3. Resultaten
In dit hoofdstuk wordt voor de totale onderzoekspopulatie (dus voor personen van 16 jaar en ouder die in 2018 minimaal één life-event meemaakten) in beeld gebracht in hoeverre zij, in hetzelfde jaar en/of het jaar erna, gebruik hebben gemaakt van eerstelijns en/of tweedelijns rechtshulp door het Loket en/of middels een toegevoegd advocaat of mediator binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Let wel: indien men gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde rechtshulp in 2018, kan dit zowel vóór, tijdens als ná het life-event hebben plaatsgevonden. Dit is niet onderzocht. Ook kan het zijn dat de gevraagde rechtshulp niet het (directe) gevolg is van het life-event dat heeft plaatsgevonden.
In de navolgende paragrafen wordt eerst ingegaan op de onderzoekspopulatie als geheel (3.1) en vervolgens wordt het rechtshulpgebruik in beeld gebracht per doelgroep, dus voor elk life-event apart (3.2 t/m 3.8). In elk van deze paragrafen wordt ingegaan op de rechtsgebieden waarop de gesubsidieerde rechtshulp betrekking had en op het aantal contacten en/of afgegeven toevoegingen dat in de jaren 2018-2019 zijn geregistreerd.
Bovenal wordt telkens de samenhang van het rechtshulpgebruik met de achtergrondkenmerken die in dit onderzoek zijn meegenomen in beeld gebracht. Om dit rapport leesbaar te houden worden hierin niet alle gemaakte uitsplitsingen beschreven, maar is er een aantal opvallende bevindingen uitgelicht. De meeste voor dit onderzoek gemaakte uitsplitsingen zijn wel te vinden in deze Excel-tabellen, hieronder vallen dus ook de cijfers die in dit hoofdstuk worden genoemd in de tekst en die ten grondslag liggen aan de figuren. Voor het terugvinden van enkele cijfers zal de lezer zelf nog een berekening moeten doen met de getallen die benoemd worden in de tabellen.
Ook wordt veelal kortweg gesproken van ‘rechtshulp’/‘rechtsbijstand’ of ‘geen rechtshulp’/’geen rechtsbijstand’, terwijl in dit rapport te allen tijde specifiek gedoeld wordt op verstrekking van eerstelijnshulp door het Loket en/of tweedelijnshulp middels een toevoeging. Andere vormen van rechtshulp, buiten het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, zijn niet meegenomen in dit onderzoek en vallen derhalve in de navolgende paragrafen onder de categorie ‘geen rechtshulp’. Een deel van de personen in de categorie ‘geen rechtshulp’ kan dus wel degelijk in de onderzochte periode rechtshulp hebben ontvangen buiten het stelsel.
3.1 Gebruik van rechtshulp rondom het meemaken van één of meer life-events
Van de totale onderzoekspopulatie van ruim 1,1 miljoen personen van 16 jaar en ouder die in 2018 tenminste één life-event meemaakten, heeft ruim 13 procent in 2018 of 2019 contact gehad met het Juridisch Loket en/of een toevoeging gekregen. Eén op de 20 personen heeft in deze periode alleen contact gehad met het Juridisch Loket, aan een kleine 4 procent is enkel een toevoeging afgegeven en nog eens bijna 5 procent heeft in deze periode zowel gebruik gemaakt van eerstelijns rechtshulp door het Loket als van tweedelijnshulp middels een toevoeging. Bijna 87 procent van deze mensen heeft in deze periode geen rechtshulp ontvangen via het Loket of middels een toevoeging.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 87 |
Alleen Loket | 5 |
Alleen toevoeging | 4 |
Beide | 5 |
In totaal hebben 107 500 personen in de onderzoekspopulatie in deze periode contact gehad met het Juridisch Loket. Van hen had precies de helft eenmalig contact in 2018-2019, de andere helft had dus twee of meer geregistreerde contacten. Deze contacten kunnen betrekking hebben gehad op één onderliggende hulpvraag, maar dit hoeft niet het geval te zijn geweest.
Van de in totaal 92 200 personen in de onderzoekspopulatie aan wie in deze periode een toevoeging is afgegeven, had 60 procent één toevoeging in 2018-2019, vier op de tien personen had dus twee of meer toevoegingen. Deze toevoegingen kunnen betrekking hebben gehad op één onderliggende hulpvraag (dit kan volgtijdelijk zijn, zoals bij bezwaar, beroep en hoger beroep, maar kan ook gelijktijdig zijn, zoals bij bezwaar en voorlopige voorziening), maar dit hoeft niet het geval te zijn geweest.
Gebruik rechtshulp naar rechtsgebieden
Om een beeld te krijgen van de rechtsgebieden waarop de contacten met het Juridisch Loket en/of afgegeven toevoegingen betrekking hadden is in Figuur 3.1.2 het gebruik van beide vormen van rechtshulp met onderscheid naar rechtsgebied weergegeven. Gebruikers kunnen in de onderzochte periode in meerdere rechtsgebieden hulp hebben ontvangen, waardoor de percentages niet optellen tot 100. Als een persoon bijvoorbeeld zowel op het domein van het civielrecht als op het strafrechtdomein een toevoeging heeft ontvangen, dan is hij of zij in beide rechtsgebieden meegeteld als toevoeginggebruiker. Hetzelfde geldt voor personen die op één of meerdere rechtsgebieden zowel eerste- als tweedelijnshulp ontvingen. Bovendien geldt voor deze personen dat niet bekend is of zij in deze gevallen – ook niet wanneer het om één en hetzelfde rechtsgebied ging – met hetzelfde juridisch probleem kampten, of dat het om verschillende hulpvragen ging.
De figuur laat zien dat de meeste rechtshulp plaatsvindt in het domein van civiel recht, zowel bij eerstelijns- als tweedelijnsrechtshulp. Minder dan 1 op 5 van de contacten en toevoegingen hebben betrekking op het bestuursrecht. Tot slot zijn er weinig eerstelijnscontacten in het domein van strafrecht (6 procent), terwijl een toevoeging in het strafrecht relatief vaak gegeven wordt (26 procent). Dit is het gevolg van het feit dat in hechtenis geplaatste verdachten in een strafproces een toegevoegd advocaat krijgen aangeboden; een zogenaamde ambtshalve toevoeging. Ook wanneer men geen recht heeft op een ambtshalve toevoeging (als de verdachte niet de vrijheid is ontnomen) en er dus net als bij andere toevoegingsaanvragen vooraf een inkomens- en vermogenstoets wordt uitgevoerd, levert de gang via de eerste lijn geen korting op de eigen bijdrage in de tweede lijn op, dus wordt de eerstelijnshulp door het Juridisch Loket hierbij overgeslagen.
Rechtsgebied | Juridisch Loket (%) | Toevoeging (%) |
---|---|---|
Civiel recht | 86 | 71 |
Bestuursrecht | 18 | 15 |
Strafrecht | 6 | 26 |
Gebruik rechtshulp naar persoonskenmerken
In de Paragrafen 3.2 tot en met 3.8 wordt er per life-event ingegaan op de kenmerken van de personen die het betreffende life-event hebben meegemaakt. Deze alinea beschrijft kort het algemene beeld van de totale onderzoekspopulatie, namelijk iedereen die minstens één life-event heeft meegemaakt in 2018. Het gaat hierbij om de kenmerken die op 1 januari 2019 gelden, tenzij het anders vermeld is3).
De totale onderzoekspopulatie bestaat uit iets meer mannen (53 procent) dan vrouwen (47 procent). Het deel hiervan dat gebruik maakt van gesubsidieerde rechtshulp bestaat uit net iets meer vrouwen (51 procent) dan mannen (49 procent).
Er zijn iets meer jongere personen (tot 40 jaar) die een life-event meemaken dan oudere personen. Het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp binnen de onderzoekspopulatie is echter veel hoger onder jongere personen dan onder oudere personen. De groep die gesubsidieerde rechtshulp gebruikt bestaat voor 58 procent uit personen jonger dan 40, voor 35 procent uit personen tussen 40 en 60 jaar oud en slechts voor 6 procent uit personen van 60 jaar en ouder.
De meeste personen die een life-event meemaken wonen als alleenstaande in een eenpersoonshuishouden of als een paar met kinderen. In veel mindere mate betreft het een eenouderhuishouden of een institutioneel huishouden, maar onder deze laatstgenoemde groepen komt het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp veel vaker voor.
% van totaal personen met life-event(s) | % van totaal personen met life-event(s) dat rechtshulp gebruikt | |
---|---|---|
Man | 53 | 49 |
Vrouw | 47 | 51 |
17 t/m 29 jaar | 23 | 29 |
30 t/m 39 jaar | 21 | 29 |
40 t/m 49 jaar | 19 | 22 |
50 t/m 59 jaar | 18 | 14 |
60 jaar en ouder | 19 | 6 |
Eenpersoonshuishouden | 28 | 31 |
(On)gehuwd paar zonder kinderen | 21 | 12 |
(On)gehuwd paar met kinderen | 35 | 25 |
Eenouderhuishouden | 13 | 27 |
Institutioneel, overig of onbekend | 3 | 5 |
Iets meer personen die een life-event meemaken wonen in een eigen woning dan in een huurwoning. Het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp komt echter veel vaker voor onder mensen die in een huurwoning wonen: de groep die gesubsidieerde rechtshulp gebruikt bestaat voor bijna 70 procent uit mensen die in een huurwoning wonen.
De helft van de onderzoekspopulatie heeft geen baan als werknemer. Dat wil niet zeggen dat ze geen inkomen uit werk hebben, ze zouden ook zelfstandig ondernemer kunnen zijn. De groep personen die gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp bestaat voor het merendeel uit niet-werknemers (58 procent), gevolgd door werknemers met een tijdelijk contract (26 procent).
Met betrekking tot inkomen heeft net iets meer dan de helft van de onderzoekspopulatie volgens de in dit onderzoek gehanteerde benadering van de Wrb-grens geen recht op een toevoeging. Diegenen die wel recht hebben op een toevoeging maken meer dan dubbel zo vaak gebruik van eerstelijns en/of tweedelijns gesubsidieerde rechtshulp dan diegenen die dat niet hebben. Van de groep met gesubsidieerde rechtshulp heeft 28 procent geen recht op een toevoeging volgens (de in dit onderzoek gehanteerde benadering van) de Wrb-grens.
Tot slot, slechts heel weinig mensen hebben een langdurig laag inkomen (4 jaar onder de lage inkomensgrens), de groep die gesubsidieerde rechtshulp gebruikt bestaat dan ook maar voor 5 procent uit personen met een langdurig laag inkomen. Echter: bijna 1 op de 3 personen van de personen in de onderzoekspopulatie met een langdurig laag inkomen maakt wel gebruik van gesubsidieerde rechtshulp.
% van totaal personen met life-event(s) | % van totaal personen met life-event(s) dat rechtshulp gebruikt | |
---|---|---|
Eigen woning | 52 | 26 |
Huurwoning | 46 | 69 |
Type woning onbekend | 2 | 5 |
Geen werknemer of contract onbekend | 50 | 58 |
Werknemer - tijdelijk contract | 24 | 26 |
Werknemer - vast contract | 26 | 16 |
Geen recht op toevoeging / inkomen onbekend | 51 | 28 |
Recht op toevoeging | 49 | 72 |
Geen langdurig laag inkomen | 98 | 95 |
Langdurig laag inkomen | 2 | 5 |
De ruime meerderheid van de onderzoekspopulatie heeft geen gezondheidsproblemen waarvoor zij zorg vanuit de WMO, WLZ of GGZ behoeven (84 procent). Onder diegenen die deze zorg wel ontvangen wordt er relatief veel vaker gebruik gemaakt van gesubsidieerde rechtshulp. Bijvoorbeeld, slechts 2 procent van de totale onderzoekspopulatie bestaat uit personen die zowel WMO/WLZ als GGZ ontvangen, zij beslaan echter 6 procent van de totale groep die gesubsidieerde rechtshulp gebruikt.
Hetzelfde beeld vindt plaats bij verdenkingen van misdrijven – de meeste personen die een life-event hebben meegemaakt zijn niet in aanraking gekomen met justitie tussen 2015 en 2019. Bijna 1 op de 10 personen is wel verdacht of vervolgd geweest in die periode en onder hen is het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp ook relatief veel hoger dan onder diegenen die dat niet zijn geweest. Zoals eerder vermeld is dit het gevolg van het feit dat in voorlopige hechtenis geplaatste verdachten in een strafproces ambtshalve een toegevoegd advocaat krijgen aangeboden. Echter: het verdacht of vervolgd worden kan plaatsvinden tussen 2015 en 2019, het meemaken van het life-event gebeurt in 2018 en het ontvangen van gesubsidieerde rechtshulp vindt plaats in 2018 en/of 2019. We weten niet in hoeverre het life-event, het ontvangen van gesubsidieerde rechtshulp en (in het verleden) verdacht of vervolgd zijn verband houden met elkaar.
% van totaal personen met life-event(s) (%) | % van totaal personen met life-event(s) dat rechtshulp gebruikt (%) | |
---|---|---|
Geen GGZ/WMO/WLZ | 84 | 73 |
Alleen indicatie WMO/WLZ | 8 | 11 |
Alleen specialistische GGZ | 5 | 10 |
Zowel GGZ als WMO/WLZ | 2 | 6 |
Niet verdacht en/of vervolgd | 89 | 70 |
Alleen verdacht | 4 | 11 |
Vervolgd door het OM¹⁾ | 6 | 20 |
Niet gedetineerd geweest | 98 | 92 |
Wel gedetineerd geweest | 2 | 8 |
1)Als iemand vervolgd is door het OM, is diegene ook vrijwel altijd geregistreerd als verdachte bij de Politie |
Kenmerken van mensen binnen de onderzoekspopulatie die geen gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp
In bovenstaande tekst is beschreven in hoeverre gesubsidieerde rechtshulp voorkomt onder alle onderzochte persoonskenmerken binnen de onderzoekspopulatie. De vraag kan ook omgedraaid worden: wat zijn de kenmerken van mensen in deze onderzoekspopulatie die géén gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp? Zoals eerder vermeld, kan het zijn dat deze mensen wel degelijk gebruik maken van rechtshulp buiten de onderzochte periode (2018-2019) en/of buiten het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, zoals vanuit vakbonden, eigen verzekeringen, consumentenbond, etc. Het CBS heeft deze vormen van rechtshulp niet in beeld. Daarnaast wil het feit dat men een life-event meemaakt ook niet automatisch betekenen dat men dan behoefte heeft aan rechtshulp.
De personen die geen gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand zijn vaker man, vaker jonger dan 30 of ouder dan 60, wonen vaker samen als paar met kinderen en wonen vaker in een eigen woning. Als ze werknemer zijn, dan hebben ze vaker een vast contract. Meer dan de helft van de mensen die geen gebruik maken van gesubsidieerde rechtsbijstand valt ook boven de Wrb-grens en zou geen recht hebben op een toevoeging. Echter, 45 procent valt wel onder die grens. Ook heeft 2 procent van de niet-gebruikers al 4 jaar of langer een inkomen onder de lage-inkomensgrens.
Tot slot ontvangt 86 procent van de niet-gebruikers binnen de onderzoekspopulatie geen zorg in de vorm van WMO, WLZ of GGZ en is 93 procent niet eerder verdacht geweest van of vervolgd geweest voor een misdrijf.
Gebruik rechtshulp naar afstand tot Juridisch Loket
In dit onderzoek is ook de afstand in km over de weg tot het dichtstbijzijnde Juridisch Loket gemeten. De hypothese was dat mensen die verder van een Loket wonen, minder vaak gebruik zullen maken van (met name) eerstelijns rechtsbijstand. Figuur 3.1.6 toont echter dat er nauwelijks verschillen zijn in de afstand naar het dichtstbijzijnde Loket tussen mensen die wel en geen rechtshulp ontvangen. Hoewel mensen die géén rechtshulp inroepen gemiddeld iets verder weg wonen dan diegenen die dat wel doen gaat het om een maximaal verschil van 2,3 km. Daarnaast werd tijdens het onderzoek duidelijk dat het merendeel van de personen eerstelijns rechtsbijstand ontvangen via de telefoon, en dus niet fysiek naar een Loket toe reizen. Vanwege deze bevindingen wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde Loket in de volgende paragrafen (3.2 tot en met 3.8) buiten beschouwing gelaten. Meer toelichting op deze bevinding wordt gegeven in Hoofdstuk 4. Alle resultaten – ook de afstanden per life-event – kunnen wel ingezien worden in de tabellen die als bijlage bij deze rapportage zijn gepubliceerd.
Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnd Juridisch Loket over de weg (km) | Gemiddelde afstand tot dichtstbijzijnd Juridisch Loket over de weg (inclusief servicepunten) (km) | |
---|---|---|
Geen rechtshulp | 12,3 | 11,7 |
Alleen Juridisch Loket | 10 | 9,5 |
Alleen toevoeging | 11,8 | 11,2 |
Beide | 11 | 10,5 |
Gebruik rechtshulp naar life-events
Figuur 3.1.7 toont een overzicht van het gebruik van rechtshulp naar de individuele life-events. Daaruit blijkt dat met name bij scheidingen en het voor het eerst in 12 maanden ontvangen van bijstand van rechtshulp gebruik wordt gemaakt. Bij het overlijden van een partner komt het gebruik van rechtshulp bijna niet voor. Het betreft – zoals eerder vermeld – alleen wel of geen gesubsidieerde rechtshulp bij het Juridisch Loket of middels een toevoeging. Het gebruik van rechtshulp wordt per life-event in de volgende paragrafen uitgebreid beschreven.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Scheiding | 70 | 5 | 10 | 15 |
Ontslag | 88 | 7 | 2 | 3 |
Ziekte/AO | 84 | 7 | 3 | 5 |
Slachtoffer | 89 | 4 | 3 | 4 |
WSNP/wanbetaler | 74 | 7 | 10 | 9 |
Bijstand | 70 | 7 | 9 | 14 |
Overlijden partner | 98 | 1 | 0 | 1 |
Tot slot toont figuur 3.1.8 het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp bij het meemaken van één of meerdere life-events in 2018. Er zijn ruim 1 miljoen personen die één life-event meemaken, ruim 65 duizend die er twee meemaken, bijna 4,7 duizend personen die drie life-events meemaken en bijna 300 personen die er vier meemaken. Het gebruik van rechtshulp neemt toe naarmate men meer meemaakt: bij één life-event maakt 12 procent gebruik van rechtshulp, bij vier life-events is dat 62 procent. Het gebruik van alleen eerstelijns rechtsbijstand neemt niet zo hard toe in vergelijking met tweedelijns rechtsbijstand en blijft hangen op zo’n 10 procent, ongeacht het aantal meegemaakte life-events. Met name het gebruik van beide vormen van rechtshulp neemt toe naarmate men meer life-events meemaakt – van 4 procent bij één life-event naar 39 procent bij vier life-events.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Eén life-event | 88 | 5 | 3 | 4 |
Twee life-events | 71 | 9 | 7 | 13 |
Drie life-events | 52 | 10 | 11 | 27 |
Vier life-events | 38 | 10 | 13 | 39 |
3.2 Gebruik rechtshulp rondom scheiding
Van de 85 duizend personen die in 2018 uit elkaar zijn gegaan4) maakt 30 procent in 2018 en/of 2019 gebruik van gesubsidieerde rechtshulp, waarvan het merendeel (15 procent) zowel met het Juridisch Loket heeft gesproken als gebruik maakt van een toevoeging. Tien procent ontvangt enkel een toevoeging, 5 procent ontvangt alleen hulp van het Juridisch Loket. Dat bijna 1 op de 3 personen die een scheiding meemaakt ook gebruik maakt van rechtshulp kan deels verklaard worden dat gehuwde stellen niet kunnen scheiden zonder tussenkomst van de rechter.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 70 |
Alleen Loket | 5 |
Alleen toevoeging | 10 |
Beide | 15 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden5)
Van de 17 duizend gescheiden personen die rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet 96 procent dat in het civiel recht, en 9 procent in het bestuursrecht. Twee procent heeft (ook) eerstelijns rechtsbijstand ontvangen in het domein strafrecht. Bij een toevoeging betreft de verdeling 96 procent voor civiel recht, 5 procent voor bestuursrecht en 5 procent bij strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
Bij een scheiding is het vaker de vrouw die gesubsidieerde rechtshulp aanvraagt dan de man (35 procent van alle vrouwen in een scheiding versus 23 procent van alle mannen in een scheiding).
Bijna 55 procent van de personen die scheiden is tussen de 30 en 50 jaar oud. Jongere mensen maken vaker gebruik van rechtshulp bij scheiding dan oudere mensen. Van de personen onder 30 jaar maakt 49 procent gebruik van rechtshulp bij een scheiding, bij personen van 60 jaar en ouder is dat 9 procent. Als men rechtshulp gebruikt, dan is het gebruik van beide vormen van rechtshulp het meest voorkomende.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 51 | 8 | 12 | 29 |
30 t/m 39 jaar | 59 | 6 | 14 | 21 |
40 t/m 49 jaar | 70 | 5 | 11 | 14 |
50 t/m 59 jaar | 75 | 5 | 8 | 12 |
60 jaar en ouder | 91 | 2 | 4 | 4 |
Bijna de helft van de personen die in 2018 uit elkaar zijn gegaan, woont op 1 januari 2019 als een eenouderhuishouden (45 procent). Onder hen maakt 37 procent gebruik van rechtshulp. De één na grootste groep woont op 1 januari 2019 alleen (31 procent), van hen maakt 1 op de 4 gebruik van rechtshulp.
Van de personen die in scheiding liggen woont 41 procent in een eigen woning en 54 procent in een huurwoning. Bijna 2 op de 5 personen in een huurwoning maakt gebruik van rechtshulp (38 procent), versus 1 op de 5 van de personen met een eigen woning (21 procent). 54 procent van de personen die in scheiding liggen heeft een baan als werknemer6), waarvan 16 procent met een tijdelijk contract en 37 procent met een vast contract. Personen met een tijdelijk contract maken vaker gebruik van rechtshulp bij scheiding dan personen met een tijdelijk contract (41 procent versus 26 procent).
Verder heeft 23 procent van de personen die in scheiding liggen een indicatie voor WMO-, WLZ- en/of GGZ-zorg, waarvan 3 procent zowel WMO/WLZ als GGZ ontvangt. Van deze laatste groep maakt 50 procent gebruik van rechtshulp.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Geen GGZ/WMO/WLZ | 70 | 5 | 11 | 14 |
Alleen indicatie WMO/WLZ | 80 | 3 | 5 | 13 |
Alleen specialistische GGZ | 55 | 8 | 13 | 24 |
Zowel GGZ als WMO/WLZ | 50 | 5 | 16 | 29 |
Tot slot heeft 1 procent van de personen die in scheiding liggen (ruim 500 personen) een langdurig laag inkomen. Van hen maakt 63 procent gebruik van gesubsidieerde rechtshulp, waarvan het merendeel (42 procent) zowel hulp heeft gehad van het Juridisch Loket als een toevoeging. Dit onderzoek kan helaas niets zeggen over wie boven of onder de Wrb-grens valt bij personen die een scheiding meemaken. Dit onderzoek heeft getracht het inkomen en vermogen dat door de Raad wordt gebruikt om te bepalen of iemand recht heeft op een toevoeging te benaderen. Daarbij is echter telkens uitgegaan van het huishoudinkomen, terwijl bij het aanvragen van een toevoeging bij echtscheiding uitgegaan wordt van het persoonlijk inkomen.
3.3 Gebruik rechtshulp rondom ontslag
Van de personen die in 2018 een ontslag7) hebben meegemaakt, maakt 12 procent in datzelfde jaar of in 2019 gebruik van gesubsidieerde rechtshulp. Bij het merendeel betreft het dan alleen rechtshulp van het Juridisch Loket (bijna 7 procent), 2 procent krijgt rechtstreeks een toevoeging en ruim 3 procent maakt gebruik van beide hulpvormen.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 88 |
Alleen Loket | 7 |
Alleen toevoeging | 2 |
Beide | 3 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Van de ruim 21 000 ontslagen werknemers die rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet bijna 90 procent dat in het rechtsgebied civiel, 14 procent in het bestuursrecht en 4 procent in strafrecht. Bij een toevoeging betreft de verdeling 74 procent voor civiel recht, 13 procent voor bestuursrecht en 22 procent voor strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
Naar verhouding is er geen verschil in het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp in het algemeen tussen mannen en vrouwen – het gebruik van rechtshulp bij ontslag is bij beide geslachten ongeveer 12 procent. Opvallend is wel dat vrouwen eerder naar het Juridisch Loket gaan voor rechtshulp dan mannen (ruim 7 procent versus 6 procent), waarna logischerwijs volgt dat mannen vaker alleen een toevoeging hebben als rechtshulp (bijna 3 procent versus ruim 1 procent onder vrouwen).
Met name jongere werknemers vragen rechtshulp bij ontslag. Ongeveer 15 procent van de ontslagen personen tot 40 jaar heeft gebruik gemaakt van rechtshulp – onder ontslagen personen ouder dan 60 jaar is dat slechts 5 procent. De gemiddelde leeftijd van een ontslagen persoon die rechtshulp vraagt is 38 jaar – onder hen die geen rechtshulp vragen bedraagt de gemiddelde leeftijd 42 jaar.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 85 | 8 | 3 | 4 |
30 t/m 39 jaar | 85 | 8 | 3 | 4 |
40 t/m 49 jaar | 89 | 6 | 2 | 3 |
50 t/m 59 jaar | 92 | 5 | 1 | 2 |
60 jaar en ouder | 95 | 4 | 1 | 1 |
Met betrekking tot de samenstelling van het huishouden op 1 januari 2019 zijn het met name personen die zonder partner leven die gebruik maken van rechtshulp bij ontslag: eenouderhuishoudens (23 procent), personen in institutionele huishoudens (20 procent) en alleenstaande personen (15 procent). Daarentegen maken personen die met een partner leven – met of zonder kinderen – relatief weinig gebruik van rechtshulp bij ontslag (circa 9 procent). Alleenstaande personen die zijn het vaakst geholpen met het Juridisch Loket, waar alleenstaande ouders veel vaker gebruik maken van zowel het Juridisch Loket als een toevoeging.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Eenpersoonshuishouden | 85 | 9 | 3 | 4 |
(On)gehuwd paar zonder kinderen | 92 | 6 | 1 | 1 |
(On)gehuwd paar met kinderen | 91 | 6 | 2 | 2 |
Eenouderhuishouden | 77 | 10 | 4 | 10 |
Institutioneel, overig of onbekend | 80 | 8 | 7 | 6 |
Van de personen die ergens in 2018 een ontslag hebben meegemaakt, heeft 51 procent op 1 januari 2019 weer een baan als werknemer, waarvan 9 procent met een vast contract. Van diegenen met een vast contract heeft 9 procent gebruik gemaakt van rechtshulp (in 2018 of 2019), tegenover 12 procent onder de werknemers met een tijdelijk contract. Van de ontslagen werknemers die op 1 januari 2019 geen nieuwe baan hebben, maakt 13 procent gebruik van rechtshulp.
Verder woont 55 procent van de ontslagen werknemers op 1 januari 2019 in een eigen woning. Zij maken ook minder gebruik van rechtshulp, namelijk 7 procent, tegenover 18 procent onder de ontslagen werknemers die in een huurwoning wonen. Met betrekking tot inkomen valt 47 procent onder de Wrb-grens en heeft daarmee recht op een toevoeging. Zij maken ook vaker gebruik van rechtshulp dan de mensen die boven de grens vallen (18 procent versus 7 procent). Van de groep ontslagen werknemers met recht op een toevoeging maakt 9 procent daar ook gebruik van, nog eens 8 procent ontvangt alleen hulp van het Juridisch Loket. Slechts 1 procent heeft langer dan 4 jaar een laag inkomen gehad - deze personen maken wel vaker gebruik van rechtshulp dan mensen met een hoger inkomen (23 procent versus 12 procent).
Ongeveer 8 procent van de ontslagen werknemers heeft een mindere gezondheid, waarvan 1 procent zowel WMO of WLZ-zorg ontvangt als GGZ-zorg. Van hen maakt 1 op de 3 gebruik van rechtshulp. Ook is 8 procent van de ontslagen werknemers verdacht geweest van en/of vervolgd geweest voor een misdrijf tussen 2015 en 2019. Onder hen maakt 32 procent gebruik van rechtshulp, tegenover 10 procent onder diegenen die niet verdacht of vervolgd zijn geweest.
3.4 Gebruik rechtshulp rondom ziekte en/of arbeidsongeschiktheid
Van de ruim 143 duizend personen die in 2018 ziek of arbeidsongeschikt zijn geworden8), maakt 16 procent in datzelfde jaar of in 2019 gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand. Bij het merendeel betreft het dan alleen rechtshulp van het Juridisch Loket (ruim 7 procent), ruim 3 procent krijgt rechtstreeks een toevoeging en ruim 5 procent maakt gebruik van beide hulpvormen.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 84 |
Alleen Loket | 7 |
Alleen toevoeging | 3 |
Beide | 5 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Van de ruim 18 duizend personen die ziek of arbeidsongeschikt zijn geworden in 2018 en rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet 84 procent dat in het civiel recht, 23 procent in het bestuursrecht en 4 procent in het strafrecht. Bij het ontvangen van een toevoeging (12 duizend personen) betreft de verdeling 69 procent civiel recht, 20 procent bestuursrecht en 22 procent strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
De persoonskenmerken van zieke of arbeidsongeschikte personen die rechtshulp zoeken vertonen veel overeenkomsten met die van ontslagen werknemers. Er zijn weinig verschillen tussen mannen en vrouwen, hoewel mannen iets vaker hulp zoeken dan vrouwen (ruim 16 procent versus bijna 16 procent). In absolute aantallen zijn het wel meer vrouwen die rechtshulp zoeken, dat komt omdat er ook meer vrouwen zijn die ziek of arbeidsongeschikt worden.
Met betrekking tot leeftijd geldt net als bij ontslagen werknemers dat men naar verhouding minder om rechtshulp vraagt naarmate men ouder wordt. Tot de leeftijd van 50 jaar vraagt bijna 1 op 5 rechtshulp, vanaf 60 jaar is dat minder dan 1 op 10 personen. Vooral het gebruik van tweedelijns rechtsbijstand is laag ten opzichte van de jongere generaties.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 82 | 8 | 4 | 6 |
30 t/m 39 jaar | 80 | 9 | 4 | 7 |
40 t/m 49 jaar | 82 | 8 | 4 | 7 |
50 t/m 59 jaar | 88 | 6 | 2 | 4 |
60 jaar en ouder | 94 | 4 | 1 | 1 |
Personen die ziek of arbeidsongeschikt worden en van rechtshulp gebruik maken, leven met name in eenouderhuishoudens (28 procent) en institutionele huishoudens (27 procent). Mogelijk gaat het bij institutionele huishoudens om personen die in een revalidatiecentrum wonen om te herstellen. Paren met en zonder kinderen maken relatief gezien het minst gebruik van rechtshulp (respectievelijk 13 en 11 procent), in absolute zin vormen zij wel de grootste groep.
Zieke of arbeidsongeschikte personen die in een huurwoning wonen, maken veel vaker gebruik van rechtshulp dan personen met een eigen woning (22 procent versus 10 procent). Ruim 57 procent heeft op 1 januari 2019 (na het ziek worden in 2018) geen baan als werknemer. Van hen maakt 18 procent gebruik van rechtshulp, dat is meer dan onder diegenen die nog wel een baan hebben (14 procent). Met betrekking tot inkomen heeft 58 procent recht op een toevoeging (valt onder de Wrb-inkomensgrens). Zij die recht hebben op de toevoeging maken ook veel vaker gebruik van rechtshulp dan diegenen die daar geen recht op hebben (21 procent versus 9 procent). In 13 procent betreft het ook daadwerkelijk gebruik van een toevoeging, 9 procent maakt alleen gebruik van het Juridisch Loket. Slechts 1 procent heeft langer dan 4 jaar een laag inkomen gehad - deze personen maken wel vaker gebruik van rechtshulp dan mensen met een hoger inkomen (24 procent versus 16 procent).
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Geen GGZ/WMO/WLZ | 86 | 7 | 3 | 4 |
Alleen indicatie WMO/WLZ | 77 | 8 | 5 | 10 |
Alleen specialistische GGZ | 77 | 11 | 5 | 8 |
Zowel GGZ als WMO/WLZ | 69 | 11 | 8 | 12 |
Van de mensen die ziek of arbeidsongeschikt worden, gebruikt 80 procent geen WMO/WLZ, noch GGZ op 1 januari 2019. Van de overige 20 procent ontvangt 11 procent GGZ. Het beeld voor het gebruik van rechtshulp is nagenoeg gelijk voor mensen die alleen GGZ ontvangen als voor mensen die alleen WMO/WLZ ontvangen. Personen die beide zorgvormen ontvangen maken vaker gebruik van rechtshulp, zowel van het Juridisch Loket als van rechtsbijstand door toevoeging.
3.5 Gebruik rechtshulp rondom slachtofferschap
Ruim 560 duizend personen zijn in 2018 slachtoffer geworden volgens de politieregistratie en/of volgens Slachtofferhulp Nederland. Van hen heeft ruim 11 procent gebruik gemaakt van rechtshulp. Het merendeel vraagt hulp bij het Juridisch Loket. In totaal krijgt 3 procent van de mensen die slachtoffer worden enkel rechtsbijstand via een toevoeging.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 89 |
Alleen Loket | 4 |
Alleen toevoeging | 3 |
Beide | 4 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Van de 46 duizend personen die slachtoffer zijn geworden in 2018 en rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet 87 procent dat in het civiel recht, 16 procent in het bestuursrecht en 9 procent in het strafrecht. Bij het ontvangen van tweedelijns rechtsbijstand (bijna 39 duizend personen) betreft de verdeling 68 procent civiel recht, 13 procent bestuursrecht en 35 procent strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
Hoewel er meer mannen (319 duizend) dan vrouwen (242 duizend) zijn die slachtoffer geworden zijn in 2018, maken vrouwen relatief vaker gebruik van rechtshulp dan mannen (13 procent versus 10 procent). Vooral het aandeel dat langs het Juridisch Loket gaat is groter bij vrouwen, mannen krijgen vaker rechtstreeks een toevoeging.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Mannen | 90 | 4 | 3 | 3 |
Vrouwen | 87 | 5 | 2 | 5 |
De verdeling naar leeftijd toont opnieuw aan dat oudere personen minder vaak gebruik maken van rechtshulp dan jongere personen. Slachtofferschap komt onder alle leeftijdsgroepen bijna even vaak voor – jongere personen tussen 17 en 29 jaar worden iets vaker slachtoffer (1 op 4 personen), bij de andere leeftijdsgroepen betreft het 1 op 5. Van de personen die ouder zijn dan 60 maakt echter nog geen 5 procent gebruik van rechtshulp, waar het aandeel bij de leeftijdsgroepen tot 50 jaar tussen de 12 en 16 procent schommelt. Vooral het ontvangen van een toevoeging komt erg weinig voor bij slachtoffers die ouder zijn dan 60.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 86 | 5 | 5 | 4 |
30 t/m 39 jaar | 84 | 5 | 4 | 6 |
40 t/m 49 jaar | 88 | 4 | 3 | 5 |
50 t/m 59 jaar | 92 | 4 | 2 | 3 |
60 jaar en ouder | 96 | 2 | 1 | 1 |
Met betrekking tot huishoudsamenstelling blijft de verdeling in gebruik van rechtshulp nagenoeg gelijk aan wat eerder is beschreven: met name slachtoffers die in eenouderhuishoudens of institutionele huishoudens wonen maken gebruik van rechtshulp (respectievelijk 26 procent en 27 procent), en personen die een paar met of zonder kinderen vormen maken het minst gebruik van rechtshulp (respectievelijk 7 en 6 procent). Vier op de tien slachtoffers wonen overigens als paar met kinderen, dat gaat om ruim 217 duizend mensen.
Meer slachtoffers wonen in een eigen woning dan in een huurwoning (58 procent versus 40 procent), maar zij die in een huurwoning wonen maken vaker gebruik van rechtshulp dan diegenen met een eigen woning (19 procent versus 5 procent). Van de slachtoffers zonder baan als werknemer vraagt 15 procent om rechtshulp. Bij de slachtoffers met een baan gaat het om 13 procent dat rechtshulp vraagt onder werknemers met tijdelijk contract, en 6 procent onder hen met een vast contract.
Ongeveer 45 procent van de mensen die slachtoffer worden heeft een inkomen/vermogen dat onder de Wrb-grens valt. Zij hebben daarmee recht op een toevoeging. Deze groep maakt ook veel vaker gebruik van gesubsidieerde rechtshulp dan diegenen die dat recht niet hebben (19 procent versus 5 procent). Overigens wordt niet alleen een toevoeging vaker aangevraagd door de mensen die onder de Wrb-grens vallen, zij maken ook twee keer zo vaak gebruik van alleen de eerstelijnshulp van het Loket. Verder heeft 3 procent van de slachtoffers een langdurig laag inkomen. Zij maken bijna 3 keer zo vaak gebruik van gesubsidieerde rechtshulp dan de slachtoffers die geen langdurig lang inkomen hebben (32 procent versus 11 procent).
Van de mensen die slachtoffer worden ontvangt 13 procent WMO, WLZ of beide. Onder slachtoffers met WMO/WLZ maakt 22 procent gebruik van rechtshulp, onder personen met alleen GGZ is dat 27 procent, en onder personen die beide zorgvormen ontvangen krijgt 43 procent rechtshulp. Met name het gebruik van een toevoeging is hoger onder hen die beide zorgvormen ontvangen.
3.6 Gebruik rechtshulp rondom WSNP/wanbetaling
Ruim 50 duizend personen hebben in 2018 te maken gehad met het in de WSNP belanden en/of wanbetaler in de zorg worden9). Ruim 1 op 4 (26 procent) van hen maakt gebruik van gesubsidieerde rechtshulp. Het merendeel ontvangt enkel een toevoeging vanuit de rechtsbijstand (10 procent) of ontvangt hulp van zowel het Loket als de tweedelijns rechtsbijstand (9 procent). Zeven procent heeft alleen hulp ontvangen van het Juridisch Loket.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 74 |
Alleen Loket | 7 |
Alleen toevoeging | 10 |
Beide | 9 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Van de ruim 8 duizend personen die in de WSNP belanden/wanbetaler worden in 2018 en rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet 86 procent dat in het rechtsgebied civiel, 19 procent in het bestuursrecht en 7 procent in het strafrecht. Bij het ontvangen van tweedelijns rechtsbijstand (bijna 9,5 duizend personen) betreft de verdeling 58 procent civiel recht, 15 procent bestuursrecht en 43 procent strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
De verdeling van personen die te maken hebben met WSNP/wanbetaling in 2018 bestaat voor bijna twee derde uit mannen (64 procent) en één derde vrouwen (36 procent). Met betrekking tot het gebruik van rechtshulp is er echter geen verschil tussen de seksen: in verhouding maken ze allebei even veel gebruik van rechtshulp (circa 25 procent). Mannen ontvangen vaker enkel een toevoeging uit de rechtsbijstand (12 procent versus 6 procent bij vrouwen), vrouwen ontvangen dan weer vaker beide vormen van rechtshulp (11 procent versus 8 procent).
Mensen met WSNP/wanbetaling zijn relatief jong. Van alle personen met WSNP/wanbetaling heeft 1 op de 3 een leeftijd tussen de 17 en 29 jaar. 1 op de 4 heeft een leeftijd tussen 30 en 39 jaar. Het gebruik van rechtshulp toont echter weinig verschillen tussen de leeftijdsgroepen, hoewel ook voor dit life-event geldt dat de oudere personen minder vaak gebruik maken van rechtshulp dan de jongere personen.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 74 | 7 | 11 | 7 |
30 t/m 39 jaar | 71 | 8 | 10 | 11 |
40 t/m 49 jaar | 73 | 7 | 9 | 11 |
50 t/m 59 jaar | 78 | 6 | 7 | 9 |
60 jaar en ouder | 85 | 5 | 5 | 5 |
WSNP/wanbetaling komt het vaakst voor eenpersoonshuishoudens (32 procent), gevolg door (gehuwde) paren met kinderen (29 procent). Hoewel eenouderhuishoudens relatief minder vaak te maken hebben met WSNP/wanbetaling dan bovengenoemde type huishoudens (19 procent), maken zij wel iets vaker gebruik van rechtshulp. Zij maken met name vaker gebruik van zowel eerste- als tweedelijns rechtshulp.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Eenpersoonshuishouden | 73 | 7 | 10 | 10 |
(On)gehuwd paar zonder kinderen | 80 | 7 | 6 | 6 |
(On)gehuwd paar met kinderen | 79 | 6 | 8 | 7 |
Eenouderhuishouden | 71 | 8 | 9 | 13 |
Institutioneel, overig of onbekend | 59 | 5 | 25 | 11 |
Personen met WSNP/wanbetaling wonen veel vaker in een huurwoning dan in een eigen woning: 3 van de 4 personen woont in een huurwoning. Daarvan maakt 27 procent gebruik van rechtshulp versus 17 procent onder diegenen met een eigen woning. Daarnaast heeft 58 procent geen baan als werknemer; van de mensen met een baan wordt er vaker om rechtshulp gevraagd onder werknemers met een tijdelijk contract dan werknemers met een vast contract (23 procent versus 16 procent).
Van de personen die in 2018 in de WSNP belanden en/of wanbetaler worden ontvangt 1 op 5 zorg vanuit de WMO, WLZ en/of GGZ. Daarbij gaat het met name om WMO en/of WLZ, GGZ komt in iets mindere mate voor. Echter, rechtshulp komt wel vaker voor onder diegenen met GGZ: 40 procent onder mensen die alleen GGZ ontvangen en 48 procent onder diegenen die zowel GGZ als WMO en/of WLZ ontvangen.
Met betrekking tot inkomen is het aandeel dat onder de Wrb-grens valt hoog: 78 procent heeft een inkomen/vermogen onder die grens. Onder hen maakt 27 procent gebruik van gesubsidieerde rechtshulp – onder diegenen die boven de Wrb-grens vallen is dat 20 procent. Daarnaast heeft 5 procent van de mensen met WSNP/wanbetaling ook een langdurig laag inkomen gehad in de afgelopen 4 jaar – onder de rest van de onderzoekspopulatie is dat gemiddeld 1 procent. Deze personen maken ook iets vaker gebruik van gesubsidieerde rechtshulp dan de personen boven de lage-inkomensgrens: 28 procent versus 25 procent.
3.7 Gebruik rechtshulp rondom in de bijstand geraken
Bijna 70 duizend personen hebben in 2018 voor het eerst in een jaar een bijstandsuitkering ontvangen10), en bijna 30 procent van hen maakt gebruikt van rechtshulp. Bij het merendeel betreft het dan rechtshulp van zowel eerste- als tweedelijns rechtsbijstand (bijna 14 procent). Ruim 9 procent krijgt rechtstreeks een toevoeging en bijna 7 procent maakt alleen gebruik van het Juridisch Loket.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 70 |
Alleen Loket | 7 |
Alleen toevoeging | 9 |
Beide | 14 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Van de 14 duizend personen die voor het eerst in 12 maanden een bijstandsuitkering ontvangen in 2018 en rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket, doet 76 procent dat in het civiel recht, 34 procent in het bestuursrecht en 5 procent in het strafrecht. Bij het ontvangen van tweedelijns rechtsbijstand (ruim 15 duizend personen) betreft de verdeling 58 procent civiel recht, 31 procent bestuursrecht en 27 procent strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
Ongeveer even veel mannen als vrouwen ontvangen in 2018 voor het eerst in een jaar een bijstandsuitkering, en zij maken ook ongeveer even veel gebruik van rechtshulp. Opvallend is wel dat mannen veel vaker enkel van een toevoeging gebruik maken (13 procent versus 6 procent bij vrouwen), terwijl vrouwen vaker alleen eerstelijns rechtshulp ontvangen (8 procent versus 6 procent) of beide vormen van rechtshulp ontvangen (16 procent versus 11 procent).
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
Mannen | 71 | 6 | 13 | 11 |
Vrouwen | 70 | 8 | 6 | 16 |
De meeste personen die voor het eerst in 12 maanden een bijstandsuitkering ontvangen zijn jong: 59 procent is jonger dan 40, waarvan 37 procent jonger is dan 30. De allerjongsten (17-29 jaar) maken echter relatief weinig gebruik van rechtshulp (27 procent), vergeleken met leeftijdsgroepen 30-39 (37 procent) en 40-49 (35 procent). Personen van 60 jaar en ouder maken zoals eerder beschreven het minst gebruik van rechtshulp.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 73 | 6 | 10 | 10 |
30 t/m 39 jaar | 63 | 8 | 11 | 19 |
40 t/m 49 jaar | 65 | 7 | 10 | 17 |
50 t/m 59 jaar | 71 | 7 | 7 | 15 |
60 jaar en ouder | 84 | 5 | 4 | 7 |
Met betrekking tot de huishoudsamenstelling woont 1 op de 3 van de bijstandsontvangers in een eenpersoonshuishouden, en nog eens 1 op de 4 als paar met kinderen. Bijstandsontvangers die alleenstaand ouder zijn maken echter vaker gebruik van rechtshulp (41 procent) dan alleenstaande personen (30 procent) en paren met of zonder kinderen (beiden 20 procent).
Van de bijstandsontvangers woont 83 procent in een huurwoning – slechts 11 procent heeft een eigen woning. De mensen in een huurwoning maken echter niet heel veel vaker gebruik van rechtshulp: 29 procent van hen doet dat, versus 24 procent van de mensen met een eigen woning.
De meeste bijstandsontvangers hebben geen baan als werknemer. Van de totale groep bijstandsontvangers heeft 21% een baan als werknemer, waarvan 17 procent een tijdelijk contract heeft. De werknemers met een tijdelijk contract maken echter iets minder vaak gebruik van rechtshulp dan diegenen met een vast contract (28 procent versus 31 procent). Er is ook weinig verschil met de bijstandsontvangers zonder baan: onder hen maakt 30 procent gebruik van rechtshulp.
Zeventig procent van de nieuwe bijstandsontvangers heeft in 2018 en/of 2019 een inkomen waarmee hij of zij recht heeft op een toevoeging. Het gebruik in tweedelijns rechtshulp is echter niet heel erg verschillend – ook mensen zonder recht op een toevoeging ontvangen deze vorm van rechtshulp. Er is met name een verschil bij het gebruik van het Juridisch Loket: dit wordt vaker als vorm van rechtshulp ingezet door mensen met recht op een toevoeging dan zonder recht op een toevoeging. Vier procent van alle nieuwe bijstandsontvangers heeft een langdurig laag inkomen in 2018 en/of 2019. Zij ontvangen relatief minder rechtshulp (zowel eerste- als tweedelijns) dan personen die geen langdurig laag inkomen hebben.
Met betrekking tot gezondheid ontvangt 31 procent van de nieuwe bijstandsontvangers zorg uit de WMO, WLZ en/of GGZ, waarvan de helft alleen WMO en/of WLZ betreft. Het gebruik van rechtshulp verschilt weinig onder de verschillende vormen van zorg, het gebruik schommelt rond de 35 procent, tegenover 27 procent onder de bijstandsontvangers zonder gezondheidszorg.
3.8 Gebruik rechtshulp rondom verlies partner
Bijna 57 duizend personen hebben in 2018 een partner verloren aan overlijden11), waarvan slechts ruim 2 procent gebruik maakt van rechtshulp. Het merendeel ontvangt alleen hulp van het Juridisch Loket (ruim 1 procent). Een half procent ontvangt in de onderzochte periode enkel een toevoeging, en nog eens een half procent ontvangt zowel eerste- als tweedelijns rechtshulp.
Rechtshulpvorm | Aandeel (%) |
---|---|
Geen rechtshulp | 98 |
Alleen Loket | 1 |
Alleen toevoeging | 0 |
Beide | 1 |
Rechtshulp naar rechtsgebieden
Er zijn bijna duizend personen die een partner verliezen door overlijden in 2018 en rechtshulp inroepen bij het Juridisch Loket. Daarvan doet 85 procent dat in het civiel recht, 19 procent in het bestuursrecht en 3 procent in het strafrecht. Bij het ontvangen van tweedelijns rechtsbijstand (bijna 500 personen) betreft de verdeling 80 procent civiel recht, 19 procent bestuursrecht en 11 procent strafrecht.
Rechtshulp naar persoonskenmerken
De personen die in 2018 een partner verliezen aan overlijden bestaan voor twee derde uit vrouwen (67 procent). Het gebruik van rechtshulp verschilt echter nauwelijks tussen mannen en vrouwen (ruim 2 procent voor vrouwen en ruim 2 procent voor mannen).
Met betrekking tot leeftijd is het niet verrassend dat de grootste groep bestaat uit personen van 60 jaar en ouder (87 procent). De gemiddelde leeftijd is 73 jaar. Het gebruik van rechtshulp loopt echter van jong naar oud – hoe jonger, hoe hoger het gebruik van rechtshulp, met bijna 27 procent onder personen van 17-29 en ruim 1 procent onder personen van 60 jaar en ouder.
Geen rechtshulp (%) | Alleen Loket (%) | Alleen toevoeging (%) | Beide (%) | |
---|---|---|---|---|
17 t/m 29 jaar | 73 | 8 | 13 | |
30 t/m 39 jaar | 87 | 5 | 2 | 5 |
40 t/m 49 jaar | 91 | 5 | 2 | 3 |
50 t/m 59 jaar | 94 | 3 | 1 | 1 |
60 jaar en ouder | 99 | 1 | 0 | 0 |
Van de personen die een partner verliezen door overlijden in 2018 woont 4 van de 5 personen op 1 januari 2019 in een eenpersoonshuishouden. Nog eens 11 procent woont in een eenouderhuishouden en 5 procent in een institutioneel huishouden zoals een verzorgingstehuis. De personen in een eenouderhuishouden maken het vaakst gebruik van rechtshulp met ruim 5 procent, ruim 2 keer zo vaak als het gemiddelde percentage onder alle personen met een overleden partner.
Meer dan de helft van de personen met een overleden partner woont in een eigen woning (54 procent), versus 44 procent in een huurwoning. Van de personen in een huurwoning maakt 3 procent gebruik van het Loket en/of een toevoeging. Van de personen in een koopwoning is dit percentage nog eens de helft lager.
Zevenentachtig procent heeft geen baan als werknemer, 11 procent heeft een vast contract en 2 procent heeft een tijdelijk contract. De personen met een tijdelijk contract maken wel vaker gebruik van rechtshulp: 7 procent versus iets meer dan 3 procent met een vast contract.
Bijna de helft van de personen met een overleden partner valt onder de Wrb-grens waarmee je recht krijgt op een toevoeging (48 procent). Het gebruik van de tweedelijns rechtshulp verschilt echter nauwelijks met diegenen die daar geen recht op hebben. Ongeveer 1 procent heeft ook een langdurig laag inkomen, zij maken wel veel vaker gebruik van rechtshulp dan het gemiddelde (8 procent).
Tot slot, met betrekking tot gezondheid ontvangt iets meer dan een derde van de personen met een overleden partner WMO en/of WLZ zorg. GGZ zorg komt nauwelijks voor (1 procent), 2 procent ontvangt zowel WMO en/of WLZ als GGZ. Van die laatste groep maakt 1 op de 10 gebruik van rechtshulp.
3) Let op: hoewel de onderzoekspopulatie bestaat uit personen van 16 jaar en ouder die in 2018 een life-event hebben meegemaakt, betekent dat dat zij op 1 januari 2019 de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt.
4) Zie voor de definitie van het life-event ‘scheiding’ Paragraaf 2.2.
5) Personen kunnen in meerdere rechtsgebieden hulp gevraagd hebben. De percentages zullen daarom optellen tot een totaal dat hoger ligt dan 100 procent. Dit geldt ook voor alle resultaten over rechtsgebieden die beschreven worden in de volgende paragrafen.
6) Dat wil niet zeggen dat de overige 50 procent geen werk heeft. Men kan ook als zelfstandige werkzaam zijn, cijfers daarover zijn echter niet meegenomen in dit onderzoek vanwege onvolledige data.
7) Zie voor de definitie van het life-event ‘ontslag’ Paragraaf 2.2.
8) Zie voor de definitie van het life-event ‘ziek of arbeidsongeschikt worden’ Paragraaf 2.2.
9) Zie voor de definitie van het life-event ‘in de WSNP belanden/wanbetaler worden’ Paragraaf 2.2.
10) Zie voor de definitie van het life-event ‘bijstandsuitkering ontvangen’ Paragraaf 2.2.
11) Zie voor de definitie van het life-event ‘overlijden partner’ Paragraaf 2.2.