Auteur: Hans Schmeets, Maartje Tummers
De Heitjes en het welzijn in Heerlen

4. Conclusie en discussie

Uit dit essay komt naar voren dat het welzijnsniveau van de inwoners van Heerlen relatief laag is ten opzichte van het landelijk gemiddelde en 50 grote steden. Heerlen staat voor zowel geluk als tevredenheid met het eigen leven bij de vijf laagst scorende steden. Ook op de breder welzijnsindex komt naar voren dat Heerlen lage posities inneemt, zowel qua gemiddeld rapportcijfer als bij het aandeel met een hoog welzijn. Dit beeld verandert nauwelijks als rekening wordt gehouden met verschillen in de bevolkingssamenstelling tussen de steden: ook dan neemt Heerlen lage posities in op de welzijnsranglijst. Wel valt op dat de discrepantie tussen Heerlen en het landelijke gemiddelde bij het ervaren geluk minder groot is dan bij de tevredenheid met het leven en de bredere welzijnsindex die vooral opgebouwd is uit tevredenheidsaspecten. Blijkbaar zorgt het welzijn in de vorm van affectie, het geluksgevoel, dat te typeren is als momentopname voor een minder scherp contrast dan de tevredenheid waarbij meer rationeel vergelijkend een positie wordt ingenomen en gebaseerd is op een cognitieve inschatting.

Ook bij de onderliggende aspecten van het bredere persoonlijke welzijn komen de verschillen tussen Heerlen en andere gemeenten tot uiting. Vooral komt naar voren dat Heerlen laag scoort op gevoelens van veiligheid, en met zowel de tevredenheid met de lichamelijke gezondheid als met de financiële situatie. Dat het minder goed gesteld is met het welzijn in Heerlen spoort met de bevindingen die in eerdere essays zijn besproken. Nagenoeg op alle aspecten van het meedoen met en het vertrouwen hebben in de samenleving staat Heerlen onderaan op de ranglijst, veelal bij de top-3 van de 51 grote gemeenten met de laagste posities. Dit duidt er op dat in Heerlen weinig sociaal kapitaal is opgebouwd. En dit kapitaal, de sociale netwerken met gemeenschappelijke waarden, is van belang voor het welzijn. De beschreven bouwstenen van dit sociaal kapitaal zullen derhalve verbeterd moeten worden om het welzijn te bevorderen. Dus: meer sociale contacten, meer vrijwilligers, meer verenigingsleven, meer politieke betrokkenheid. Maar ook: meer onderling vertrouwen, en meer vertrouwen in publieke, private en politieke instituties. Het stimuleren van het vertrouwen, en vooral het onderlinge vertrouwen, is echter lastig aangezien het weinig beweeglijk is (Schmeets en Exel, 2022). Het bevorderen van de participatie ligt zodoende meer voor de hand. Met het Heitjes-project wordt gepoogd om de participatie te bevorderen, door via de vrijwilligersregeling de burgers te stimuleren om klussen te doen om daarmee de publieke ruimte te verbeteren. Daardoor ontstaan ook meer sociale contacten. Met de in 2022 verzamelde aanvullende gegevens, wordt in vervolgessays nagegaan of er indicaties zijn dat het sociaal kapitaal en het welzijn in Heerlen is toegenomen in een periode van bijna twee jaar.

Binnen Heerlen is er meer aan de hand. Er is een duidelijke tweedeling: waar het zuidelijke gebied veelal niet veel onderdoet ten opzichte van het landelijke gemiddelde, is vooral in Heerlen-noord sprake van lage participatie- en vertrouwenscijfers. En dat zien we ook terug bij het welzijn: in Heerlen-noord zijn mensen minder gelukkig, minder tevreden over hun eigen leven, is de groep met een hoog breder welzijn kleiner, en is het samenvattend rapportcijfer over de brede welzijn het laagst. En ook dat is slechts ten dele toe te schrijven aan demografische en sociaaleconomische verschillen tussen beide stadsdelen. En de specifieke indicatoren waarmee de bredere welzijnsindex is opgebouwd laten zien dat in Heerlen op alle onderdelen het welzijn lager is dan gemiddeld in Nederland, en dat Heerlen ook in dat opzicht lage posities inneemt op ranglijst van de 51 grotere gemeenten. En binnen Heerlen is de tweedeling wederom zichtbaar: in Heerlen-noord is het welzijn substantieel lager dan in Heerlen-zuid. Maar hier speelt wel vaker de verschillen in de bevolkingssamenstelling tussen beide stadsdelen een rol. Na deze correctie blijven slechts 3 van de 9 welzijnsaspecten overeind, waarbij het noordelijke deel een lager welzijn laat zien dan het zuidelijke deel. Vooral geldt dit voor de tevredenheid met de woonbuurt: in Heerlen-noord is daar 77 procent tevreden over, in Heerlen-zuid 88 procent.

De relaties met de bevolkingskenmerken bieden aanvullende inzichten over de verschillen tussen de beide stadsdelen. Zo is aangetoond dat in Heerlen de 65-plussers meer welzijn hebben dan de 65-minners, en vooral dat er meer welzijn is bij hoger opgeleiden en hogere inkomens. Echter, dergelijke relaties worden ook in beide stadsdelen, zowel in Heerlen-noord als in Heerlen-zuid, aangetroffen. Er spelen dus ook andere factoren die van belang zijn voor de verschillen in welzijn tussen beide gebieden. In eerdere essays is gewezen op de mijnsluitingen, armoede en grensmigranten, van wie het sociale netwerk veelal in Duitsland is gebleven (zie ook Glas en Mulder, 2018), die met name de inwoners Heerlen-noord heeft geraakt. Nemen we de, ook in internationaal vergelijkend onderzoek veel gehanteerde, korte welzijnsvariant ‘tevredenheid met het eigen leven’ als maatstaf voor het welzijn, dan leren de aanvullende analyses dat bepaalde welzijnsonderdelen daar sterker van belang zijn dan andere. Zo is in Heerlen-zuid, naast de tevredenheid over het werk/ dagelijkse bezigheden en de financiële situatie, vooral ook de tevredenheid met het sociale leven relevant voor het welzijn. Deze drie onderdelen spelen ook een rol in het noordelijke deel, maar daarnaast zijn ook de psychische gezondheid de opleidingskansen relevant voor het welzijn.

De mijnsluitingen en armoede hebben hierin mogelijk een rol gespeeld, maar waarschijnlijk spelen ook andere (gerelateerde) mechanismen een rol. Hierbij is ook niet uit te sluiten dat de inwoners van Heerlen-noord, wiens gezondheid gemiddeld al minder goed is dan in Heerlen-zuid, ook kwetsbaarder zijn en als gevolg van de Corona pandemie harder getroffen zijn in de gevolgen voor hun werksituatie en de daaraan gerelateerde psychische effecten (Reep en Hupkens, 2021). Vervolgonderzoek met de data van 2022 kan ook in dit opzicht meer duidelijkheid gaan bieden.

De overzichten van de 51 grote gemeenten leren dat het welzijn in Heerlen het laagst is in vergelijking met drie andere grotere Limburgse gemeenten. Maar ook in Maastricht, Sittard-Geleen en Venlo kennen veelal lagere dan gemiddelde welzijnscijfers. Dit roept de vraag op waarom in Limburg het welzijn zo laag is. Veenhoven verklaart dit vanuit een van oudsher beperkingen van de individuele vrijheid dat ingegeven is door de rol van de sociaal-politiek verzuilde kerk in het zuiden van Nederland4). Als dit het geval is, dan zal dit mechanisme van ervaren vrijheidsrestricties sterker een rol spelen in Heerlen-noord dan in Heerlen-zuid. Dit is in lijn met de in andere essays vermelde constatering dat Heerlen-zuid pas veel later is ontstaan dan het noordelijke deelgebied. In een volgende publicatie komt de mogelijke rol van religie in Heerlen nog aan de orde. Daarbij worden ook de relaties tussen de diverse sociaal-kapitaal indicatoren en het welzijn nader onderzocht. Patronen zijn inmiddels al zichtbaar: in zowel Heerlen, als in het bijzonder het noordelijke gebied is het welzijn aan de lage kant. En dat spoort met de reeds besproken overzichten van het meedoen met en het vertrouwen hebben in de samenleving. Op deze manier wordt steeds meer inzichtelijk hoe de diverse factoren met elkaar verweven zijn. Dat is mede relevant voor een gedifferentieerde aanpak om het welzijn, ofwel de kwaliteit van het leven, te stimuleren.

4) Zie: https://www.limburger.nl/cnt/dmf20220513_97327421.