7. Samenvatting en conclusie
Het doel van dit onderzoek was om meer te weten te komen over de invloed van gelijkgestelde sociale situaties op het aantal dienstjaren van mensen. Er is daarbij gebruik gemaakt van gegevens over deze sociale situaties van 1999 t/m 2019. Naast de invloed van deze gelijkstellingen over 21 jaar is ook gekeken wat dat betekent voor een benadering van het aantal mensen met 45 dienstjaren.
Gelijkstellingen
Rekening houden met de sociale situatie werkloosheidsuitkering zorgt van alle individuele gelijkstellingen voor de grootste toename van het aantal personen met 21 dienstjaren. Deze toename is ook vrij constant over alle leeftijden heen. Na de gelijkstelling werkloosheidsuitkering zorgt de gelijkstelling jong kind in het huishouden voor de grootste toename. Deze toename heeft vooral effect op jongere leeftijden. De gelijkstelling voor volledige arbeidsongeschiktheid geeft de op twee na grootste toename. Deze toename is juist het sterkst in de jaren voor pensionering. Bij de ander vijf gelijkstellingen is de toename van het aantal personen met 21 dienstjaren kleiner. Soms met een groter effect op jongere leeftijden (arbeidsongeschiktheidsuitkering jonggehandicapten en Ziektewetuitkering), soms met een groter effect op hogere leeftijden (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheid zelfstandigen) en soms met een meer gelijkmatig effect (onbetaald verlof). Alle gelijkstellingen samen geeft uiteraard de grootste toenames van het aantal mensen met 21 dienstjaren. Het gaat dan om een toename van ongeveer een op de drie ten opzichte van het aantal mensen met 21 dienstjaren op basis van alleen werk. Dit loopt in de jaren voor pensionering echter op tot een toename van ruim een op de twee.
Geslacht
Bij de meeste gelijkstellingen zijn de relatieve toenames van het aantal mensen met 21 dienstjaren onder vrouwen groter dan onder mannen. Dit geldt het sterkst voor de gelijkstellingen volledige arbeidsongeschiktheid en een jong kind in het huishouden. Als rekening gehouden wordt met alle gelijkstellingen tegelijkertijd is de relatieve toename onder vrouwen op de meeste leeftijden anderhalf tot twee keer zo groot als onder mannen. Voor de hogere leeftijden is er echter wel sprake van een paradox. Hoewel het aantal personen met 21 dienstjaren onder vrouwen relatief sterker stijgt dan onder mannen, is het aantal mannen binnen deze toename groter dan het aantal vrouwen. Dit komt doordat juist op de hogere leeftijden het aantal mannen met 21 dienstjaren door alleen werk veel groter is dan het aantal vrouwen (zie hoofdstuk 3).
Opleidingsniveau en migratieachtergrond
Bij vijf van de acht gelijkstellingen is de relatieve toename van het aantal mensen met 21 dienstjaren het grootst onder lager opgeleiden en het kleinst onder hoger opgeleiden. Dit geldt ook als rekening gehouden wordt met alle gelijkstellingen tegelijkertijd. Alleen bij de gelijkstellingen arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen, werkloosheidsuitkering en onbetaald verlof zijn er weinig verschillen naar opleidingsniveau.
De bevindingen voor het opleidingsniveau hangen voor een deel samen met die voor de uitsplitsing naar migratieachtergrond. Personen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn namelijk vaker lager opgeleid en minder vaak hoger opgeleid dan personen met een Nederlandse achtergrond of een westerse migratieachtergrond (zie bijvoorbeeld dit webartikel). Bij de gelijkstellingen waar de toename van het aantal mensen met 21 dienstjaren het grootst is voor lager opgeleiden, is die ook het grootst voor personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze samenhang met opleidingsniveau is alleen niet het hele verhaal. Want tot 60 jaar geldt bijvoorbeeld ook dat de gelijkstelling werkloosheidsuitkering het grootste effect heeft onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond, terwijl er binnen de opleidingsniveaus weinig verschil is. Ook zorgt de gelijkstelling jong kind in het huishouden onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond bijvoorbeeld voor een anderhalf tot twee keer zo grote toename van het aantal personen met 21 dienstjaren dan onder lager opgeleiden.
45 dienstjaren
De gelijkstellingen volledige arbeidsongeschiktheid en werkloosheidsuitkering hebben het meeste effect op het geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren. Die nemen met respectievelijk 15 procent en 10 procent toe ten opzichte van het geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren op basis van alleen werk. De andere gelijkstellingen zorgen voor een toename van minder dan 5 procent. Rekening houden met alle gelijkstellingen tegelijkertijd heeft nog een versterkend effect. Dan wordt het geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren anderhalf keer zo groot.
Bij de invloed van de gelijkstellingen op het aantal mensen met 21 dienstjaren bleek dat vrouwen, lager opgeleiden en personen met een niet-westers migratieachtergrond bij de meeste gelijkstellingen de grootste relatieve toenames van dit aantal kenden. Hun aandeel van het totale geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren verandert echter weinig door de gelijkstellingen. Bij de gelijkstelling volledige arbeidsongeschiktheid en bij alle gelijkstellingen samen is er nog het meeste effect van maximaal enkele procentpunten. Dat hun aandelen binnen het totale geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren niet veel veranderen, heeft diverse redenen. Zo is bijvoorbeeld het aantal personen met een niet-westerse migratieachtergrond binnen de groep mensen met 45 dienstjaren klein. Ook is het aantal vrouwen in deze groep een stuk kleiner dan het aantal mannen. Een grotere relatieve toename heeft in deze gevallen minder effect, dan wanneer hun aantallen groter waren geweest. Lager opgeleiden maakten al voor ruim de helft deel uit van het geschatte aantal mensen met 45 dienstjaren. Maar de verschillen met middelbaar en hoger opgeleiden in de relatieve toename van het aantal personen met 21 dienstjaren op basis van de gelijkstellingen zijn te klein om hun aandeel in het geschatte aantal personen met 45 dienstjaren sterk te vergroten.
Tot besluit
Het meetellen van gelijkgestelde sociale situaties als dienstjaren verhoogt het aantal mensen met 21 aaneengesloten dienstjaren. Rekening houden met uitkeringen voor volledige arbeidsongeschiktheid en werkloosheidsuitkeringen hebben het grootste verhogende effect. En bij de meeste gelijkgestelde sociale situaties zijn het vrouwen, lager opgeleiden en personen met een niet-westerse migratieachtergrond die de hoogst relatieve toename kennen van het aantal mensen met 21 dienstjaren. Blijkbaar bevinden zij zich vaker in een van de gelijkgestelde sociale situatie zonder werk. Dit komt overeen met de lagere arbeidsparticipatie in deze groepen. Desondanks hebben de hogere toenames maar een klein effect op het aandeel van deze groepen in een geschat aantal mensen met 45 dienstjaren. Dit aantal is wel groter als er rekening wordt gehouden met de gelijkstellingen. Overigens is het ook mogelijk om zonder 21 aaneengesloten dienstjaren voor de pensioenleeftijd 45 dienstjaren te halen. Daar is in dit onderzoek geen rekening mee gehouden. Door de bevolkingsgroei van 60- tot 65-jarigen in de komende tien jaar kan het aantal mensen met 45 dienstjaren nog verder groeien. Daarna neemt het aantal 60- tot 65-jarigen in de bevolking juist af. Een stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen en een hogere pensioenleeftijd zullen nog wel een verhogend effect blijven hebben op het aantal mensen met 45 dienstjaren.