Auteur: Niels Kooiman, Niek van Leeuwen
Bevolkingsontwikkeling van bevolkingskernen tussen 2011 en 2021

2. Data en methode

Bevolkingskernen

De afbakening van bevolkingskernen is voortgekomen uit de vraag naar cijfers op dit niveau in het Volkstellingprogramma 2021 van het Europese statistiekbureau Eurostat. Het begrip ‘bevolkingskern’ sluit aan bij het begrip 'locality', dat de Verenigde Naties aanbevelen voor het houden van een volkstelling. Bij het vaststellen van bevolkingskernen staat de aanwezigheid van een door mensen bewoond gebied centraal. De Verenigde Naties hebben de voorwaarden met betrekking tot de bebouwing zeer ruim opgesteld, zodat deze tegemoet komen aan de afbakeningen binnen de diverse lidstaten. In Nederland is een bevolkingskern gedefinieerd als een a) morfologisch aaneengesloten gebied met hoofdzakelijk een groep woongebouwen b) met een duidelijk herkenbaar stratenpatroon en c) van een minimale omvang (Vliegen et al., 2006).

Een morfologisch aaneengesloten gebied houdt in dat gebouwen met een woon- of werkfunctie minder dan 200 meter van elkaar verwijderd zijn, over de weg gerekend. Tussenliggende wegen, spoorwegen, wateren en aan het woongebied aangesloten werkgebieden worden tot de kern gerekend. Daarnaast worden terreinen met voorzieningen als parken, sportterreinen en dergelijke tot een kern gerekend als ze direct zijn aangesloten aan het al geselecteerde woon- en werkgebied. Woongebieden door water breder dan 200 meter van elkaar gescheiden, maar direct aanliggend aan een brug of tunnel met elkaar verbonden, worden tot dezelfde kern gerekend. Dit is met name van toepassing bij Amsterdam, Rotterdam en Venlo.

Door een herkenbaar stratenpatroon aan de voorwaarden toe te voegen, wordt de in Nederland veelvoorkomende lintbebouwing langs wegen, kanalen en rivieren en soortgelijke nederzettingsvormen in het landelijke gebied niet tot een bevolkingskern gerekend. Bij de begrenzing van een woongebied wordt een ondergrens van minimaal 25 woningen of minimaal 50 inwoners gehanteerd (Vliegen et al., 2006).

Populatie

De bevolkingskernen worden enkel bepaald in de volkstelling, die eens in de tien jaar wordt gehouden (CBS, 2024). De laatste volkstelling vond plaats in 2021. Daarom wordt in dit artikel de demografische ontwikkeling tussen 2011 en 2021 onderzocht. De populatie van dit onderzoek bestaat uit alle bevolkingskernen per 1 januari 2021 die tien jaar eerder, op 1 januari 2011, minimaal 50 inwoners hadden. Dat waren er 2 268. In die bevolkingskernen woonden op 1 januari 2011 15,4 miljoen mensen, destijds ruim 91 procent van de bevolking. De overige 9 procent woonde buiten de bevolkingskernen.

Veel van de kernen zijn klein: van alle kernen in 2011 had 35 procent minder dan 500 inwoners, en 52 procent had minder dan 1 000 inwoners. Nog eens 30 procent van de kernen had 1 000 tot 5 000 inwoners. Slechts 2 procent van de kernen (52 kernen) had 5 000 inwoners of meer. Alleen de kern Groot-Amsterdam had meer dan 1 miljoen inwoners. In die 52 grote kernen met minimaal 5 000 inwoners woonde wel meer dan de helft van de bevolking (54 procent). In de kernen met minder dan 2 000 inwoners (meer dan twee derde van alle kernen) woonde slechts 6 procent van de bevolking. Ruim een vijfde van de bevolking woonde in een kern met maximaal 10 duizend inwoners.

Tabel 2.0.1. Bevolkingskernen en inwoners, 1 januari 2011
BevolkingsgrootteklasseAantal kernen%Aantal inwoners (x 1 000)%
Totaal2 26810015 392100
Minder dan 500803351881,2
500 tot 1 000371162681,7
1 000 tot 2 000350154893,2
2 000 tot 5 000331151 0757
5 000 tot 10 00017081 2087,9
10 000 tot 20 00011551 61710,5
20 000 tot 50 0007632 31915,1
50 000 of meer5228 22753,5

Regionale indeling

Voor dit artikel is de provincie Flevoland tot West-Nederland gerekend. Dit is in tegenstelling tot de officiële CBS-indeling naar landsdelen, waarbij Flevoland bij Oost-Nederland is ingedeeld. Hiervoor is gekozen, omdat de demografische ontwikkeling van Flevoland meer lijkt op die van West-Nederland dan op die van Oost-Nederland.