3. Data en methode
3.1 Beschrijvende en verklarende analyses
Het eerste deel van dit onderzoek bestaat uit een set beschrijvende trendanalyses over januari 2011 tot en met januari 2021, voor 18- tot 31-jarigen naar hoofdactiviteit (werkend, onderwijsvolgend, inactief). Zo wordt bijvoorbeeld duidelijk welk percentage van de studenten tussen 2011 en 2021 thuis woonde. Daarnaast wordt in de beschrijvende analyses ook gekeken naar de samenstelling van thuiswonenden en uithuisgaanders. Deze analyses maken onder andere duidelijk hoeveel procent van de jongvolwassenen werken op het moment van uit huis gaan in de periode van 2011 tot 2021.
Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit verklarende analyses. Hierin staat de vraag centraal of verandering in wie er uit huis gaat (hoofdactiviteit, leeftijd) kan verklaren waarom het percentage dat terug naar huis keert afneemt. Hiervoor zijn jongeren die tussen 2011 en 2018 uit huis gingen drie jaar gevolgd.
3.2 Data
Voor dit onderzoek zijn gegevens uit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB, Bakker et al., 2014) gebruikt. De aan het SSB onttrokken bestanden bevatten informatie over demografische kenmerken (leeftijd, geslacht), woonsituatie, werksituatie en studiesituatie over de periode januari 2011 tot en met januari 2021. Over deze periode zijn alle gegevens die nodig zijn voor de verklarende analyses beschikbaar. In de beschrijvende analyses worden deze data gebruikt als een tiental zogenoemde cross-sectionele datasets; ze worden gebruikt om voor elk jaar gemiddelden vast te stellen. Op deze manier kunnen trends in kaart worden gebracht. In de verklarende analyses omtrent terug naar huis gaan worden jongvolwassenen die uit huis gaan over de tijd gevolgd. Er worden voor hen gegevens gebruikt vanaf het moment dat ze uit huis gingen, tussen 2011 en 2018, tot drie jaar daarna.
De populatie voor dit onderzoek wordt gevormd door jongvolwassenen. In de beschrijvende analyses bestaat de populatie uit alle jongvolwassenen van 18 tot en met 30 jaar. De reden voor deze focus is dat uit huis en terug naar huis gaan niet zo sterk speelt buiten deze leeftijdsgroep.
In de analyses onder jongvolwassenen die uit huis zijn gegaan en vervolgens mogelijk terug naar huis gaan bestaat de populatie uit 16- tot 31-jarigen die uit huis zijn gegaan. In deze analyses worden ook jongeren van 16 tot 18 jaar meegenomen omdat jongeren bij wie uit huis gaan niet speelt, immers automatisch niet worden meegenomen in deze analyses.
In totaal bestaat de onderzoekspopulatie uit 4 480 060 jongvolwassenen in de beschrijvende analyses (alle 18- tot 31-jarigen tussen 2011 en 2021) en 2 212 242 jongvolwassenen in de verklarende analyses (16- tot 31-jarigen die tussen 2011 en 2018 uit huis zijn gegaan). Verder omvat de populatie alleen mensen van wie minstens één van de ouders in Nederland woont. Hiermee worden internationale studenten uitgesloten, die per definitie uitwonend zijn en voor wie een terugkeer naar het ouderlijk huis niet kan worden vastgesteld.
3.3 Variabelen
De eerste afhankelijke variabele in dit onderzoek is (weer) thuiswonend of uitwonend zijn. Jongvolwassenen worden als thuiswonend beschouwd als ze ingeschreven staan op het adres van een of beide ouders. Als dat minimaal 45 dagen niet het geval is, worden ze beschouwd als uitwonend.
De tweede afhankelijke variabele is uit huis gaan. Jongvolwassenen worden gezien als uit huis gegaan als ze in januari van het jaar thuiswonend waren en op een moment in dat jaar (voor januari van het volgend jaar) uitwonend zijn geworden. Als iemand uit huis gaat en terug naar huis keert in hetzelfde jaar, dan is deze persoon zowel uit huis gegaan als terug naar huis gegaan in dat jaar.
De derde afhankelijke variabele is terug naar huis keren. Deze uitkomst is gebaseerd op de eerste variabele. In de beschrijvende analyse worden jongvolwassenen gecodeerd als terug naar huis gegaan als ze in januari uitwonend waren en later in het jaar of in januari van het volgende jaar thuiswonend zijn (en weer minimaal 45 dagen bij de ouder(s) stonden ingeschreven). Dit betekent dat ze in dat kalenderjaar terug naar het ouderlijk huis zijn gekeerd. Als iemand het gehele jaar uitwonend gebleven is, wordt deze persoon beschouwd als niet naar huis teruggekeerd. Bij de verklarende analyses over terug naar huis gaan wordt gekeken of jongvolwassenen in de eerste drie jaar na het uit huis gaan terug naar huis zijn gekeerd. Ze hoeven niet precies drie jaar na het uit huis gaan bij de ouders te wonen, dit kan ook eerder zijn gebeurd. Een voorbeeld is iemand die in 2016 uit huis gaat, in 2017 terugkeert en ook weer vertrekt. Deze persoon wordt gezien als teruggekeerd binnen drie jaar.
In dit exploratieve onderzoek wordt naar een aantal eigenschappen gekeken van de (potentieel) thuis- en uitwonenden. Ten eerste leeftijd. Bij de beschrijvende analyses gaat het om de leeftijd aan het begin van het jaar. Bij de verklarende analyses over terug naar huis gaan gaat het om leeftijd bij uit huis gaan. Ten tweede de hoofdactiviteit van de jongvolwassene: werkend met een vast contract, werkend met een tijdelijk contract of als zelfstandige, inactief (ontvanger van een uitkering), of onderwijsvolgend (vo/mbo, hbo, wo). Alle jongvolwassenen die schoolgaand zijn of een studie volgen, worden ingedeeld in deze laatste categorie, ongeacht of ze naast hun studie werken. Bij de verklarende analyses gaat het wederom om de hoofdactiviteit op het moment van uit huis gaan. Ook wordt in de verklarende analyse onderscheid gemaakt tussen werkenden met een hbo- of wo-diploma en werkenden met een mbo- of vo-diploma.
Daarnaast vormt het kalenderjaar een belangrijke voorspellende variabele in alle analyses. Voor elk kalenderjaar wordt in de analyse een dummy opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld goed gezien worden of in 2015 – het jaar dat het leenstelsel werd ingevoerd voor startende studenten – de trend in thuis wonen en terug naar huis gaan is veranderd.
3.4 Methode
In de beschrijvende analyses worden de trends getoond voor alle 18- tot 31-jarigen gemiddeld en uitgesplitst per leeftijd en hoofdactiviteit. Om de zichtbaarheid van de figuren te waarborgen wordt enkel de trend voor 18-, 21-, 24-, 27-, en 30-jarigen getoond. Door de trend te tonen voor deze leeftijden wordt er een beeld geschetst hoe de trends verschillen tussen jongeren in hun late tienerjaren, begin-twintigers, midden-twintigers, eind-twintigers en dertigers.
Voor de verklarende analyse van terug naar huis keren binnen drie jaar zijn multivariate linear probability-modellen gebruikt. Dit zijn lineaire regressiemodellen met een binaire uitkomst. Deze modellen berekenen de kans – in dit geval - dat men terug naar huis keert (1) of niet (0). De coëfficiënten tonen de procentuele verandering in de kans dat iemand terug naar huis gaat. Het doel van deze analyse is het jaareffect deels te verklaren: waarom daalt de kans om terug naar huis te keren de laatste jaren? Om dit te doen worden in verschillende stappen verklarende factoren aan het model toegevoegd, zoals de leeftijd bij uit huis gaan. Als de coëfficiënt van bepaalde jaren daalt, betekent dit dat een deel van de waargenomen dalende trend verklaard wordt. Zo is de verwachting dat verschillen in samenstelling van de populatie jongvolwassenen (recentere vertrekkers waren ouder toen ze uit huis gingen) een deel van de dalende trend verklaren.