Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel, Anton ten Westenend, Dennis MartensDe Heitjes en het verenigingsleven in Heerlen
2. De pandemie en het verenigingsleven
Resultaten uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn uit 2020 tonen aan dat 73 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder lid is van minstens één vereniging. Dit cijfer is iets lager dan vastgesteld op basis van de periode 2012 tot 2000. Er zijn dus geen duidelijke indicaties dat in 2020, het eerste corona-jaar, de band met het verenigingsleven sterk is afgenomen. Dit blijkt ook uit de kwartaalcijfers, met grofweg het eerste kwartaal vlak voor de aanvang van Covid-19 pandemie, en de daarop volgende drie kwartalen. De percentages fluctueren nauwelijks: in het eerste kwartaal was 73 procent lid van minstens een vereniging, in het tweede kwartaal 74 procent, in het derde kwartaal 72 procent en in het vierde kwartaal 71 procent. Bij het actief zijn in verenigingen zijn iets meer verschuivingen te zien. In 2020 was 34 procent wekelijks actief, 9 procent maandelijks, 14 procent minder dan maandelijks en 44 procent nooit. Ten opzichte van de periode 2012 tot 2020 is aandeel dat minstens een keer per maand actief is, vrijwel gelijk. De grafiek laat zien dat er wel een verschuiving is opgetreden in 2020. Waar in het eerste kwartaal nog 35 procent een wekelijkse activiteit had, is dit in het vierde kwartaal gereduceerd tot 31 procent. En waar voor de crisis 41 procent in het geheel niet actief was in het verenigingsleven, is dit aandeel in het vierde kwartaal toegenomen tot 46 procent.
2.1 Deelname aan activiteiten in verenigingen, 2020
Tijdvak
1 keer per week (%)
1 keer per maand (%)
Minder dan 1 keer per maand (%)
Nooit (%)
Kwartaal I
34,7
9,4
14,4
41,5
Kwartaal II
33,3
9,0
13,9
43,8
Kwartaal III
31,5
8,6
13,5
46,4
Kwartaal IV
31,2
9,0
13,9
46,0
2.1 Deelname aan activiteiten in verenigingen, 2020