1. Relevantie van welzijn
In eerdere essays is ingegaan op een aantal facetten die ten grondslag liggen aan het welzijn: het meedoen met en het vertrouwen hebben in de samenleving. In deze 7 essays is de gemeente Heerlen vergeleken met 50 andere grote gemeenten, en zijn de gebieden Heerlen-noord en Heerlen-zuid tegenover elkaar gezet. Daar kwam naar voren dat in Heerlen het wantrouwen tussen de burgers groot is, en dat er weinig vertrouwen is in publieke, private en politieke instituties. Tevens is het aantal sociale contacten met familie, vrienden en goede kennissen, lager dan gemiddeld, terwijl het burencontact wel spoort met het landelijke beeld. Tevens is de deelname aan het verenigingsleven gering, heeft Heerlen het laagste aandeel vrijwilligers en is de politieke participatie erg laag. Een andere constatering is dat er grote discrepanties zijn tussen de twee deelgebieden: waar Heerlen-zuid veelal niet veel onderdoet ten opzichte van het landelijke gemiddelde, is in Heerlen-noord de participatie en het vertrouwen erg laag. In deze essays is ook ingegaan op het zogenoemde ‘sociaal kapitaal’, en hoe de diverse vormen van participatie en vertrouwen als het ware de bouwstenen vormen van dit kapitaal. Het meedoen met de samenleving, samen met het vertrouwen in andere personen en het vertrouwen in instituties vormen een afspiegeling van de mate waarin personen deelnemen aan sociale netwerken met gemeenschappelijke waarden (Van Beuningen en Schmeets, 2013). Dit sociaal kapitaal is als het ware de smeerolie die de samenleving draaiende houdt en heeft niet alleen een positief effect op de welvaart (Knack en Kiefer, 1997) maar ook op het welzijn (Krol, 2011; Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013; Matsushima en Matsunaga, 2015; Whillans, e.a., 2016). Zo is bijvoorbeeld eerder ook aangetoond dat het onderhouden van sociaal contact met naasten en het gevoel belangrijk te zijn voor anderen ons gelukkiger maakt en meer tevreden met het sociale leven (Mars en Schmeets, 2011; Van Beuningen en Moonen, 2014; CBS, 2016; 2018; Coumans en Schmeets, 2019). En ook dat het doen van vrijwilligerswerk gepaard gaat met meer welzijn (Schmeets en Arends, 2020). Zo zijn vrijwilligers meer tevreden met hun eigen leven, met hun sociale contacten en met hun psychische gezondheid dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen. Daarnaast voelen ze zich gelukkiger, en scoren ze hoger op de bredere persoonlijke welzijnsindex. En diverse studies laten zien dat het vertrouwen in andere mensen en in instituties bijdraagt aan het welzijn (Helliwell en Wang, 2011). Gelet op deze samenhangen tussen (diverse aspecten van) sociaal kapitaal en welzijn, is te verwachten dat Heerlen ook ergens onderaan op de welzijnsladder zal staan. En eveneens dat het welzijn in het zuidelijke deel van Heerlen beter is dan in het noordelijke deel. Maar wat is ‘welzijn’ eigenlijk en hoe hoog is het welzijn in Nederland?
Hoewel welzijn ook wordt opgevat als specifieke vormen van welvaart, zoals inkomen en vermogen, is welzijn in studies doorgaans een subjectieve maat, ook wel aangeduid als ‘subjectief welzijn’. Het is het oordeel of de waardering van mensen over het leven en verschillende onderdelen daarvan (CBS, 2015). Een korte variant is het ervaren geluk waarbij mensen, bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot en met 10, moeten aangeven hoe gelukkig ze zijn. Een andere variant is hoe tevreden men is over het eigen leven. Daarbij is van belang dat het welzijn zowel een component bevat die ‘het gevoel’ weergeeft als een component waarbij een individu zich vergelijkt ten opzichte van andere mensen. Het ervaren geluk is vooral een gevoelstoestand die meer een momentopname is, terwijl de tevredenheid met het eigen leven sterker de nadruk legt op de vergelijking met anderen (Diener, Suh, Lucas en Smith, 1999). Deze twee vormen worden ook wel aangeduid met een affectieve inschatting (gevoel) en cognitieve inschatting (rationele vergelijking). Door het CBS is een bredere overkoepelende maat voor welzijn ontwikkeld: de Persoonlijke Welzijns Index (Coumans, Jol, Moonen en De Winden, 2012). Deze index, de PWI, is samengesteld op basis van 8 dimensies: (1) materiële levensstandaard; (2) economische risico’s; (3) opleiding en arbeid; (4) gezondheid; (5) sociale relaties; (6) maatschappelijke participatie en vertrouwen; (7) veiligheid; en (8) milieu en leefomgeving die ontleend zijn aan een studie over ‘bredere welvaart’ (Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009).
Internationale studies beperken zich echter veelal tot de korte varianten. Door Veenhoven zijn overzichten gemaakt van ontwikkelingen van het ervaren geluk, vastgesteld met een vraag over de tevredenheid met het eigen leven, waarbij wereldwijd bijna 100 landen zijn vergeleken (Veenhoven 2009). Samen met Denemarken staat Nederland aan kop van deze ranglijst. Ook kent Nederland een hoog welzijnsniveau binnen de Europese Unie. In 2021 gaf 83,6 procent van de Nederlanders het leven een 7 of hoger en staat daarmee op de tweede plek van de 27 Europese landen (CBS, 2022). En 86,4 procent geeft minstens een 7 als rapportcijfer op de vraag in welke mate men zich een gelukkig mens vindt. De langlopende trends vanaf 1997 laten zien dat zowel het ervaren geluk en de tevredenheid met het eigen leven zeer stabiel zijn1).
Dergelijke evaluatieve waarderingen over het leven als geheel zijn veelzeggend over het welzijn in Nederland in het algemeen, maar geven tegelijkertijd weinig inzicht in de specifieke onderdelen van het leven waarover iemand meer of minder tevreden is. In toenemende mate wordt daarom gekeken naar de tevredenheid met verschillende aspecten van het leven. Door de coronapandemie kwam de beleidsrelevantie om het brede welzijn vast te stellen en te monitoren ook vanuit internationaal perspectief naar voren. Er was een toenemende behoefte om te beschikken over een conceptueel kader waarmee het welzijn tussen landen kan worden vergeleken, en beleidsmaatregelen daar op aan te passen (OECD, 2021). Ook uit internationale overzichten blijkt dat het welzijn over het algemeen een stabiele maatstaf is, zeker als het gaat om geluk en tevredenheid met het leven. De cijfers over tevredenheid met specifieke aspecten van het leven zijn beweeglijker. Uit eerder onderzoek blijkt dat factoren zoals sociale contacten en vrijwilligerswerk gerelateerd zijn aan (aspecten van) welzijn (Schmeets en Arends, 2020). Het Heerlense Heitjes-project (zie kader) is onder andere gericht op de bevordering van de sociale cohesie en het welzijn. Dit roept de vraag op hoe het staat met het welzijn in Heerlen en – in een later stadium van het project – of hier sinds het Heitjes- project ontwikkelingen in zijn.
In dit essay wordt ingegaan op het welzijn van de Heerlense bevolking in het tweede en derde kwartaal van 2020 en sluit daarbij naadloos aan op de vorige zeven essays. In 2020 werd het Heerlens-Heitje project opgestart, en de start was lastig gelet op de aanvang van de pandemie waardoor slechts mondjesmaat klussen in de openbare ruimte werden uitgevoerd. Hoe was het in deze periode gesteld met het welzijn in Heerlen? En, over een langere periode, neemt Heerlen ook in het welzijn lage posities in ten opzichte van 50 andere grote gemeenten? En zien we ook in het welzijn een tweedeling, waarbij het welzijn in Heerlen-noord geringer is dan in Heerlen-zuid? Dit wordt onderzocht voor het ervaren geluk, de tevredenheid met het eigen leven, de bredere Persoonlijke Welzijns Index (PWI) en diverse onderdelen die deze index vormen.