Welke niet-werkenden hebben de grootste kans op werk?
Over deze publicatie
De groeiende vraag naar arbeid contrasteert met het gegeven dat er nog steeds personen zijn die niet werken en die slechts met grote moeite een plek op de arbeidsmarkt weten te vinden. In dit artikel is voor de verslagperiode 2013 tot en met de eerste helft van 2021 gekeken welke kenmerken met de kans op het vinden van werk samenhangen. Naast kenmerken als zoekgedrag en beschikbaarheid die door het CBS al worden gebruikt voor het indelen van de niet-werkzame bevolking, blijken ook andere kenmerken sterk samen te hangen met de kans op werk: arbeidsbelemmering door een langdurige ziekte of aandoening, en leeftijd. Op basis van onder meer deze kenmerken is de baanvindkans van niet-werkenden geschat en is de populatie niet-werkenden onderverdeeld in groepen met een uiteenlopende baanvindkans. De grootste groepen zijn de niet-werkzame personen van 65 tot 75 jaar en de niet-werkzame personen jonger dan 65 jaar met een sterke arbeidsbelemmering. In 2020 maakten zij samen 69 procent van de niet-werkenden uit. De kans om binnen een kwartaal werk te vinden is voor deze twee groepen het kleinst (minder dan 1 procent). Voor de werklozen jonger dan 65 jaar zonder arbeidsbelemmering, een relatief kleine groep onder de niet-werkenden, is de baanvindkans het grootst: 33,3 procent.