Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel, Anton ten Westenend, Dennis Martens

De Heitjes en het verenigingsleven in Heerlen

Over deze publicatie

Uit eerdere essays kwam naar voren dat in Heerlen het wantrouwen tussen de burgers groot is en dat er weinig vertrouwen is in de politiek. Tevens is het aantal sociale contacten met familie, vrienden en goede kennissen, lager dan gemiddeld, terwijl het burencontact wel spoort met het landelijke beeld. Ook op andere terreinen is de maatschappelijke betrokkenheid gering. Zo heeft, ten opzichte van 50 grote gemeenten, Heerlen het laagste aandeel vrijwilligers. Een dergelijke lage binding met organisaties zien we ook in andere vormen terug, waar in dit essay op wordt ingegaan.

In Heerlen is 61 procent lid van een vereniging, zoals een sportclub, een hobbyclub, of een organisatie die zich inzet voor het milieu, zorg of jeugd. Landelijk is 76 procent lid, en ook hier staat Heerlen onderaan ten opzichte van de andere grote gemeenten. Dit weerspiegelt zich eveneens in de actieve deelname aan het verenigingsleven. Waar landelijk 44 procent minstens een keer per maand actief is in een of meerdere verenigingen, blijft dit in Heerlen beperkt tot 31 procent. Aanvullend onderzoek, uit 2020, leert dat in Heerlen-noord burgers minder vaak lid zijn van een vereniging en ook daar minder actief in zijn dan in Heerlen-zuid. De verschillen tussen beide deelgebieden in het aandeel dat lid is van een vereniging, zijn volledig toe te schrijven aan het gegeven dat Heerlen-noord en Heerlen-zuid zich onderscheiden, zowel demografisch (zoals leeftijdsopbouw) als sociaaleconomisch zoals inkomen en opleiding. Dit geldt echter niet voor het actief zijn in verenigingen: indien rekening wordt gehouden met de samenstelling van beide gebieden, dan blijven de verschillen vrijwel geheel intact.

In Heerlen is inmiddels een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd om de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Daartoe behoort ook een sterkere band met het verenigingsleven.

1. Relevantie van het verenigingsleven

Sinds vrijdag 25 februari 2022 zijn veel maatregelen om de Covid-19 pandemie te bestrijden versoepeld. Op de meeste plekken is het inmiddels weer toegestaan om zonder mondkapje en vaccinatiebewijs deel te nemen aan het openbare leven, zoals in restaurants, in het theater, en in het onderwijs. En carnaval kon toch nog gevierd worden. Maatregelen om de Covid-19 pandemie te verslaan, waaronder het houden van afstand tot elkaar, hadden vooral tot doel sociale contacten te vermijden om zo de verspreiding van het virus tegen te gaan. Dergelijke contacten vinden ook plaats in georganiseerd verband zoals, samen met anderen, vrijwilligerswerk doen. Daarmee toont de burger een verbondenheid met de samenleving. De betrokkenheid bij het verenigingsleven is een andere vorm van een onderlinge binding. Dit kan op verschillende manieren: door een passief lidmaatschap van een vereniging en door het zelf actief zijn in een vereniging. De deelname van burgers aan de samenleving – zoals hun sociale contacten en het geven van hulp, de inzet als vrijwilliger, politieke participatie en betrokkenheid in het verenigingsleven – is van belang voor het opbouwen van het sociaal kapitaal (Van Beuningen en Schmeets, 2013). Naast de participatie is het vertrouwen hierin een belangrijke pijler: het onderlinge vertrouwen, het vertrouwen in de politiek, het vertrouwen in publieke en private instituties. Door het vertrouwen in en de deelname aan de samenleving, ontstaan sociale netwerken met gemeenschappelijke waarden. Dergelijke netwerken vormen het het sociaal kapitaal van de samenleving en zijn van belang voor zowel de economische productiviteit (Knack en Kiefer, 1997) als het persoonlijk welzijn (Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013). Indien burgers zich nauwelijks verbinden in verenigingen, zal dat nadelig zijn voor het vormen van sociale netwerken. Ook zijn er daarmee minder mogelijkheden dat er een binding ontstaat tussen mensen uit diverse lagen van de bevolking in de vorm van zogenoemd ‘bridging’ sociaal kapitaal (Putnam, 2000). En vooral dit overbruggende sociaal kapitaal wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor de sociale cohesie. 

Hoe is het gesteld met het verenigingsleven in Heerlen, zowel voor als tijdens de pandemie? En zien we ook op dit terrein dat de inwoners van Heerlen-noord achterblijven ten opzichte van Heerlen-zuid? En wat kunnen we verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken? 

1) Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2021/meer-vrijwilligers-in-heerlen-met-het-heitje
2) Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-het-onderlinge-wantrouwen-in-heerlen
3) Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-het-politieke-vertrouwen-in-heerlen
4) Zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-de-sociale-contacten-in-heerlen?onepage=true

2. De pandemie en het verenigingsleven

Resultaten uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn uit 2020 tonen aan dat 73 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder lid is van minstens één vereniging. Dit cijfer is iets lager dan vastgesteld op basis van de periode 2012 tot 2000. Er zijn dus geen duidelijke indicaties dat in 2020, het eerste corona-jaar, de band met het verenigingsleven sterk is afgenomen. Dit blijkt ook uit de kwartaalcijfers, met grofweg het eerste kwartaal vlak voor de aanvang van Covid-19 pandemie, en de daarop volgende drie kwartalen. De percentages fluctueren nauwelijks: in het eerste kwartaal was 73 procent lid van minstens een vereniging, in het tweede kwartaal 74 procent, in het derde kwartaal 72 procent en in het vierde kwartaal 71 procent. Bij het actief zijn in verenigingen zijn iets meer verschuivingen te zien. In 2020 was 34 procent wekelijks actief, 9 procent maandelijks, 14 procent minder dan maandelijks en 44 procent nooit. Ten opzichte van de periode 2012 tot 2020 is aandeel dat minstens een keer per maand actief is, vrijwel gelijk. De grafiek laat zien dat er wel een verschuiving is opgetreden in 2020. Waar in het eerste kwartaal nog 35 procent een wekelijkse activiteit had, is dit in het vierde kwartaal gereduceerd tot 31 procent. En waar voor de crisis 41 procent in het geheel niet actief was in het verenigingsleven, is dit aandeel in het vierde kwartaal toegenomen tot 46 procent.

2.1 Deelname aan activiteiten in verenigingen, 2020
Tijdvak1 keer per week (%)1 keer per maand (%)Minder dan 1 keer per maand (%)Nooit (%)
Kwartaal I34,79,414,441,5
Kwartaal II33,39,013,943,8
Kwartaal III31,58,613,546,4
Kwartaal IV31,29,013,946,0

3. Het verenigingsleven in Heerlen

In Nederland is driekwart van de 15-plussers lid van minstens een vereniging. Tevens geeft 44 procent te kennen dat ze minstens een keer per maand actief zijn in verenigingsverband. De deelname aan de samenleving blijft zodoende niet beperkt tot de informele sfeer zoals sociale contacten met familie, vrienden en buren en het helpen van anderen buiten organisaties om. Ook in georganiseerd verband is er een duidelijke band met de samenleving: als vrijwilliger, alsmede de betrokkenheid op een passieve en actieve wijze in verenigingen. In welke mate de Covid-19 pandemie, en gerelateerde maatregelen en beperkingen, hebben bijgedragen aan een afname van de betrokkenheid van de burgers in verenigingsverband is lastig te zeggen. Kwartaalcijfers op basis van een vraagstelling met een afgebakende korte periode, zoals vrijwilligerswerk in ‘de afgelopen vier weken’ duiden op een afname van 29 procent in het eerste kwartaal naar 16 en 17 procent in het tweede en derde kwartaal, waarna het weer toeneemt naar 22 procent in het vierde kwartaal (CBS, 2021). Indien de periode minder expliciet afgebakend is, zoals actief zijn in verenigingen, is de verschuiving naar minder betrokkenheid niet zo evident. Van belang is dat het aanvullende onderzoek in Heerlen heeft plaatsgevonden in het tweede en derde kwartaal. In diezelfde periode was  landelijk 73 procent lid van minstens een vereniging, en 41 procent minstens een keer maandelijks actief in een vereniging. 

Voordat we op deze bevindingen ingaan, positioneren we Heerlen eerst ten opzichte van 50 andere grotere gemeenten. Daarvoor is gebruik gemaakt van landelijke gegevens die in acht opeenvolgende jaren sinds 2012 zijn verzameld, en waar in totaal 61 200 personen van 15 jaar en ouder hebben meegedaan. In 2017 zijn de vragen naar het lidmaatschap niet opgenomen, en daardoor betreft dit een iets kleinere groep van bijna 54 000 personen. 

De grafiek laat zien dat in Heerlen gemiddeld genomen in de periode 2012-2019 met 61 procent een meerderheid lid is van een of meerdere verenigingen. Daarmee neemt Heerlen ten opzichte van 50 grotere gemeenten de laagste positie in. Landelijk is 76 procent lid van minstens een vereniging. Ook Rotterdam, Maastricht en Helmond laten een met 67 procent een relatief laag aandeel personen zien dat lid is van een vereniging.. Gemeenten met veel leden van verenigingen, meer dan 80 procent, zijn Súdwest Fryslân, Delft, Alkmaar en Nissewaard. 

% 3.1 Lidmaatschap van 1 of meerdere verenigingen in 51 grote gemeenten, 2012/2019 Nederland Sudwest Fryslan Delft Alkmaar Nissewaard Zwolle Haarlemmermeer Alphen aan den Rijn Midden-Groningen Hoeksche Waard Westland Apeldoorn Leiden Hengelo Roosendaal Overige gemeenten Amstelveen Den Bosch Leidschendam-Voorburg Utrecht Ede Leeuwarden Amersfoort Groningen Enschede Assen Hilversum Breda Nijmegen Arnhem Zoetermeer Deventer Oss Haarlem Venlo Meierijstad Zaanstad Sittard-Geleen Purmerend Dordrecht Hoorn Gouda Nieuwegein Emmen Almere Eindhoven Tilburg Amsterdam Den Haag Rotterdam Maastricht Helmond Heerlen 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100%3.1 Lidmaatschap van 1 of meerdere verenigingen in 51 grotegemeenten, 2012/2019NederlandSudwest FryslanDelftAlkmaarNissewaardZwolleHaarlemmermeerAlphen aan den RijnMidden-GroningenHoeksche WaardWestlandApeldoornLeidenHengeloRoosendaalOverige gemeentenAmstelveenDen BoschLeidschendam-VoorburgUtrechtEdeLeeuwardenAmersfoortGroningenEnschedeAssenHilversumBredaNijmegenArnhemZoetermeerDeventerOssHaarlemVenloMeierijstadZaanstadSittard-GeleenPurmerendDordrechtHoornGoudaNieuwegeinEmmenAlmereEindhovenTilburgAmsterdamDen HaagRotterdamMaastrichtHelmondHeerlen0102030405060708090100
 

Dit roept de vraag op om welke verenigingen het gaat waarin Heerlen vooral achter blijft ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De grafiek leert dat het aandeel dat lid is van een vereniging in Heerlen op bijna alle terreinen lager is. Vooral is de discrepantie groot bij landelijke verenigingen die zich richten op de natuur en het milieu, zoals Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten of de vogelbescherming. Landelijk is het aandeel leden op dit terrein meer dan 1,5 keer zoveel dan in Heerlen. Dat geldt ook voor culturele verenigingen, zoals een zang-, muziek- of toneelvereniging. En zelfs dubbel zoveel leden is er landelijk ten opzichte van Heerlen in ‘andere’ verenigingen. Er is evenwel een duidelijke uitzondering: dat zijn de gezelligheidsverenigingen, zoals een personeelsvereniging, carnavalsvereniging of studentenvereniging. Waar in Heerlen 15 procent daar lid van is, is dit landelijk 13 procent, waarmee Heerlen niet achter blijft ten opzichte van het landelijke gemiddelde. In de tabellenbijlage is het overzicht van de andere grotere gemeenten per soort vereniging opgenomen. 

3.2 Lidmaatschap van verenigingen, 2012/2019
VerenigingNederland (%)Heerlen (%)
Politiek 3,83,5
Beroeps6,24,5
Vakbond14,611,4
Consumenten40,931,7
Patienten5,34
Milieu20,812,5
Sport35,227,4
Cultuur6,54,2
Hobby74,9
Jeugd1,61,5
Gezelligheid12,615,4
Andere9,94,9

Er is ook vastgesteld hoe groot de animo is om actief te zijn in verenigingen. In de periode 2012-2019 is 44 procent van de 15-plussers minstens een keer per maand actief in een vereniging. In Heerlen is deze betrokkenheid bij het verenigingsleven met 31 procent beduidend lager. Ten opzichte van 50 grotere gemeenten bungelt Heerlen onderaan. Ook in de grootste steden – Amsterdam, Rotterdam en Den Haag – wonen relatief veel mensen die niet regelmatig activiteiten doen in verenigingsverband. Aan het andere einde staat Meierijstad waar een krappe meerderheid actief is. 

De samenstelling van de bevolking in de steden is niet gelijk. Zo is bijvoorbeeld Heerlen vergrijsd en wat lager opgeleid ten opzichte van Utrecht. Jongeren en hoger opgeleiden zijn vaker lid van en actief binnen een vereniging. Ook is een lidmaatschap van een vereniging doorgaans niet gratis. Dus kan meespelen dat de Heerlenaar gemiddeld minder te besteden heeft dan in veel andere gemeenten waardoor het verenigingsleven in Heerlen minder uitbundig is dan in de rest van Nederland. Door rekening te houden met dergelijke verschillen is onderzocht of Heerlen dan opschuift op de ranglijsten van het lid zijn van en het actief zijn binnen verenigingen. Een eerste correctie is uitgevoerd door rekening te houden met de man-vrouw verhouding, leeftijdsverschillen en het opleidingsniveau. Vervolgens is daar nog de burgerlijke staat, het besteedbare inkomen van het huishouden, en het aandeel met een migratieachtergrond aan toegevoegd. Bij het lidmaatschap zorgt de eerste correctie voor een toename van 61 naar 64 procent, en de tweede correctie voor een verdere stijging naar 66 procent. En bij het actief zijn in verenigingen is er bij de eerste correctie een toename van 31 naar 32 procent, en zorgt de tweede aanvullende correctie voor een stijging naar 34 procent. Heerlen schuift hiermee echter niet op in de rangorde: het blijft ten opzichte van alle andere grotere steden onderaan staan. Blijkbaar zijn er andere, aanvullende, oorzaken voor de geringe band die de Heerlenaar met het verenigingsleven heeft. 

% 3.3 Minstens maandelijks actief in een vereniging in 51 grote gemeenten, 2012/2019 Nederland Meierijstad Alphen aan den Rijn Delft Westland Amstelveen Hengelo Utrecht Alkmaar Leiden Venlo Nijmegen Sudwest Fryslan Sittard-Geleen Oss Overige gemeenten Hoeksche Waard Groningen Deventer Breda Haarlemmermeer Gouda Hoorn Midden-Groningen Den Bosch Enschede Roosendaal Leidschendam-Voorburg Tilburg Helmond Leeuwarden Maastricht Hilversum Apeldoorn Zwolle Assen Eindhoven Arnhem Amersfoort Ede Haarlem Zaanstad Nieuwegein Purmerend Zoetermeer Nissewaard Emmen Almere Dordrecht Den Haag Rotterdam Amsterdam Heerlen 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60%3.3 Minstens maandelijks actief in een vereniging in 51 grotegemeenten, 2012/2019NederlandMeierijstadAlphen aan den RijnDelftWestlandAmstelveenHengeloUtrechtAlkmaarLeidenVenloNijmegenSudwest FryslanSittard-GeleenOssOverige gemeentenHoeksche WaardGroningenDeventerBredaHaarlemmermeerGoudaHoornMidden-GroningenDen BoschEnschedeRoosendaalLeidschendam-VoorburgTilburgHelmondLeeuwardenMaastrichtHilversumApeldoornZwolleAssenEindhovenArnhemAmersfoortEdeHaarlemZaanstadNieuwegeinPurmerendZoetermeerNissewaardEmmenAlmereDordrechtDen HaagRotterdamAmsterdamHeerlen051015202530354045505560

4. Het verenigingsleven in Heerlen anno 2020

In verband met het Heerlens-Heitje project heeft in de periode april tot en met september 2020 een groep van ruim 1100 personen deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Het onderzoek in Heerlen vond vooral plaats in het tweede en deels in het derde kwartaal van 2020. Dat was de beginperiode van de pandemie in Nederland. Dit is relevant om de cijfers van het Heerlen onderzoek te duiden. Zoals vermeld was in deze periode zo’n 73 procent lid was van minstens een vereniging. En grafiek 1 laat zien dat zo’n 41 procent minstens een keer per maand actief was in een vereniging. 
De cijfers van 2020 blijkt dat in Heerlen 64 procent lid is van een vereniging. Verdeeld naar soort vereniging staat een consumentenorganisatie zoals ANWB, de Consumentenbond of Vereniging Eigen Huis bovenaan: van de 15-plussers is daar in Heerlen 1 van de 3 lid van. Met ruim een kwart leden volgt de sportvereniging. Iets meer dan 1 op de 10 is lid van een gezelligheidsvereniging, een vakbond of een organisatie die zich richt op het milieu of natuur. Andere verenigingen trekken nog minder leden aan, zoals op de terreinen van cultuur, hobby, jeugd, politiek en patiënten. 

4.1 Lidmaatschap van verenigingen in Heerlen, 2020
VerenigingHeerlen (%)
Consumenten32,9
Sport27,4
Gezelligheid13,6
Vakbond13,1
Milieu11,8
Andere7,0
Cultuur6,4
Hobby4,1
Patienten3,9
Beroeps3,8
Politiek 2,8
Jeugd1,5

In 2020 is 38 procent regelmatig, minstens een keer per maand, actief in een vereniging: 31 procent is wekelijks actief en 8 procent maandelijks. Verder zegt 10 procent minder dan maandelijks een activiteit te doen in verenigingsverband, en 51 procent nooit. 

In de vorige essays werd geconstateerd dat er in Heerlen een duidelijke tweedeling is. In Heerlen-zuid wordt beduidend meer vrijwilligerswerk gedaan, zijn er meer sociale contacten en is het onderlinge vertrouwen hoger dan in Heerlen-noord. Ook bij de betrokkenheid met het verenigingsleven komt de tweedeling naar voren. Zo is in Heerlen-noord 34 procent minstens een keer per maand actief in een vereniging. In Heerlen-zuid is dat met 46 procent een stuk hoger. En waar in Heerlen-noord 61 procent lid van een vereniging, is dat in Heerlen-zuid 69 procent. Vooral zijn de Heerlenaren die in het zuidelijke deel wonen vaker lid van een gezelligheidsvereniging, een sportclub, een vereniging die zich richt op de belangen van consumenten, en hobbyverenigingen dan de inwoners van het noordelijke deel. 

4.2 Betrokkenheid bij verenigingen in Heerlen, 2020
BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Lidmaatschap60,968,863,8
Actief in vereniging33,745,638,3

4.3 Lidmaatschap van verenigingen in Heerlen, 2020
VerenigingHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)
Politiek 2,82,9
Beroeps3,05,1
Vakbond13,312,8
Consumenten29,039,2
Patienten3,64,4
Milieu10,514,1
Sport24,033,0
Cultuur5,87,2
Hobby3,25,7
Jeugd1,22,2
Gezelligheid10,718,6
Andere6,18,4

5. Waarom minder verenigingsleven in Heerlen-noord?

De statistieken roepen wellicht de vraag op naar de oorzaken van de cijfers over de binding met verenigingen van de Heerlenaren. Over een langere periode zien we dat Heerlen lage posities inneemt op zowel het lidmaatschap van als de actieve participatie in verenigingen. Dat is ook zo in de periode april tot oktober 2020. De meest in het oog springende statistieken hebben betrekking op de verdeeldheid binnen Heerlen: in Heerlen-noord is het aandeel dat lid is van en actief is in een vereniging veel lager dan in Heerlen-zuid. 

Waarom is dat zo? Lid zijn van een vereniging kost geld. Ook zal een reden kunnen zijn dat in het zuidelijke deel de inwoners gemiddeld hoger opgeleid zijn dan in het noordelijke gebied. Verder zal betaald werk gerelateerd zijn aan lidmaatschappen van bijvoorbeeld een vakbond of een beroepsorganisatie. Indien we rekening houden met de verschillen tussen beide deelgebieden in het beschikbare huishoudensinkomen, het aandeel dat een betaalde baan heeft, en met het opleidingsniveau, dan wordt de discrepantie in het lid zijn van minstens een vereniging aanmerkelijk gereduceerd. Dan blijkt dat in Heerlen-noord 64 procent lid is van een vereniging, en in Heerlen-zuid 67 procent. Indien vervolgens aanvullend rekening wordt gehouden met de verschillen in de man-vrouw verhouding, de leeftijdsopbouw, en het aandeel personen met een migratieachtergrond, dan is er geen verschil meer tussen beide gebieden in de proporties die lid zijn van een vereniging. Al deze correcties, behalve de man/vrouw verhouding, dragen bij aan de duiding voor de noord-zuid tegenstelling. Dit betekent echter niet dat deze demografische en sociaaleconomische verschillen tussen de beide deelgebieden ook lidmaatschappen van specifieke verenigingen doen verdwijnen. In Heerlen-zuid is vooral meer animo om lid te worden van gezelligheidsverenigingen, sportclubs, hobby- en consumentenverenigingen dan in Heerlen-noord. En deze verschillen worden weliswaar iets kleiner, maar verdwijnen niet na correctie voor de samenstelling van beide gebieden.

Een daarmee vergelijkbare exercitie is uitgevoerd bij het actief zijn in het verenigingsleven. De eerste correctie laat zien dat de verschillen tussen de beide deelgebieden nagenoeg geheel stand houden. Ook de tweede, aanvullende, correctie verandert dit niet: in Heerlen-noord is 34 procent actief, in Heerlen-zuid 44 procent. Uitsluitend de verschillen in inkomen tussen de beide gebieden zorgen voor een correctie van de verschillen in verenigingsactiviteiten. 

Om meer zicht te krijgen op de relaties met de bevolkingskenmerken in beide gebieden, is een aantal grafieken gemaakt. Mannen en vrouwen onderscheiden zich nauwelijks in de betrokkenheid bij het verenigingsleven. Echter binnen de twee gebieden valt op dat in Heerlen-noord meer vrouwen actief zijn, terwijl in Heerlen-zuid de mannen meer activiteiten in verenigingen ontplooien. 

5.1 Betrokkenheid bij verenigingen naar geslacht in Heerlen, 2020
Geslacht/BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Mannen
Lidmaatschap62,068,964,6
Actief in vereniging30,448,937,6
Vrouwen
Lidmaatschap59,868,763,1
Actief in vereniging36,942,238,9

De leeftijdsindeling levert weer een ander beeld op. In Heerlen is er nauwelijks een relatie tussen leeftijd en lidmaatschap, maar is er wel een sterkere variatie bij het actief zijn: van de jongste groep is 43 procent actief, van de oudste 38 procent, en van de 45- tot 65-jarigen is dat 33 procent. In Heerlen-noord is deze relatie nog scherper te zien, terwijl in Heerlen-zuid de leeftijdsverschillen veel minder geprononceerd zijn. Evenwel zijn in het zuidelijke deel alle leeftijdsgroepen actiever dan in het noordelijke deel. Ook is in Heerlen-zuid een groter deel lid van een vereniging dan in Heerlen-noord, met de kanttekening dat dit niet geldt voor de jongste groep. 

5.2 Betrokkenheid bij verenigingen naar leeftijd in Heerlen, 2020
Leeftijd/BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
15 tot 44 jaar
Lidmaatschap63,460,462,3
Actief in vereniging39,248,242,6
45 tot 64 jaar
Lidmaatschap59,178,365,9
Actief in vereniging25,646,133,2
65 jaar of ouder
Lidmaatschap59,669,563,5
Actief in vereniging35,941,338,1

5.3 Betrokkenheid bij verenigingen naar migratieachtergrond in Heerlen, 2020
Migratieachtergrond/VerenigingHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Migratieachtergrond
Lidmaatschap49,956,952,0
Actief in vereniging30,734,631,9
Nederlandse achtergrond
Lidmaatschap66,272,368,6
Actief in vereniging35,148,940,7

Mensen met een migratieachtergrond zijn beduidend minder betrokken bij het verenigingsleven dan de Nederlandse groep. Van de migrantengroep is 52 procent lid en 32 procent actief in een vereniging, van de Nederlandse groep respectievelijk 69 en 41 procent. Dit patroon, minder betrokkenheid bij het verenigingsleven van de migrantengroep, geldt zowel voor het noordelijke als het zuidelijke deel. 

Opleiding is sterk onderscheidend: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de betrokkenheid van de Heerlenaren bij het verenigingsleven. Dit geldt vooral voor het aandeel dat lid is van een vereniging. Zo neemt het lidmaatschap toe van 52, via 68 naar 80 procent, en het actief zijn van 34, via 38 naar 44 procent. Een dergelijke samenhang geldt voor beide gebieden. Opvallend is dat alleen onder de hoger opgeleiden er in Heerlen-zuid beduidend meer personen lid zijn van een vereniging dan in Heerlen-noord. 

Ook het te besteden inkomen van een huishouden is relevant voor de mate waarin de Heerlenaar betrokken is bij het verenigingsleven. Waar bij de lage inkomensgroep iets meer dan helft lid is, is dit bij ruim driekwart het geval van de hoge inkomensgroep. En waar 31 procent van de lage inkomens actief is, is dit 47 procent bij de hoge inkomens. Het inkomen is in beide gebieden onderscheidend. Maar dit is vooral te zien bij de actieven in Heerlen-zuid: in dat deelgebied is 31 procent van de mensen die minder te besteden hebben en 57 procent die meer te besteden hebben actief. Dat inkomen een corrigerend effect heeft op de verschillen tussen beide deelgebieden, is ook af te lezen aan het wegvallen van het verschil in de actieve deelname aan het verenigingsleven tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid bij de lagere inkomensgroep. 

5.4 Betrokkenheid bij verenigingen naar opleiding in Heerlen, 2020
Opleiding/BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Lidmaatschap52,350,951,9
Actief in vereniging31,141,534,3
Middelbaar
Lidmaatschap66,570,668,1
Actief in vereniging33,744,538,0
Hoog
Lidmaatschap74,686,480,2
Actief in vereniging36,253,044,4

5.5 Betrokkenheid bij verenigingen naar huishoudensinkomen in Heerlen, 2020
Huishoudensinkomen/BetrokkenheidHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Lidmaatschap52,856,653,9
Actief in vereniging31,331,031,2
Hoog
Lidmaatschap73,879,676,5
Actief in vereniging36,857,246,5

6. Conclusie en discussie

In dit essay is het verenigingsleven in Heerlen besproken. Gestart is met de positionering van Heerlen in de periode 2012-2019 ten opzichte van het landelijke gemiddelde en 50 grotere steden. Heerlen staat onderaan bij zowel het aandeel dat lid is van een vereniging als het aandeel dat actief is in verenigingen. De discrepantie ten opzichte van de andere gemeenten wordt weliswaar iets kleiner als rekening wordt gehouden met een aantal demografische en sociaaleconomische verschillen tussen de gemeenten, maar Heerlen blijft staan op de onderste trede van de verenigingsladder. Blijkbaar zijn er aanvullende redenen waarom Heerlen achterblijft in de mate waarin de inwoners betrokken zijn bij verenigingen. 

Met aanvullend onderzoek in 2020 is Heerlen-noord en Heerlen-zuid met elkaar vergeleken. Het patroon dat eerder werd geconstateerd bij het vrijwilligerswerk, het sociale en politieke vertrouwen en de sociale contacten, komt ook bij de betrokkenheid bij het verenigingsleven tot uiting: in Heerlen-zuid is de band met verenigingen beduidend sterker dan in Heerlen-noord. In het bijzonder is dat te zien in het aandeel dat daadwerkelijk actief is in verenigingen. Minder groot is de kloof bij het lid zijn van minstens een vereniging: 61 procent in het noordelijke tegenover 69 procent in het zuidelijke gebied. Bovendien valt dit verschil weg indien beide gebieden niet zouden verschillen qua opleiding, inkomen, het hebben van betaald werk, leeftijdsopbouw en het aandeel met een migratieachtergrond. Meer opleiding, meer inkomen, een betaalde baan, jong zijn, en een Nederlandse achtergrond is een stimulans voor het lid worden van een vereniging. Als specifiek wordt gekeken naar het soort vereniging, dan is er in Heerlen-zuid vooral meer animo om lid te worden van gezelligheidsverenigingen, sportclubs, hobby- en consumentenverenigingen dan in Heerlen-noord. En deze verschillen worden weliswaar iets kleiner, maar verdwijnen niet na correctie voor de samenstelling van beide gebieden.

Evenmin kan met deze achterliggende demografische en sociaaleconomische factoren de kloof in het uitvoeren van activiteiten binnen verenigingen afdoende geduid worden. In Heerlen-noord is 34 procent minstens een keer per maand actief in een vereniging, in Heerlen-zuid is dat met 46 procent een stuk hoger, en de correctie doet aan dit verschil nauwelijks iets af. 

Blijkbaar concentreert de geringe band van de Heerlenaren met het verenigingsleven zich vooral in het noordelijke gebied. Een andere constatering is dat er geen aanwijzingen zijn dat in de eerste fase van de Covid-19 pandemie, de band met het verenigingsleven drastisch is gereduceerd. Dat was ook niet te verwachten: een lidmaatschap van een vereniging wordt niet plotseling opgezegd, zoals in de eerste maanden van de pandemie. Het zou wel een gevolg kunnen hebben voor de activiteiten in verenigingen, zoals in sportclubs, de fanfare, en gezelligheidsclubs. Echter de vraagstelling in het onderzoek - Hoe vaak neemt u deel aan activiteiten van één of meer verenigingen? - bakent geen specifieke periode af. Mogelijk is derhalve dat in het vervolgonderzoek, dat uitgevoerd wordt in de periode januari-april 2022, wel een terugval is te zien in de activiteiten in verenigingsverband. Een indicatie hiervoor leveren de landelijke cijfers die in 2020 verzameld, waarbij vooral in het derde en vierde kwartaal een, hoewel lichte, afname in de activiteiten is te zien. 

In eerdere essays is gewezen op de achterstand van Heerlen, en dan vooral in het noordelijke deel, op diverse terreinen van de sociale cohesie: het vrijwilligerswerk (essay 1), het onderlinge vertrouwen (essay 2), het vertrouwen in de politiek (essay 3) en, hoewel minder evident, in de sociale contacten (essay 4). Daarin is ook ingegaan op bepaalde historische contexten, zoals armoede. Heerlen was ooit een zeer welvarende gemeente, maar dat veranderde drastisch met het sluiten van de mijnen. Specifiek voor de betrokkenheid bij het verenigingsleven is dat dit veelal niet gratis is. Dat geldt niet of minder voor andere manieren waarin de burger de deelname aan de samenleving vorm kan geven, zoals zich inzetten als vrijwilliger, politieke participatie, sociale contacten, en andere mensen helpen en ondersteunen: dat kost vooral tijd. Naast de financiële middelen, is ook gewezen op de instroom van migranten. Uit de cijfers over de betrokkenheid bij het verenigingsleven is gebleken dat de groep met een migratieachtergrond hierin achter blijft ten opzichte van de Nederlandse groep. Een andere factor die een rol zou kunnen spelen is het aanbod: indien in Heerlen-noord er minder aanbod is van verenigingen, zoals sportverenigingen, dan in Heerlen-zuid, dan kan dit ook resulteren in minder activiteiten. In een vervolgessay wordt op dit aanbod nader ingegaan, waarbij op basis van registergegevens van het CBS Heerlen-zuid en Heerlen-noord met elkaar worden vergeleken. 

In dergelijke vervolgessays worden wederom bouwstenen aangeleverd om de sociale cohesie in Heerlen te agenderen. We zullen, mede in het verlengde van de recente gemeenteraadsverkiezingen, in een essay ingaan op de politieke participatie: opkomstcijfers bij verkiezingen, alsook de deelname aan politieke acties. Verder bespreken we het vertrouwen in publieke en private instituties, en maken we gebruik van een index die 17 participatie- en vertrouwensindicatoren bundelt: de zogenoemde sociaal-kapitaal index (Van Beuningen en Schmeets, 2013). Daarna gaan we een stap verder met het presenteren van een overzicht over het persoonlijke welzijn van de Heerlense bevolking, waarbij tevens een verbinding wordt gelegd met (specifieke vormen) van het sociaal kapitaal. Op deze wijze hopen we een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en vergroten van kennis en inzichten op deze terreinen, en daarmee tevens het Heitje voor het voetlicht te plaatsen. Dergelijke inzichten kunnen ook resulteren in een gedifferentieerde aanpak naar stadsdeel met het oog op het versterken van zowel de onderlinge band van de inwoners van Heerlen als die met de samenleving. 

Referenties

CBS (2021). Welvaart in coronatijd. Den Haag/Heerlen: CBS.

Knack S. en P. Keefer (1997). Does social capital have an economic pay-off? A cross country investigation. Quarterly Journal of Economics, 112(4), 1251-1288. 

Portela, M., I. Neira, en M. del Mar Salinas-Jiménez (2013). Social Capital and Subjective Wellbeing in Europe: A New Approach on Social Capital, Social Indicators Research, 114, 493-511.

Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster.

Van Beuningen, J. en H. Schmeets (2013). Developing a Social Capital Index for the Netherlands, Social Indicators Research, 113(3), 859-886. 

 

Bijlage

A.1 Lidmaatschap naar soort vereniging in 51 grote gemeenten, 2012/2019 (%)
Politiek BeroepsVakbondConsumentenPatientenMilieuSportCultuurHobbyJeugdGezelligheidAndere
Nederland3,86,214,640,95,320,835,26,57,01,612,69,9
Heerlen3,54,511,431,74,012,527,44,24,91,515,44,9
Alkmaar3,26,719,346,48,223,237,46,26,40,910,911,6
Almere1,74,817,842,23,214,432,53,06,60,26,85,7
Alphen aan den Rijn4,64,113,444,66,522,038,05,16,91,69,911,0
Amersfoort5,16,813,046,06,426,634,15,97,51,28,26,9
Amstelveen3,87,112,541,45,824,439,56,68,22,97,66,7
Amsterdam5,18,413,832,93,223,228,54,14,11,38,79,6
Apeldoorn3,95,616,245,96,123,736,36,87,91,911,69,6
Arnhem2,27,814,639,63,322,636,43,95,61,511,06,6
Assen4,36,820,046,76,721,730,66,07,91,011,68,9
Breda2,46,89,341,23,620,835,66,38,41,815,69,5
Delft3,65,018,039,44,625,236,56,69,50,817,114,8
Den Bosch2,77,811,944,15,322,437,56,26,41,213,67,3
Den Haag4,35,313,036,44,020,228,34,44,81,46,99,6
Deventer2,64,617,439,54,417,432,48,26,50,911,79,3
Dordrecht4,04,214,343,53,721,628,17,26,41,07,89,1
Ede6,46,114,641,09,720,635,55,96,53,411,08,2
Eindhoven1,44,511,935,73,215,233,74,65,11,514,26,7
Emmen3,25,523,338,88,915,227,84,58,71,113,38,6
Enschede3,35,918,435,23,716,638,74,55,10,618,011,3
Gouda5,15,510,738,75,122,631,05,16,90,57,510,2
Groningen5,26,012,431,24,619,537,15,56,51,319,410,5
Haarlem2,87,316,245,43,224,136,64,97,01,45,77,2
Haarlemmermeer2,25,314,847,76,627,139,55,67,90,99,56,7
Helmond1,84,09,337,02,012,236,72,15,52,010,910,1
Hengelo2,45,516,941,54,317,536,48,46,72,911,110,5
Hilversum2,77,412,647,87,033,235,58,35,51,85,37,3
Hoeksche Waard4,05,111,843,96,725,435,47,010,32,110,47,2
Hoorn3,04,515,541,95,023,334,05,16,60,810,95,4
Leeuwarden3,65,820,043,16,024,434,05,38,40,513,210,1
Leiden4,99,016,536,94,922,938,55,45,13,014,99,4
Leidschendam-Voorburg6,05,010,648,43,524,938,34,95,80,410,48,7
Maastricht1,64,713,530,62,915,032,08,16,21,619,36,9
Meierijstad3,06,810,534,41,915,143,46,05,92,115,88,8
Midden-Groningen4,45,522,943,32,219,336,77,37,20,717,310,7
Nieuwegein3,94,412,442,47,320,134,13,34,70,910,08,4
Nijmegen6,07,915,035,73,321,637,66,66,90,917,19,6
Nissewaard1,93,317,245,92,523,934,24,43,71,810,64,4
Oss4,56,712,532,93,516,037,56,77,51,418,59,5
Overige gemeenten4,16,114,942,75,920,636,67,57,81,813,510,8
Purmerend0,84,915,642,04,714,027,55,08,70,35,812,8
Roosendaal2,45,219,438,56,017,234,74,76,10,713,411,8
Rotterdam2,45,012,934,72,820,029,23,94,61,38,47,0
Sittard-Geleen1,64,215,138,04,314,333,25,111,52,318,112,2
Súdwest Fryslân5,48,819,443,86,422,938,214,810,71,316,514,6
Tilburg3,24,78,831,54,217,533,65,85,41,815,88,4
Utrecht3,59,811,937,13,724,738,77,25,21,814,58,6
Venlo1,53,99,936,66,016,232,07,94,73,420,29,6
Westland3,87,513,146,77,725,539,88,08,52,38,27,2
Zaanstad1,74,816,845,58,022,334,14,76,81,17,49,4
Zoetermeer2,57,213,747,56,819,829,35,37,80,79,56,6
Zwolle3,97,713,842,26,923,136,65,36,02,215,212,8