2. Afbakening populatie
2.1 Inleiding
Voor dit onderzoek heeft het CBS een bestand ontvangen van de Rechtspraak. Dit bestand bevat alle civiele dagvaardingszaken, tegen natuurlijke personen, op het terrein van het handelsrecht, die in 2018 zijn afgehandeld door de kantonrechter. Familie- en arbeidszaken zijn uitgesloten. Dit bestand bevat informatie over welke zaak het betreft (zaaknummer) en gegevens over het type zaak, de afdoeningswijze en of de gedagvaarde persoon verweer heeft gevoerd of verstek heeft laten gaan. En tot slot bevat het informatie over de persoon die gedaagd is voor de betreffende zaak (naam en adres; zoals geregistreerd door de gerechtsdeurwaarder11)).
Koppelen aan data van het CBS
Het oorspronkelijke doel was om de persoonsinformatie uit het bestand van de Rechtspraak te koppelen aan de persoonsinformatie die het CBS ontvangt en beheert, zoals informatie over de leeftijd, de huishoudsamenstelling en de arbeidsmarktpositie van de gedaagde.
Uit verkennende gesprekken met de Rechtspraak bleek echter dat de benodigde informatie voor een goede koppeling op persoonsniveau niet aanwezig is. Daarvoor zijn ofwel een BSN, ofwel informatie over geslacht, geboortedatum en adres benodigd. De Rechtspraak kan alleen voorzien in naam- en adres waar het CBS niet over beschikt.
Daarom is besloten om de data van het CBS te koppelen aan de gedaagden in het bestand met zaken, met als sleutel het adres van de gedaagde op de datum waarop de gedaagde is aangeschreven door de gerechtsdeurwaarder. Dat betekent dat het CBS de kenmerken van de personen die op het adres van de gedaagde wonen in beeld kan brengen. Als er slechts één volwassene op het adres woont, dan zijn dat de kenmerken van de gedaagde persoon. Als er meerdere volwassenen op het adres wonen, is niet te zeggen wie van de volwassenen de gedaagde persoon is geweest. Daarom zal dit onderzoek zich allereerst richten op de huishoudens van de gedaagde personen, en waar mogelijk een onderscheid maken naar de volwassenen die alleen wonen om een vollediger beeld te schetsen van de gedaagden zelf.
2.2 Onderzoekspopulatie selecteren
Het totale bestand dat de Rechtspraak heeft aangeleverd bevat 315 309 adressen van personen die gedaagd zijn voor een zaak. Niet al deze adressen en zaken zijn meegenomen in het onderzoek. Hieronder wordt stapsgewijs beschreven hoe de onderzoekspopulatie tot stand is gekomen.
Selectie op adressen
Zoals Figuur 2.2.1 toont, start het selecteren van de populatie met het koppelen van de personen die op de betreffende adressen wonen. Het bestand dat is aangeleverd door de Rechtspraak bevat 315 309 adressen. Daarvan bleken 68 512 adressen niet bruikbaar, bijvoorbeeld omdat het een buitenlands adres is of omdat er noodzakelijke informatie ontbreekt voor identificatie van het adres, zoals het huisnummer. Daarnaast bleken op 5 409 adressen geen personen te zijn ingeschreven; dat kunnen bedrijfspanden of postbussen zijn.12) Tot slot zijn er op 31 390 adressen meerdere huishoudens gevonden. Dat betekent dat op dit adres meerdere personen staan ingeschreven die niet tot hetzelfde huishouden behoren.13) De zaken met al deze adressen zijn niet bruikbaar in het onderzoek, omdat er geen of geen eenduidig huishouden van de gedaagde aan te koppelen is.
Ontbrekende adressen en representativiteit van het onderzoeksbestand
Zoals figuur 2.2.1 aantoont was het adres bij 68 512 zaken onvolledig of niet bruikbaar en zijn deze zaken daarom niet meegenomen in het verdere onderzoek. Het gaat om ruim een vijfde deel (22 procent) van het totaal aantal aangeleverde adressen. Er is geen landelijk beleid rondom het registreren van adressen bij de rechtbanken. Deurwaarders leveren de gegevens aan bij de rechtbanken, waarbij sommige rechtbanken de adresinformatie alleen overnemen als de gedaagde ook op de zitting is verschenen om verdere correspondentie te kunnen voeren14) terwijl andere rechtbanken de adresgegevens ook (automatisch) tot verstekvonnissen toevoegen. Dat betekent dat de resultaten van dit onderzoek niet representatief zijn voor heel Nederland (zie voetnoot). Bijlage I geeft meer informatie over de selectiviteit van het onderzoeksbestand met betrekking tot de typen verweervoering en de typen zaken.
Selectie op afdoeningswijze
Na de eerste selectie op geldige adressen blijven er nog 209 458 adressen over. Op deze adressen zijn personen voor één of meerdere zaken gedaagd. Niet alle zaken in het bestand zijn echter geschikt om mee te nemen in het onderzoek. Na een analyse van de afdoeningswijze van de zaak blijkt dat 36 648 zaken zijn ingetrokken. Bij deze zaken kan het zijn dat de vordering voor de datum van de rolzitting volledig is voldaan, of dat de gerechtsdeurwaarder de zaak heeft ingetrokken omdat deze vroegtijdig heeft geconstateerd dat er iets niet goed is gegaan met de dagvaarding. Daarnaast zijn er 447 zaken die afgedaan zijn als ‘ten onrechte geregistreerd’, wat betekent dat de zaak niet hoeft te dienen. In totaal worden er in deze selectiestap 37 095 zaken uit het onderzoeksbestand gefilterd.
Selectie op unieke zaken
De overgebleven adressen zijn niet uniek – men kan immers gedaagd zijn voor meerdere zaken, en in dat geval komt men ook meer dan één keer met hetzelfde adres voor in het bestand, mits men in de tussentijd tenminste niet is verhuisd. Ook de zaken zijn niet uniek. Want meerdere personen op hetzelfde adres (overigens ook op verschillende adressen) kunnen zijn gedaagd voor dezelfde zaak (het zaaknummer is dan hetzelfde). Daarnaast kunnen meerdere personen op hetzelfde adres gedaagd zijn voor verschillende zaken (het adres is dan hetzelfde en de zaaknummers verschillen).
Wanneer er sprake is van meerdere zaken op hetzelfde adres, dan kunnen de kenmerken van (het huishouden van) de gedaagde voor al deze zaken hetzelfde zijn. Doordat de kenmerken worden gekoppeld op basis van de datum waarop de dagvaarding voor een zaak is verzonden, zal dit echter niet altijd het geval zijn. Op een adres kunnen bijvoorbeeld twee dagvaardingen zijn ontvangen, één in februari en de ander in november. De samenstelling van het huishouden kan tussentijds zijn gewijzigd (van alleen wonend naar samenwonend), of er kan een verhuizing hebben plaatsgevonden met als gevolg een nieuw huishouden op dat adres. Omdat er geen prioritering gegeven kan worden aan de zaken op hetzelfde adres - is de zaak in februari meer van belang dan de zaak in november? - is in overleg besloten om niet de adressen als onderzoekspopulatie te nemen, maar alle unieke zaken waar men voor gedaagd kan zijn. Dat wil zeggen dat als een huishouden op een adres voor twee verschillende zaken is gedaagd, dit huishouden twee keer zal worden geteld in de analyse.
Om tot unieke zaken te komen mag een zaaknummer slechts één keer in het analysebestand voorkomen. Na het selecteren van zaken met adressen met één huishouden en het uitfilteren van zaken die niet daadwerkelijk op zitting zijn behandeld, blijven er nog 174 363 geldige zaken over. Een zaaknummer kan nu nog meerdere keren voorkomen in het bestand, dat wil zeggen dat er meerdere records met hetzelfde zaaknummer in het analysebestand zitten. Voor het onderzoek mag er maar één record met dat zaaknummer overblijven. Uit de analyses komt geen verschil naar voren in verweervoering, ofwel voert iedereen binnen dezelfde zaak verweer, of laat iedereen binnen dezelfde zaak verstek gaan. Het record dat overblijft wordt daarom random gekozen. Op deze manier worden nog 8 118 records verwijderd – dit gaat niet meer om zaken, want voor iedere zaak die meer dan één keer voorkomt wordt één record bewaard. Er blijven 166 245 unieke zaaknummers over. Tot slot worden unieke zaken waarbij het een institutioneel huishouden betreft (zie hoofdstuk 3.2 voor meer uitleg) ook verwijderd uit het onderzoeksbestand. De totale N komt hiermee op 162 599 unieke zaken.
2.3 Gedaagden in huishoudens
Wanneer er meerdere volwassenen in een huishouden wonen, is niet bekend wie de gedaagde persoon in het huishouden is. In dit onderzoek worden verschillende kenmerken van de gedaagde personen uitgelicht. Sommige kenmerken daarvan gelden voor het hele huishouden, zoals het huishoudinkomen, het vermogen van het huishouden en de afstand van het woonadres tot de kantonrechter. Hierbij maakt het niet uit wie de gedaagde persoon is geweest; elke volwassene in het huishouden heeft dezelfde waarde op het kenmerk.
Er zijn echter ook eigenschappen die persoonsgebonden zijn, zoals geslacht, leeftijd en migratieachtergrond. Bij deze kenmerken is het een beperking dat de gedaagde persoon onbekend is – betreft het een man of een vrouw, is de gedaagde jong of oud? Dit onderzoek brengt de persoonsgebonden kenmerken derhalve op twee manieren in kaart.
- De kenmerken van iedere volwassen persoon in het huishouden worden samengevoegd tot een kenmerk dat voor het hele huishouden geldt. Voor het kenmerk geslacht is bijvoorbeeld een nieuw kenmerk gecreëerd dat aangeeft dat ‘het huishouden van de gedaagde bestaat uit alleen mannen, alleen vrouwen, meer mannen dan vrouwen, meer vrouwen dan mannen, evenveel mannen als vrouwen’. Op die manier wordt informatie gegeven over het huishouden waarin de gedaagde persoon woont. Belangrijk om te vermelden is dat de kenmerken van kinderen (<18) in het huishouden niet meegenomen worden – zij kunnen niet gedaagd zijn en worden hierbij daarom buiten beschouwing gelaten.
- Bij huishoudens waarin slechts één volwassene woont – dat kan een alleen wonend persoon zijn of een alleen wonende ouder met thuiswonende minderjarige kinderen – is de situatie eenvoudiger, want dan kan enkel deze persoon gedaagd zijn in de betreffende zaak. Om een zo volledig mogelijk beeld te scheppen over gedaagden zullen de kenmerken van deze alleen wonende personen extra uitgelicht worden. Alleen wonende personen zijn natuurlijk een selectieve groep binnen alle gedaagden, dus hun kenmerken zijn niet automatisch van toepassing op alle gedaagden.
2.4 Nederlandse huishoudens ter referentie
Hoewel de focus van dit onderzoek ligt op de sociaal-economische kenmerken van de gedaagden van een handelsvordering zijn ter referentie ook de kenmerken van de Nederlandse bevolking meegenomen. Omwille van de vergelijkbaarheid betreft het hier niet de hele Nederlandse bevolking. Net als bij de gedaagden zijn alle adressen geselecteerd waarop slechts 1 huishouden woont zodat de resultaten niet vergeleken worden met adressen waarop meerdere huishoudens wonen. Daarnaast zijn ook alle kinderen (<18) uit de huishoudens verwijderd zodat o.a. leeftijd en opleidingsniveau vergelijkbaar zijn met de gedaagden.
12) Ook adressen waarop enkel minderjarige personen zijn ingeschreven zijn voor dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Dit betrof een klein aantal (11) adressen.
13) Het CBS kan een huishouden bij benadering identificeren. Men kijkt naar de relaties tussen de personen op het adres, bijvoorbeeld huwelijks- of kindrelaties. Ook gegevens als een fiscaal partner of een gezamenlijk vermogen worden in acht genomen om een huishouden te identificeren. Als er geen enkele relatie gevonden kan worden tussen personen op hetzelfde adres, dan wordt verondersteld dat er meer dan één huishouden op hetzelfde adres woont.
14) Bij de kantons in ’s-Gravenhage, Gouda en Leiden ontbreekt ca. 90 procent van de adressen, en ook bij Zaanstad, Haarlem, Middelburg en Apeldoorn zijn veel adressen niet goed ingevuld. Dit maakt dat de resultaten die volgen in hoofdstuk 3 nauwelijks gegevens bevatten van de (huishoudens van) personen die gedaagd werden bij deze kantons.