). 
In vergelijking met alle huishoudens in Nederland zijn alleenstaanden oververtegenwoordigd in woningen in een VvE en paren met kinderen ondervertegenwoordigd. Een verklaring voor deze oververtegenwoordiging is het feit dat de meeste woningen binnen een VvE een relatief klein oppervlak hebben, zie paragraaf 3.4. 

Figuur 5.1.1 Huishoudenssamenstelling van huishoudens in een woning binnen een VvE
 Huishoudenssamenstelling
Alleenstaand685950
Paar zonder kinderen385470
Paar met kinderen126825
Eenoudergezin79760
Overig17645

In Fryslân en Limburg wonen vaker alleenstaanden in woningen in een VvE (64% en 62%) dan in andere provincies, in Noord- en Zuid-Holland vaker paren met kinderen (13%).

Figuur 5.1.2 Huishoudenssamenstelling van huishoudens in een woning binnen een VvE
 AlleenstaandPaar zonder kinderenPaar met kinderenEenoudergezinOverig
Nederland6859503854701268257976017645
Groningen219601115016451325750
Fryslân104254620440595260
Drenthe79604310300445550
Overijssel225901171013751325520
Flevoland9155551015901615260
Gelderland5339529090441036701360
Utrecht5704533840792055001500
Noord-Holland1775159768044060237954430
Zuid-Holland22016013003558745356755155
Zeeland85704955335340280
Noord-Brabant6686038135438035451875
Limburg303201444516201940700

5.1.1 Onbewoonde woningen

Bij 6 procent van de woningen is de huishoudenssamenstelling niet bekend, dit betekent dat er niemand op het adres staat ingeschreven. Als er niemand is ingeschreven dan kunnen het woningen zijn waarbij de vorige bewoner net is verhuisd en de nieuwe bewoner zich nog niet bij de gemeente heeft ingeschreven, dit noemen we frictieleegstand. Daarnaast kunnen het nieuwbouwwoningen zijn die nog niet zijn bewoond (net opgeleverd) of woningen die als tweede woning worden gebruikt. Zo is bijvoorbeeld in Zeeland het percentage woningen waarbij niemand staat ingeschreven vrij hoog, namelijk 12 procent. Vanuit andere onderzoeken is bekend dat in deze provincie veel tweede woningen zijn (met vooral buitenlandse eigenaren). Een andere reden dat er niemand op het adres staat ingeschreven, is een ander gebruik dan bewoning of langdurige leegstand.

5.2 Leeftijd

Van alle huishoudens die zonder andere huishoudens in een woning binnen een VvE wonen, is de leeftijd van de referentiepersoon bepaald. De meeste referentiepersonen vallen in de leeftijdsklasse van 30 t/m 49 jaar (32%) en in de leeftijdsklasse van 65 jaar en ouder (32%). Bijna 21 procent van de huishoudens heeft een referentiepersoon van middelbare leeftijd (50 t/m 64 jaar), 15 procent is jonger dan 30 jaar. Er zijn een aantal provincies die opvallen. Zo wonen in Drenthe en Zeeland relatief meer ouderen; 62 procent van de referentiepersonen in Zeeland is 65 jaar of ouder, in Drenthe is dat 59 procent. In de provincie Groningen wonen relatief meer jongeren in een woning binnen een VvE, 28 procent is jonger dan 30 jaar. Dit zullen vooral jongeren zijn die in de stad Groningen wonen, mogelijk wonen ze in kleine studentenwoningen met een eigen keuken en badkamer. Studenten die samenwonen met andere studenten horen bij de 169 duizend huishoudens die we hier buiten beschouwing laten. 

Figuur 5.2.1 Leeftijd van de referentiepersoon van huishoudens in een woning binnen een VvE
 Jonger dan 30 jaar30 t/m 49 jaar50 t/m 64 jaar65 jaar of ouder
Nederland199375410035269465416780
Groningen101859420597511240
Fryslân3070287026207785
Drenthe1515207019857990
Overijssel70058365630015855
Flevoland2390615037855810
Gelderland15170234701731535965
Utrecht18790358851978531345
Noord-Holland525851306607745086780
Zuid-Holland58380150230103765137395
Zeeland1160189023959030
Noord-Brabant21420286751896545725
Limburg769510355912021860

In vergelijking met de cijfers van 1 september 2015 is met name de leeftijdsklasse van 65 jaar en ouder toegenomen. In 2015 lag het aandeel ouderen op 28 procent, nu is dat 32 procent. Dit is vooral ten koste gegaan van het aandeel huishoudens met een referentiepersoon in de leeftijdsklasse van 30 t/m 49 jaar (van 36% in 2015 naar 32% in 2022). Het aandeel huishoudens met een referentiepersoon jonger dan 30 jaar of met een leeftijd tussen 50 en 65 jaar is in de periode 2015-2022 stabiel gebleven.

5.3 Inkomensklasse en betaalreserve

Aanpassingen aan woningen in het kader van de energietransitie vragen om investeringen, daarom is in kaart gebracht wat de inkomensklasse en de betaalreserve11) is van huishoudens die wonen in woningen binnen VvE’s. Omdat huurders niet verantwoordelijk zijn voor deze investeringen, maar de verhuurder, is hierbij alleen gekeken naar huishoudens die wonen in een koopwoning. Het inkomen en de betaalreserve zijn relatief weergegeven, de huishoudens zijn hiervoor in kwintielen ingedeeld. De kwintielen zijn vastgesteld op basis van de hoogte van het inkomen en betaalreserve van alle huishoudens in Nederland. Voor alle huishoudens in Nederland omvat het eerste kwintiel 20 procent van de huishoudens met het laagste inkomen of de kleinste betaalreserve. Het vijfde kwintiel omvat 20 procent van de huishoudens met het hoogste inkomen of de grootste betaalreserve. Als er in dit onderzoek meer dan 20 procent van de huishoudens binnen een bepaald kwintiel valt dan betekent dat deze klasse oververtegenwoordigd is ten opzichte van alle huishoudens in Nederland. 

5.3.1 Inkomensklasse

Het inkomen van huishoudens die wonen in een koopwoning in een VvE is gemiddeld hoger dan van alle huishoudens in Nederland. Zowel in het derde, vierde als in het vijfde kwintiel zijn  huishoudens die wonen in een koopwoning in een VvE oververtegenwoordigd (derde kwintiel 25%, vierde kwintiel 28% en vijfde kwintiel 29%). In Noord-Holland en Utrecht wonen relatief de meeste huishoudens met een hoog inkomen. In Drenthe en Fryslân hebben huishoudens vaker een lager inkomen. Huishoudens in het tweede kwintiel zijn in deze provincies oververtegenwoordigd (25% en 22%) en huishoudens met het hoogste inkomen (vijfde kwintiel) zijn juist ondervertegenwoordigd (10% en 13%) . Voor alle provincies geldt dat huishoudens met het laagste inkomen (eerste kwintiel) ondervertegenwoordigd zijn (4%-6%).

Figuur 5.3.1.1 Inkomensklasse van huishoudens in een koopwoning binnen een VvE
 Eerste kwintielTweede kwintielDerde kwintielVierde kwintielVijfde kwintiel
Nederland3210079700150600170500173400
Groningen9002600410042003100
Fryslân400140021001600800
Drenthe400170024001700700
Overijssel9003100530044002700
Flevoland4001300260027002000
Gelderland2100740013600135008900
Utrecht22005700124001550015000
Noord-Holland810014100289003900063200
Zuid-Holland1290028700553006520061200
Zeeland4001400220020001200
Noord-Brabant23008400154001570011500
Limburg11003800620049003000

5.3.2 Betaalreserve

De betaalreserve van een huishouden geeft aan wat het vermogen van een huishouden is exclusief de waarde van de eigen woning (en exclusief negatief gewaardeerde onderdelen van het vermogen). Om aan te geven in hoeverre een huishouden in staat is om investeringen te doen in de woning kan betaalreserve een goede indicator zijn. 
Huishoudens die wonen in een koopwoning binnen een VvE hebben gemiddeld een hogere betaalreserve dan alle huishoudens in Nederland: het derde, vierde en vijfde kwintiel zijn oververtegenwoordigd (in totaal is dit 74 procent van de huishoudens). Opvallend is de situatie in Zeeland; 33 procent van de huishoudens in een koopwoning behoort tot het kwintiel met de hoogste betaalreserve, terwijl maar 17 procent tot de hoogste inkomensklasse hoort. Zoals we al eerder zagen is het percentage ouderen in Zeeland binnen een VvE hoger dan in andere provincies. Deze ouderen genieten daar waarschijnlijk van hun pensioen en hebben gedurende hun leven (door bijvoorbeeld verkoop van een koopwoning) een hogere betaalreserve opgebouwd. Zo zien we in Flevoland dat het percentage huishoudens met een hoge betaalreserve veel lager ligt (19 procent heeft hoogste betaalreserve), terwijl 22 procent tot de hoogste inkomensklasse behoort. De gemiddelde leeftijd ligt in Flevoland lager dan in Zeeland, zij hebben gedurende hun leven minder betaalreserve kunnen opbouwen dan ouderen.

Figuur 5.3.2.1. Betaalreserve van huishoudens in een koopwoning binnen een VvE
 Eerste kwintielTweede kwintielDerde kwintielVierde kwintielVijfde kwintiel
Nederland51400105700138600152100158400
Groningen11002800390039003300
Fryslân5001000150018001600
Drenthe5001200180019001600
Overijssel14003200400041003800
Flevoland12002000220019001700
Gelderland35008100111001190010900
Utrecht35008700121001320013200
Noord-Holland1120023000312003750050300
Zuid-Holland2240042500521005480051500
Zeeland400900150020002400
Noord-Brabant37008800127001430013700
Limburg18003600460047004400

11) Zie voor definities van beide begrippen de begrippenlijst.