Auteur: Evelien Ebenau, Heike Goudriaan, Lisanne Jong, Mieke Mateboer-Bos
Doelgroepenanalyse Rechtsbijstand

2. Onderzoekspopulatie en kenmerken

In de navolgende paragrafen wordt toegelicht hoe de verschillende doelgroepen – bestaande uit personen die in 2018 één of meer van de onderscheiden life-events hebben meegemaakt – in kaart zijn gebracht. Hierbij wordt informatie gegeven over de gebruikte bronnen en omvang van de verschillende doelgroepen. In Paragraaf 2.3 wordt informatie gegeven over de in dit onderzoek bestudeerde achtergrondkenmerken van deze groepen personen. Opgemerkt dient te worden dat bij het CBS wordt gewerkt met gepseudonimiseerde data. Meer informatie over privacy en de maatregelen die het CBS heeft genomen om gegevens te beschermen vindt u hier.

2.1 Onderzoekspopulatie en peilmoment

De onderzoekspopulatie bestaat uit in de Basisregistratie Personen (BRP) opgenomen personen die in het gehele jaar 2018 minimaal 16 jaar oud waren en die ergens in dit jaar één of meer van de in Paragraaf 2.2 beschreven life-events meemaakten. Vervolgens is van deze groep personen onderzocht in hoeverre zij in datzelfde jaar of het jaar erna (2018-2019) op enig moment juridische hulp hebben gezocht bij het Juridisch Loket en/of dat zij gebruik hebben gemaakt van gesubsidieerde rechtsbijstand middels een toevoeging. Hierbij is voor een aantal mogelijk relevante achtergrondkenmerken van personen en hun huishoudens onderzocht of er een samenhang is met het wel of niet gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp. Deze kenmerken worden beschreven in Paragraaf 2.3.

Omdat in dit onderzoek gekeken wordt naar rechtshulpgebruik in geheel 2018 en/of 2019, is als peilmoment voor de samenstelling van de onderzoekspopulatie een datum in het midden van deze periode gekozen, namelijk 1 januari 2019. Personen die op die datum niet stonden geregistreerd in de BRP, bijvoorbeeld doordat zij niet meer in Nederland woonachtig waren, zijn dus niet meegenomen in dit onderzoek – ook al hebben zij een life-event meegemaakt in 2018. Ditzelfde peilmoment is gehanteerd voor de achtergrondkenmerken van personen en hun huishoudens, voor zover het om puntwaarnemingen gaat.

Let op: de onderzoekspopulatie betreft in dit onderzoek dus personen die op 1 januari 2019 stonden geregistreerd in de BRP en die op dat moment minimaal 17 jaar oud waren (oftewel: minimaal 16 jaar oud in geheel 2018) én die één of meerdere van de onderzochte life-events hebben meegemaakt in 2018. Dat betekent dat iedereen die in 2018 of 2019 gebruik maakte van rechtsbijstand zonder één van de gemeten life-events te hebben meegemaakt in 2018, buiten beschouwing is gelaten in dit onderzoek. Dit onderzoek geeft derhalve geen inzicht in het totale gebruik van rechtsbijstand in 2018-2019, maar enkel in het gebruik door specifieke subgroepen van personen.

2.2 Life-events

Hieronder wordt per life-event informatie gegeven over de afbakening en de hiervoor gebruikte bron(nen). Om te worden meegenomen in dit onderzoek, dient het life-event ergens in 2018 te hebben plaatsgevonden.

Scheiding

Bij dit life-event gaat het om een scheiding na een huwelijk of geregistreerd partnerschap, of (kennelijke) beëindiging van de relatie van een samenwonend paar met tenminste één thuiswonend minderjarig kind. Hierbij is uitgegaan van de datum (in 2018) waarop men volgens de BRP niet meer samenwoonde en dus niet van de datum waarop de scheiding officieel is uitgesproken. Dit is ten eerste gedaan omdat een dergelijke scheidingsdatum niet bestaat voor mensen die zonder huwelijk of geregistreerd partnerschap met elkaar leefden en ten tweede omdat verondersteld wordt dat het moment waarop men uit elkaar gaat wonen veel impact kan hebben op een persoon, terwijl de formele scheidingsdatum veelal later in de tijd plaatsvindt, (tenminste deels) ná een eventueel traject van juridische hulp. 

Een samenwonend paar betreft aan elkaar gekoppelde personen die gedurende een aaneengesloten periode op één adres hebben gewoond en een op een huwelijk lijkende relatie hebben. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende hulpinformatie: een huwelijk tussen de personen, een gezamenlijk kind, gezamenlijk verhuizen van eenzelfde adres naar eenzelfde adres en het als partner verkrijgen van zorgtoeslag, huurtoeslag of een gezamenlijke voorlopige aanslag voor de belastingdienst.

Ongehuwde en ongeregistreerde partners zónder (thuiswonend) kind die hun samenwonen in 2018 beëindigden zijn buiten beschouwing gelaten, omdat de gevolgen van relatiebeëindiging in deze gevallen gemiddeld genomen kleiner zijn dan wanneer er één of meer (thuiswonende) kinderen in het spel waren. Er hoeven dan geen afspraken te worden vastgelegd over de verdeling van zorg etc. over (een) kind(eren).

Opgemerkt moet worden dat we partners die in 2018 besluiten uit elkaar te gaan en/of die dat jaar voor de wet scheiden, maar die (nog) niet uit elkaar gaan wonen missen op deze wijze. Omgekeerd tellen we wel mensen mee die in 2018 door een andere oorzaak (bijv. ziekte, werk of detentie van één van beiden) uit elkaar gaan wonen en op andere adressen geregistreerd staan.

Ontslag

Voor het bepalen welke personen een ontslag hebben meegemaakt in 2018, is ten eerste gebruik gemaakt van data over werknemers voor wie een ontslagvergunning aan de werkgever is afgegeven door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het gaat hierbij alleen om ontslag via het UWV en dat kan (sinds 2016) alleen indien sprake is van bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid. Indien de werkgever van het UWV een ontslagvergunning krijgt, heeft deze maximaal vier weken om de arbeidsovereenkomst met de werknemer op te zeggen. Aan deze data is informatie uit de Polisadministratie (gebaseerd op de loonaangiften bij de Belastingdienst) toegevoegd over de beëindigde baan, waarmee vervolgens kan worden vastgesteld of de betreffende werknemer daadwerkelijk zijn of haar baan is kwijtgeraakt. Alleen dán wordt de persoon voor onderhavig onderzoek aangemerkt als ontslagen.

In aanvulling op ontslagen via het UWV worden ook personen meegeteld die in 2018 zijn ontslagen naar aanleiding van een faillissement. Hiervoor is gebruik gemaakt van data van rechtbanken over gefailleerde bedrijven, welke via het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS worden gekoppeld aan de Polisadministratie om vast te stellen welke banen zijn beëindigd ten gevolge van het faillissement.

Ten slotte is gekeken naar personen die ergens in 2018 ontvanger waren van een uitkering op grond van de werkloosheidswet (WW). Indien zij direct voorafgaand aan het ontvangen van de WW-uitkering werkzaam waren, en de WW-uitkering gestart is in 2018, worden zij meegeteld voor dit life-event. Net als de ontslagvergunningen zijn deze data afkomstig van het UWV.

Wanneer iemand niet aan de voorwaarden voor een WW-uitkering voldoet, direct een andere baan heeft of om een andere reden geen gebruik maakt van een WW-uitkering, en deze persoon niet naar aanleiding van een faillissement of met een ontslagvergunning wordt ontslagen, wordt deze niet meegenomen in dit life-event.

Ziekte en/of arbeidsongeschiktheid

Bij het life-event ziekte en/of arbeidsongeschiktheid kijken we of personen in 2018 een uitkering in het kader van de Ziektewet en/of een uitkering in het kader van een arbeidsongeschiktheidswet hebben gekregen. We nemen hierbij alleen personen mee die nieuw zijn in deze uitkering, dus die in de 12 maanden voorafgaand aan de eerste maand van de uitkering geen dergelijke uitkering ontvingen. Uit data van het UWV wordt gehaald of iemand een van de volgende uitkeringen heeft ontvangen: uitkeringen Ziektewet (ZW), Wet op Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Slachtofferschap

Voor dit life-event worden personen geteld die bij de politie geregistreerd staan als slachtoffer en/of die cliënt zijn van Slachtofferhulp Nederland in 2018. Vanuit de Politiedata wordt gekeken naar geregistreerde slachtoffers en aangevers van misdrijven die gepleegd zijn in 2018. Omdat de geregistreerde aangevers vaak ook het slachtoffer zijn, worden zij hier ook meegenomen. Ook cliënten van Slachtofferhulp Nederland kunnen naast slachtoffer andere rollen hebben, zoals getuigen en daders. We nemen aan dat het zoeken van hulp bij Slachtofferhulp aangeeft dat de gebeurtenis een life-event is, ook als de persoon zelf niet het slachtoffer was, en nemen daarom iedereen mee. Wel moet hierbij de kanttekening worden gemaakt dat geen rekening is gehouden met de ernst van de gebeurtenis. In de praktijk zal niet elk geregistreerd slachtofferschap bijzondere impact hebben op het leven van de geregistreerde persoon.

In de WSNP komen/wanbetaler in de zorg worden

Bij het life-event WSNP/wanbetaler kijken we naar een specifieke groep personen met schulden in 2018. Dit is omdat voor dit onderzoek maar beperkt data beschikbaar zijn om schuldproblematiek mee in kaart te brengen. We kunnen hier alleen de wanbetalers van de zorgverzekering en natuurlijke personen met een wettelijk schuldsaneringstraject meenemen. 

Natuurlijke personen met problematische schulden kunnen een saneringstraject krijgen binnen de WSNP wanneer een rechter dit uitspreekt. Personen zijn in dit life-event meegenomen wanneer zij een schuldsaneringstraject hebben dat gestart is in 2018, zonder een ander schuldsaneringstraject binnen de WSNP gehad te hebben in de 12 maanden voorafgaand aan dit traject. Deze data zijn afkomstig van de Raad voor de rechtspraak.

Vanuit het Centraal Administratiekantoor AWBZ (CAK) is informatie beschikbaar over personen die op 31 december 2018 als wanbetaler van de zorgverzekering geregistreerd staan. Dit betreft alleen personen die al minimaal 6 maanden hun premie niet betaald hebben en die geen stabilisatieovereenkomst of ‘goed betaler regeling’ hebben. Deze personen worden meegenomen in dit life-event indien zij in 2017 nog geen wanbetaler waren. Personen die in de loop van 2018 geregistreerd waren als wanbetaler, maar op 31 december niet meer, kunnen niet worden meegenomen, omdat alleen informatie beschikbaar is op 31 december van het jaar.

In de bijstand komen

Voor het life-event bijstand is gekeken naar personen die ergens in 2018 voor de eerste keer een uitkering ontvingen in het kader van de algemene bijstandswet op grond van de Participatiewet, inclusief aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) of het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ). Deze data komt voornamelijk uit gemeentelijke administratie. Personen worden alleen meegenomen als ze in de 12 maanden voorafgaand aan de eerste maand van ontvangst van de uitkering geen bijstandsuitkering hadden. 

Verlies partner door overlijden

Tot slot kijken we in het life-event overlijden partner naar samenwoonrelaties die beëindigd zijn in 2018 vanwege het overlijden van de partner. Samenwoonrelaties zijn hier op dezelfde manier gedefinieerd als bij het life-event scheiding. Bij het onderhavige life-event wordt geen onderscheid gemaakt tussen samenwonende partners die gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben en andere samenwonende partners. Personen die wel gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, maar niet samenwoonden op het moment van overlijden van de partner, worden hier niet meegenomen. Hierbij is de aanname dat er een kleinere kans is dat er rechtshulp nodig is wanneer partners niet (meer) samenwonen, bijvoorbeeld als een van de partners in een verzorgingstehuis woont. 

Prevalentie life-events

Figuur 2.2.1 laat voor ieder gemeten life-event zien welk deel van de totale bevolking van 16 jaar en ouder in 2018 het betreffende life-event heeft meegemaakt. Slachtofferschap komt het vaakst voor: 4 procent, ruim 560 duizend personen, maakten dit in 2018 mee. Anderhalf procent maakte het life-event ontslag mee, dit komt met ruim 213 duizend personen het één na vaakst voor. De twee minst vaak voorkomende life-events in 2018 waren het in de WSNP terecht komen en/of wanbetaler in de zorg worden en het overlijden van de partner (beiden minder dan een half procent). Hierbij moet worden opgemerkt dat niet iedereen met (serieuze) financiële problemen in de WSNP komt en/of geregistreerd zal staan als wanbetaler in de zorg – we kijken hier dus maar naar een deelgroep van mensen met schuldenproblematiek.

Life-event meegemaakt in 2018

Het totale aandeel van de bevolking van 16 jaar en ouder dat minimaal één van deze life-events meemaakte in 2018 is bijna 8 procent. Van de groep personen met een van deze life-events heeft 6 procent twee of meer life-events meegemaakt in 2018.

2.3 Achtergrondkenmerken

Hieronder wordt per achtergrondkenmerk informatie gegeven over de afbakening en de gebruikte bron(nen). Als peilmoment is telkens uitgegaan van 1 januari 2019, tenzij anders vermeld. Deze achtergrondkenmerken zijn ook weergegeven in Tabel 2.3.1, met per categorie de frequentie en het aandeel ten opzichte van het totaal aantal personen in de onderzoekspopulatie – dus ten opzichte van het totaal aantal personen dat op het peilmoment minimaal 17 jaar oud was en dat in 2018 minimaal één van de onderzochte life-events meemaakte.

Geslacht. Het geslacht van een persoon volgens de Basisregistratie Personen (BRP).

Leeftijd. Leeftijd volgens de BRP, gebaseerd op geboortemaand en -jaar en ingedeeld in vijf categorieën. 

Huishoudsamenstelling. Soort samenstelling van het huishouden gebaseerd op de BRP. Dit is ingedeeld in de volgende vijf categorieën:

  1. Eenpersoonshuishouden - Particulier huishouden bestaande uit één persoon. 
  2. (On)gehuwd paar zonder kinderen - Twee personen die een samenwoonrelatie hebben, gehuwd zijn of een partnerschapsregistratie hebben gesloten, en geen thuiswonende kinderen.
  3. (On)gehuwd paar met kinderen - Twee personen die een samenwoonrelatie hebben, gehuwd zijn of een partnerschapsregistratie hebben gesloten, en één of meer thuiswonende kinderen hebben. Onder thuiswonende kinderen worden ook gerekend adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.
  4. Eenouderhuishouden - Particulier huishouden bestaande uit één ouder met een of meer thuiswonende kinderen.
  5. Institutioneel huishouden en overig of onbekend huishouden - Een institutioneel huishouden is een huishouden bestaande uit één of meer personen, die bedrijfsmatig worden voorzien van huisvesting en dagelijkse levensbehoeften, zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. Onder overig huishouden vallen particuliere huishoudens die uitsluitend bestaan uit 'overige leden' (personen die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaken van een particulier huishouden), zoals twee broers die samen één huishouding vormen, of een pleegkind. In een enkel geval is de huishoudsamenstelling op het peilmoment niet bekend.

Benadering recht op toevoeging in 2018 en/of 2019 (gebaseerd op inkomens- en vermogensgrenzen). Voor de schatting of een persoon recht heeft op een toevoeging in 2018 en/of 2019 is uitgegaan van het inkomen en het vermogen op 1 januari 2016 en 1 januari 2017. Dit zijn namelijk de peilmomenten voor het bepalen van het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand en indien van toepassing de hoogte van de te betalen eigen bijdrage in de tweede lijn in 2018 en 2019. Is zowel het inkomen als het vermogen op één van beide peilmomenten lager dan de voor dat jaar geldende inkomens- en vermogensgrens, dan wordt men aangemerkt als rechthebbende. Deze informatie is afkomstig van voornamelijk de Belastingdienst. Let wel: er is getracht de inkomens- en vermogensgrens voor gesubsidieerde rechtsbijstand zo goed mogelijk te benaderen, maar de grens kan niet exact nagebootst worden aangezien inkomens- en vermogenstoetsen erg complexe zaken zijn, waarbij het CBS geen beschikking heeft over alle noodzakelijke inkomensonderdelen. Het inkomen en vermogen dat wordt gehanteerd is dus een benadering van het inkomen en vermogen dat door de Raad wordt gebruikt om te bepalen of iemand recht heeft op een toevoeging. Voor dit onderzoek is bijvoorbeeld telkens uitgegaan van het huishoudinkomen, terwijl bij het aanvragen van een toevoeging bij echtscheiding uitgegaan wordt van het persoonlijk inkomen. Ook heeft een verdachte in een strafproces altijd recht op een toegevoegd advocaat, onafhankelijk van zijn of haar inkomen. Bovendien kan een rechtzoekende altijd een verzoek indienen voor het hanteren van een recenter peilmoment, wanneer diens financiële situatie intussen is verslechterd. Het CBS weet niet voor welke personen een peiljaarverlegging heeft plaatsgevonden.

Type eigenaarschap woning. Type eigenaarschap (huur, koop of onbekend) van de (hoofd)woning van de persoon, gebaseerd op informatie uit de BRP over het woonadres van de persoon, verrijkt met informatie uit de Basisregistratie Kadaster (BRK) over de eigendomssituatie van verblijfsobjecten met woonfunctie. De eigendomssituatie is onbekend wanneer de eigenaar niet kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld bij stichtingen of bij eigenaren in het buitenland. 

Soort contract van de hoofdbaan. In de Polisadministratie wordt gekeken naar het soort contract dat werknemers hadden bij hun hoofdbaan op 1 januari 2019. De hoofdbaan houdt in dat in het geval dat een werknemer meerdere banen heeft op peilmoment, naar de baan wordt gekeken met het hoogste basisloon. Het gaat hier om de geldigheid van het arbeidscontract, namelijk tijdelijk of niet tijdelijk (vast). Voor personen die geen werknemers zijn, bijvoorbeeld mensen met een uitkering en ZZP’ers is het soort contract onbekend.

Zorgbehoefte. Voor dit kenmerk is gemeten of de persoon in 2018 en/of 2019 een indicatie heeft ontvangen voor de WMO en/of WLZ. De WMO betreft ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de WLZ regelt zware, intensieve zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening (Rijksoverheid, z.d.). Daarnaast is gemeten of men kosten heeft gemaakt in de specialistische geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in het kader van de Zorgverzekeringswet. Dit betreft zorg voor patiënten met ernstige of complexe psychische problemen. Dit laatste was ten tijde van dit onderzoek nog niet beschikbaar voor het jaar 2019, dus hier is enkel informatie over 2018 meegenomen. De gebruikte informatie is afkomstig van Vektis. Dit kenmerk is in 4 categorieën gedeeld: (1) geen GGZ/WMO/WLZ, (2) alleen indicatie WMO/WLZ, (3) alleen specialistische GGZ, en (4) zowel indicatie WMO/WLZ als specialistische GGZ. 

Verdacht en/of vervolgd geweest. Voor dit kenmerk is gekeken of de persoon in de periode van 2015 tot en met 2019 op enig moment als verdachte geregistreerd is geweest in het registratiesysteem van de Politie, de Basisvoorziening Handhaving (BVH), en/of is ingeschreven als verdachte van een zaak bij het Openbaar Ministerie (OM) in deze periode. Personen die zijn ingeschreven bij het OM zijn vrijwel altijd ook geregistreerd geweest als verdachte bij de Politie, maar er zijn ook andere wegen mogelijk om in te stromen bij het OM.

Gedetineerd geweest. Voor dit kenmerk is gekeken of de persoon in de periode van 2015 tot en met 2019 op enig moment gedetineerd is geweest. De hiervoor gebruikte gegevens zijn afkomstig van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

Langdurig inkomen onder lage-inkomensgrens. De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt voor alle jaren en voor alle huishoudens eenzelfde koopkracht. De lage-inkomensgrens staat voor een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling. In 2019 lag de grens voor een alleenstaande op netto 1 090 euro per maand. Voor een paar zonder kinderen was dat 1 530 euro, en met twee minderjarige kinderen 2 080 euro. Voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen bedroeg de grens 1 660 euro. Vervolgens wordt nagegaan welke huishoudens met hun gestandaardiseerde besteedbare jaarinkomen in de afgelopen vier jaren onder de lage-inkomensgrens zaten. Personen die in de afgelopen vier jaar tot een studentenhuishouden behoorden, geen (volledig) bekend jaarinkomen hadden of niet tot een particulier huishouden behoorden, worden niet meegenomen. De gebruikte data is met name ontleend aan de Belastingdienst. Het aantal personen wordt in de tabel afgerond op honderdtallen.

Afstand tot Juridisch Loket. Op peildatum 1 januari 2019, en op basis van het autowegennetwerk van Rijkswaterstaat, de woonadressen van personen met een life-event uit de Basisadministratie Gebouwen (BAG) en de adressen van alle op die datum operationeel zijnde vestigingen van het Juridisch Loket, is voor elke persoon de afstand via autowegen in kilometers van het woonadres tot het dichtstbijzijnde Loket berekend. Dit is zowel gedaan in- als exclusief de servicepunt-locaties van het Loket. De vestigingen van het Loket zijn ontleend aan de lijst met locaties op de website van het Juridisch Loket waarbij via het internetarchief op web.archive.org de locaties die vermoedelijk operationeel waren op 1 januari 2019 zijn achterhaald en dit is getoetst met de jaarberichten van het Loket.

2.3.1 Persoonskenmerken van personen in de onderzoekspopulatie1)
AantalAandeel (%)
TotaalTotaal1 102 400100
GeslachtMan 580 10052,6
GeslachtVrouw 522 30047,4
Leeftijdsgroep17 t/m 29 jaar 257 70023,4
Leeftijdsgroep30 t/m 39 jaar 229 80020,8
Leeftijdsgroep40 t/m 49 jaar 212 20019,2
Leeftijdsgroep50 t/m 59 jaar 195 70017,7
Leeftijdsgroep60 jaar en ouder 207 10018,8
Leeftijd Leeftijd (gemiddelde)44,2
HuishoudsamenstellingEenpersoonshuishouden 307 90027,9
Huishoudsamenstelling(On)gehuwd paar zonder kinderen 230 70020,9
Huishoudsamenstelling(On)gehuwd paar met kinderen 383 70034,8
HuishoudsamenstellingEenouderhuishouden 148 20013,4
HuishoudsamenstellingInstitutioneel, overig of onbekend
huishouden
31 8002,9
Type eigendom van woningEigen 570 30051,7
Type eigendom van woningHuur 505 10045,8
Type eigendom van woningOnbekend 27 0002,5
Soort contract van hoofdbaanGeen werknemer of contract
onbekend
554 00050,3
Soort contract van hoofdbaanTijdelijk contract 266 20024,1
Soort contract van hoofdbaanVast contract 282 20025,6
Recht op toevoeging
rechtsbijstand2)
Geen recht op toevoeging of
inkomen/vermogen onbekend
565 20051,3
Recht op toevoeging
rechtsbijstand2)
Wel recht op toevoeging 537 20048,7
Langdurig laag inkomenGeen langdurig laag inkomen,
geen particulier huishouden of
inkomen niet voor alle jaren bekend
1 079 40097,9
Langdurig laag inkomenLangdurig laag inkomen 22 9002,1
Zorgbehoefte3)Geen GGZ/WMO/WLZ 931 40084,5
Zorgbehoefte3)Alleen indicatie WMO/WLZ 92 1008,4
Zorgbehoefte3)Alleen specialistische GGZ 55 9005,1
Zorgbehoefte3)Zowel GGZ als WMO/WLZ 23 1002,1
Geregistreerd als verdachte
bij Politie en/of vervolgd
door het OM4)
Niet verdacht en/of vervolgd 986 10089,5
Geregistreerd als verdachte
bij Politie en/of vervolgd
door het OM4)
Alleen verdacht 47 6004,3
Geregistreerd als verdachte
bij Politie en/of vervolgd
door het OM4)
Vervolgd door het OM5) 68 6006,2
Gedetineerd4)Niet gedetineerd geweest1 083 40098,3
Gedetineerd4)Wel gedetineerd geweest 19 0001,7
Afstand tot Juridisch LoketAfstand tot dichtstbijzijnd
Juridisch Loket over de weg (km)
(gemiddelde)
12,1
Afstand tot Juridisch LoketAfstand tot dichtstbijzijnd
Juridisch Loket (incl. servicepunten)
over de weg (km) (gemiddelde)
11,5
1) Personen met minimaal één life-event in 2018. Peilmoment is 1 januari 2019, tenzij anders vermeld.
2) Recht op toevoeging in 2018 en/of 2019, bepaald o.b.v. het inkomen/vermogen op respectievelijk 1 januari 2016 en 1 januari 2017. Opvallend is dat het percentage personen met een life-event dat volgens deze berekening recht heeft op een toevoeging, met bijna 49 procent, hoger is dan dit voor de totale Nederlandse bevolking is (ca. 37 procent). De hierbij gehanteerde rekenwijze is hetzelfde.
3) Persoon heeft specialistische GGZ in 2018 en/of een indicatie WMO/WLZ in 2018 en/of 2019.
4) Ergens in de periode van 2015 tot en met 2019.
5) Als iemand vervolgd is door het OM, is diegene ook vrijwel altijd geregistreerd als verdachte bij de Politie.

De hierboven besproken kenmerken van personen en huishoudens kunnen vóór, tijdens of na het voorkomen van het life-event zijn gemeten en ook vóór, tijdens, of na het eventuele gebruik van rechtsbijstand. Sommige kenmerken zijn stabiel (zoals geslacht), voor andere kenmerken is het noodzakelijk om een peilmoment te prikken waarop het kenmerk gemeten wordt (bijvoorbeeld leeftijd). 

2.4 Gebruik van rechtsbijstand

Om het gebruik van rechtshulp in de eerste lijn en gesubsidieerde rechtsbijstand in de tweede lijn in 2018 en 2019 in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van twee bronnen. Als eerste wordt er gekeken naar data over eerstelijns rechtshulp door het Juridisch Loket. Deze data wordt aangeleverd door het Loket en bevat per jaar informatie over de contacten die er zijn geweest en op welk rechtsgebied die waren. Daarnaast is gebruik gemaakt van data over tweedelijns rechtsbijstand middels een toevoeging. Deze data over afgegeven toevoegingen wordt aangeleverd door de Raad en bevat dezelfde kenmerken. Hierbij zijn, naast de reguliere toevoegingen, ook de zogenaamde lichte adviestoevoegingen en toevoegingen voor mediation meegeteld. Deze worden in dit onderzoek niet apart onderscheiden.

Omdat zowel het Loket als de Raad niet van alle contacten en van alle toevoegingen de persoonsgegevens van de rechtzoekende registreert, betekent dit dat een deel van de contacten met het Loket (voornamelijk de zogenaamde anonieme contacten) en een deel van de afgegeven toevoegingen (voornamelijk zogenaamde ‘ambtshalve’ toevoegingen die standaard worden verstrekt aan in hechtenis genomen verdachten van een misdrijf en waarvoor niet vooraf een inkomens- en vermogenstoets wordt verricht) in dit onderzoek noodgedwongen buiten beschouwing zijn gelaten. Van alle contacten die Nederlanders hadden met het Loket kon in 2018 en 2019 respectievelijk 94 en 92 procent worden geïdentificeerd en gepseudonimiseerd en van de afgegeven toevoegingen betrof dit in beide jaren 83 procent. 

Op basis van de gepseudonimiseerde informatie is bepaald wie er, binnen de onderzocht groep van personen met één of meer life-events, gebruik gemaakt heeft van gesubsidieerde rechtshulp in 2018 en/of 2019. Het gebruik van deze rechtshulp kan dus voor, tijdens of na het life-event zijn. Omdat in deze data geen informatie zit over de datum van de rechtshulp (alleen het jaar), kan de stroming tussen eerste- en tweedelijns rechtshulp niet goed in beeld gebracht worden. We gaan hier dus alleen na óf iemand in 2018 en/of 2019 rechtshulp ontving en of dit om contact met het Loket, een toevoeging of beide ging. We maken geen onderscheid in volgtijdelijkheid en gaan ook niet na of eventuele verschillende contacten over dezelfde situatie gingen. Meer informatie over de mogelijkheden en beperkingen bij het in beeld brengen van doorstroom tussen eerste- en tweedelijns rechtshulp is opgenomen in Hoofdstuk 4.

Naast onderscheid tussen eerste- en tweedelijns rechtshulp, wordt onderscheid gemaakt naar het betreffende rechtsgebied. Deze rechtsgebieden zijn voor dit onderzoek ingedeeld in de uitputtende categorieën: bestuursrecht, civiel recht, strafrecht en overig. Personen kunnen meerdere keren gebruik hebben gemaakt van rechtsbijstand en dit kan in meerdere rechtsgebieden zijn. In de bij dit rapport behorende tabellen B1 t/m B3 waarin de onderliggende cijfers bij dit rapport zijn opgenomen, worden personen per rechtsgebied maximaal één keer meegeteld, maar ook in de totalen maximaal één keer, zodat aantallen altijd unieke personen betreffen. Het gevolg hiervan is wel dat de aantallen in de verschillende rechtsgebieden opgeteld niet overeen komen met het totaal aantal personen. Bovendien zijn de cijfers in de tabellen afgerond op tientallen, wat kleine afwijkingen in optellingen kan veroorzaken.

In dit onderzoek wordt alleen ingegaan op het gebruik van gesubsidieerde rechtshulp door de mensen die minimaal één van de gemeten life-events hebben meegemaakt in 2018 en die in datzelfde jaar behoren tot de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder. Hierdoor wordt dus niet iedereen meegenomen die gebruik heeft gemaakt van gesubsidieerde rechtshulp in 2018 en/of 2019. Op StatLine (2021) is informatie te vinden over het totale gebruik van rechtsbijstand; zo waren er in 2018 in totaal 270 duizend unieke en identificeerbare2) personen met contact met het Loket en 218 duizend personen met een toevoeging en in 2019 waren er 248 duizend personen met contact met het Loket en 207 duizend personen met een toevoeging.

Bovendien is in dit onderzoek alleen gekeken naar de mate waarin mensen gebruik maken van de hier beschreven gesubsidieerde rechtshulp. Andere vormen van rechtshulp die mensen mogelijk afnemen, bijvoorbeeld online via de website van het Juridisch Loket, via een vakbond, Sociaal Raadslieden en rechtswinkels, consumentenorganisatie of rechtshulpverzekering zijn niet gemeten. Wanneer personen geen gebruik maken van hulp van het Loket, noch een toevoeging hebben gekregen, maar wel juridische hulp hebben verkregen via bijvoorbeeld hun verzekeraar, dan worden zij in het navolgende hoofdstuk gerekend tot de groep mensen die geen gebruik maakten van rechtshulp.



2) Een deel van de contacten met het Juridisch Loket is zoals eerder vermeld anoniem, of er ontbreekt benodigde informatie om de personen te identificeren, waardoor het niet mogelijk is met zekerheid te zeggen of het om unieke personen gaat, noch om een koppeling met andere bronnen (bijv. met informatie over geslacht en leeftijd van de personen) te maken. Dit laatste geldt ook voor personen met een toevoeging. Zij worden in de tabellen op Statline (net als in onderhavig onderzoek) buiten beschouwing gelaten. Voor het Loket ging dit in 2018 en 2019 gemiddeld om circa 7 procent van alle contacten en voor de afgegeven toevoegingen ging het beide jaren om circa 17 procent van alle toevoegingen.