Auteur: Astrid Pleijers, Jesper van Thor
Arbeidsongevallen en beroep

5. Multivariate analyse verschillen per beroep naar kenmerken werk en werknemer

Deze paragraaf beschrijft de uitkomsten van multivariate analyses, waarbij is nagegaan in hoeverre kenmerken van het werk en van de werknemers een rol spelen bij de gevonden verschillen tussen beroepen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat werknemers in een specifiek beroep bovengemiddeld vaak een arbeidsongeval hebben, doordat in het betreffende beroep verhoudingsgewijs veel werknemers werken die in de regel vaker een arbeidsongeval hebben (uitzendkrachten, mannen, etc.). Ook kunnen verschillen tussen beroepen te maken hebben met fysieke en mentale aspecten van het werk. Door deze aspecten in een multivariate analyse te betrekken kan duidelijker worden in welke mate de verschillen in het risico op arbeidsongevallen tussen beroepen aan deze kenmerken zijn toe te schrijven. 

De analyses zijn uitgevoerd voor de hele periode waarover data beschikbaar zijn (2014-2021), met logistische regressie (zie de technische toelichting). De analyses zijn zowel op het niveau van beroepsklasse als van beroepsgroep uitgevoerd. De tabel met de resultaten naar beroepsgroep staat in de bijlage (tabel B.1). De analyse is uitgevoerd in drie stappen: in basismodel A is uitsluitend de samenhang tussen het beroep dat een werknemer uitoefent en de kans dat hij of zij slachtoffer is geweest van een arbeidsongeval met verzuim geanalyseerd (paragraaf 5.1). In model B is het basismodel uitgebreid met kenmerken van het bedrijf en het werk (paragraaf 5.2). Het meest uitgebreide model C corrigeert ook voor achtergrondkenmerken van de werknemer die samenhang kunnen vertonen met een arbeidsongeval met verzuim (paragraaf 5.3). 

5.1 Model A: basismodel voor samenhang beroep en het al of niet krijgen van een arbeidsongeval met verzuim

Net als in paragraaf 4 is gepresenteerd voor 2021, laten de resultaten van model A voor 2014-2021 zien dat er een samenhang bestaat tussen de beroepsklasse waarin een werknemer werkt en de kans dat deze persoon slachtoffer wordt van een arbeidsongeval met verzuim. 

Met agrarisch beroep grootste kans op arbeidsongeval

Uit het model blijkt dat de kans op een arbeidsongeval met verzuim voor alle afzonderlijke beroepsklassen significant afwijkt van het gemiddelde over alle beroepen (tabel 5.2.1). Bij een waarde groter dan 1 heeft de betreffende beroepsklasse een grotere kans op een ongeval dan gemiddeld over alle beroepen. Bij een waarde tussen 0 en 1 is deze kans kleiner dan gemiddeld. Van alle beroepsklassen waren werknemers met een agrarisch beroep tussen 2014 en 2021 het meest slachtoffer van een arbeidsongeval, gevolgd door degenen met een beroep in transport en logistiek of met een technisch beroep. Dit in tegenstelling tot de bevinding in paragraaf 4 waar bleek dat in 2021 werknemers in beroepen in transport en logistiek de grootste kans op een arbeidsongeval met verzuim hadden.  Voor personen met een bedrijfseconomisch en administratief beroep, managers en werknemers in de ICT is de kans op een ongeval tijdens het werk in de periode 2014-2021 het kleinst. 

Bij de analyse op het niveau van beroepsgroepen blijkt dat bijvoorbeeld politie en brandweerlieden, veetelers en metaalbewerkers een veel grotere kans hebben dan gemiddeld op een arbeidsongeval (zie tabel B.1). Daarentegen hebben bijvoorbeeld journalisten, managers ICT, juristen en software- ontwikkelaars een veel kleinere kans dan gemiddeld.

5.2 Model B: uitgebreider model met kenmerken van het werk

De verschillen tussen beroepen in de kans dat werknemers een arbeidsongeval krijgen kunnen te maken hebben met kenmerken van de organisatie waar zij werken en het type werk dat zij uitvoeren. In model B is daarom nagegaan in hoeverre de gevonden samenhang met beroep overeind blijft na toevoeging in het model van diverse aspecten die te maken hebben met het werk. Doel is antwoord te geven op de vraag in welke mate de verschillen tussen beroepen samenhangen met kenmerken van het werk en welke van die kenmerken dan vooral een rol spelen. In model B worden de volgende onafhankelijke variabelen toegevoegd aan basismodel A: bedrijfsgrootte, arbeidsduur, overuren, het werken in avond-, nacht- en ploegendienst, zaterdag- en zondagwerk, het ervaren van een gebrek aan autonomie en sociale steun, werkdruk, intern en extern ongewenst gedrag, het werken met gevaarlijke stoffen, het doen van fysiek of emotioneel zwaar werk, en het werken in een lawaaierige omgeving. In model B wordt nog geen rekening gehouden met achtergrondkenmerken van werknemers. 

5.2.1 Multivariate analyses samenhang beroep en arbeidsongevallen
met verzuim, 2014-20211)
Univariate oddsUnivariate oddsModel AModel AModel BModel BModel CModel C
Odds ratiosign.Odds ratiosign.Odds ratiosign.Odds ratiosign.
Pedagogische beroepen0,762***0,762***0,954
Creatieve en taalkundige beroepen0,701**0,9371,049
Commerciële beroepen0,786***0,875**0,880**
Bedrijfseconomische en administratieve
beroepen
0,504***0,701***0,705***
Managers0,414***0,552***0,574***
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische
beroepen
1,329***1,246***1,211***
Technische beroepen1,983***1,483***1,348***
ICT beroepen0,297***0,511***0,517***
Agrarische beroepen2,433***1,909***1,742***
Zorg en welzijn beroepen1,110**0,875***0,966
Dienstverlenende beroepen1,604***1,340***1,310***
Transport en logistiek beroepen2,139***1,486***1,304***
Overige beroepen1,573***1,318**1,157
Bedrijfsgrootte micro (1 t/m 9) vs groot (250+)1,170***1,270***1,205***
Bedrijfsgrootte klein (10 t/m 49) vs groot (250+)1,392***1,305***1,256***
Bedrijfsgrootte middelgroot (50 t/m 249) vs
groot (250+)
1,292***1,162***1,116***
Werktijd (t/m 19 uur uur vs 35 uur en meer)0,716***0,709***0,739***
Werktijd (20 t/m 34 uur vs 35 uur en meer)0,795***0,876***0,924
Overuren (2 t/m 4 uur vs <=1 uur)1,214***1,157***1,194***
Overuren (5 t/m 9 uur vs <=1 uur)1,394***1,162***1,191***
Overuren (10+ uur vs <=1 uur)1,677***1,299***1,329***
Avonddienst (ja vs nee)1,333***0,884***0,902***
Nachtdienst (ja vs nee)2,323***1,170***1,151***
Zaterdagwerk (ja vs nee)1,870***1,291***1,257***
Zondagwerk (ja vs nee)1,427***0,910**0,927
Ploegendienst (ja vs nee)2,315***1,226***1,174***
Gebrek aan autonomie (weinig vs veel
autonomie)
2,154***1,284***1,277***
Gebrek aan sociale steun van collega's en
leidinggevenden
3,325***1,576***1,549***
Kwantitatieve taakeisen ('werkdruk')
[>=2.5 op schaal 1=nooit - 4=altijd, 3 items]
1,757***1,092***1,123***
Intern ongewenst gedrag (incl. pesten)3,406***1,921***1,920***
Extern ongewenst gedrag (incl. pesten)2,163***1,572***1,596***
Stoffen ['stoffen op huid'/ 'ademt stoffen in' en/of
'contact met besmettelijke stoffen]
3,027***1,310***1,289***
Fysiek belastend/zwaar werk ['kracht', 'trilling',
'houding' en/of 'herhaling']
3,557***1,865***1,745***
Emotioneel zwaar werk [>=2.5 op schaal 1=nooit
- 4=altijd, 3 items]
2,641***1,736***1,781***
Werken in lawaai (ja vs nee)3,507***1,623***1,560***
Vrouw (vs man)0,644***0,805***
15 tot 25 jaar (vs 25 tot 55 jaar)1,144***1,005
55 tot 75 jaar (vs 25 tot 55 jaar)1,101***1,087**
Laag opgeleid (vs middelbaar opgeleid)1,167***1,052
Hoog opgeleid (vs middelbaar opgeleid)0,424***0,669***
Uitzicht op vast dienstverband, vaste uren
(vs vast)
0,9531,120
Tijdelijk dienstverband, vaste uren (>= 1 jaar)
(vs vast)
0,9181,049
Overig tijdelijk dienstverband, vaste uren
(vs vast)
0,9660,930
Uitzendkracht (vs vast)1,713***1,223***
Oproepkracht of invalkracht (vs vast)1,1221,062
Vast dienstverband zonder vaste uren (vs vast)1,0830,963
Tijdelijk dienstverband zonder vaste uren
(vs vast)
0,9080,950
Verslagjaar 2015 (vs 2014)0,846***0,824***
Verslagjaar 2016 (vs 2014)0,841***0,818***
Verslagjaar 2017 (vs 2014)0,9580,906
Verslagjaar 2018 (vs 2014)0,876**0,851***
Verslagjaar 2019 (vs 2014)0,9150,869**
Verslagjaar 2020 (vs 2014)0,692***0,781***
Verslagjaar 2021 (vs 2014)0,726***0,783***
Intercept0,013***0,003***0,005***
Nagelkerke R Square0,0310,1130,118

* p<0,1
**p<0,05
***p<0,01
1) O.b.v. logistische regressie voor drie groepen variabelen: 1. Beroepsklasse 2. Overige kenmerken van het werk (bedrijfsgrootte, arbeidsduur, overuren, het werken in avond-, nacht- en ploegendienst, zaterdag- en zondagwerk, het ervaren van een gebrek aan autonomie en sociale steun, werkdruk, intern en extern ongewenst gedrag, het werken met gevaarlijke stoffen, het doen van fysiek of emotioneel zwaar werk, en het werken in een lawaaierige omgeving) en 3. Persoonskemerken (geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, type arbeidsrelatie en het verslagjaar van het onderzoek). 

Bron: CBS, TNO

Kenmerken werk verklaren deel van verschillen tussen beroepen

De kans om slachtoffer te zijn van een arbeidsongeval is ook in model B het grootst voor werknemers in agrarische beroepen, gevolgd door die in transport en logistiek en in technische beroepen. Wel verschillen deze werknemers minder sterk van het gemiddelde dan in model A. Dat betekent dat deze beroepsklassen werkgerelateerde kenmerken hebben die gepaard gaan met een relatief hoog percentage arbeidsongevallen. Nadere analyse wijst uit dat het bij werknemers in agrarische beroepen vooral gaat om de kenmerken lawaai en fysiek belastend werk. In de transportberoepen gaat het om fysiek zwaar werk, een geringere autonomie en het werken in ploegendiensten. Bij de technische beroepen zijn dat een lawaaierige werkomgeving, fysiek belastend werk en het werken met gevaarlijke stoffen. 

Na het toevoegen van kenmerken van bedrijf en werk blijken werknemers met een creatief of taalkundig beroep niet langer significant lager dan gemiddeld te scoren. Na correctie voor deze additionele onafhankelijke variabelen hebben werknemers in deze beroepsklasse dus vrijwel dezelfde kans op een arbeidsongeval met verzuim als werknemers gemiddeld over alle beroepen. Nadere analyse wijst uit dat dit het meest komt door toevoeging van de variabele die weergeeft of er sprake is van een lawaaierige omgeving. 

Verschillen per beroepsgroep veranderd in model B

Op het niveau van beroepsgroepen (model B van tabel B.1) blijkt dat managers horeca, procesoperators, bakkers, mbo-verpleegkundigen, verzorgenden, en dekofficieren en piloten geen significant grotere kans op een arbeidsongeval meer hebben (ten opzichte van model A) na correctie voor de werkkenmerken. Voor vertegenwoordigers en inkopers, beleidsadviseurs en specialisten personeels- en loopbaanontwikkeling, zakelijke dienstverleners, managers van zorginstellingen, overheidsbestuurders en overheidsambtenaren geldt dat ze geen significant kleinere kans meer hebben op een arbeidsongeval dan gemiddeld, terwijl dit in model A wel het geval was. Gespecialiseerd verpleegkundigen, medisch praktijkassistenten en buschauffeurs hebben na correctie voor de werkgerelateerde kenmerken juist een significant kleinere kans op een arbeidsongeval, terwijl dat in model A niet zo was. 

Vooral intern ongewenst gedrag vergroot kans op ongeval

Van de toegevoegde werkgerelateerde kenmerken is het verband met arbeidsongevallen het grootst met intern ongewenst gedrag, zoals pesten of intimidatie. Dit komt verhoudingsgewijs veel voor bij personen die na het arbeidsongeval kampen met geestelijk letsel. De kans dat werknemers die met intern ongewenst gedrag te maken hebben slachtoffer zijn geweest van een arbeidsongeval met verzuim, is bijna twee keer zo groot als bij werknemers die geen ongewenst gedrag hebben ervaren. Ook het doen van fysiek belastend werk, emotioneel belastend werk, het werken in een lawaaierige omgeving, het ervaren van een gebrek aan sociale steun van collega’s en leidinggevenden, en het ervaren van extern ongewenst gedrag, gaan gepaard met meer ongevallen met verzuim dan bij werknemers waarop dit niet van toepassing is.

Kenmerken zoals de grootte van de organisatie waar men werkt, het aantal uren en overuren dat gewerkt wordt, en of er in het weekend of met diensten gewerkt wordt, hebben eveneens een significante samenhang met het krijgen van een arbeidsongeval met verzuim. Deze samenhangen zijn echter minder sterk dan bij de eerder beschreven werkgerelateerde kenmerken.

5.3 Model C: meest uitgebreide model met kenmerken van werknemers

Model C is het meest uitgebreide model, waarin ook achtergrondkenmerken van de werknemers zijn toegevoegd: geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en het type dienstverband. Ook zijn in dit model jaardummy’s toegevoegd als onafhankelijke variabelen om te corrigeren voor verschillen tussen jaren. Doel is om inzichtelijk te maken in welke mate de eerder gerapporteerde samenhang tussen beroep en arbeidsongevallen verband houdt met kenmerken van het werk en kenmerken van de werknemer.

Met agrarisch beroep 1,7 keer grotere kans op ongeval

Na correctie voor geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en type dienstverband en na toevoeging van jaardummy’s, neemt de samenhang tussen de beroepsklasse van een werknemer en de kans op een arbeidsongeval verder af maar blijven er nog steeds verschillen bestaan. Van alle beroepsklassen zijn het nog steeds werknemers met een agrarisch beroep die de grootste kans hebben slachtoffer te worden. Zij hebben een 1,7 keer grotere kans dan gemiddeld op het krijgen van een ongeval tijdens het werk. Daarnaast zijn er diverse beroepsklassen met een 1,2 tot 1,3 keer grotere kans op een ongeval met verzuim dan werknemers gemiddeld over alle beroepen. Hierbij gaat het om werknemers met een technisch beroep, een dienstverlenend beroep, een beroep in transport en logistiek, en degenen met een beroep binnen openbaar bestuur, veiligheid en juridisch. Personen met een bedrijfseconomisch en administratief beroep, managers, een commercieel beroep of een ICT-beroep hebben, ook na correctie voor andere onafhankelijke variabelen, juist een significant kleinere kans op een arbeidsongeval. Na toevoeging van de persoonskenmerken aan het model wijkt de kans op een arbeidsongeval voor drie beroepsklassen niet meer significant af van het gemiddelde. Dit is het geval voor de pedagogische beroepen, zorg en welzijn beroepen en de overige beroepen. 

Kans bij enkele beroepsgroepen niet meer kleiner

Op een meer gedetailleerd niveau (beroepsgroepen) hebben leerkrachten basisonderwijs, docenten algemene vakken in het voortgezet onderwijs, docenten hoger onderwijs, gespecialiseerd verpleegkundigen, en psychologen en sociologen na correctie voor de bovengenoemde achtergrondkenmerken geen significant kleinere kans meer op een arbeidsongeval met verzuim, terwijl dat in model B nog wel het geval was. 

Mannen, 55-plussers, niet-hoogopgeleiden en uitzendkrachten hogere kans 

Mannen hebben op basis van dit meest uitgebreide model een significant grotere kans dan vrouwen op een arbeidsongeval met verzuim. De samenhang met leeftijd in dit uitgebreide model laat zien dat een deel van de verschillen in arbeidsongevallen tussen leeftijdsgroepen te maken heeft met andere onafhankelijke variabelen. Uit de univariate analyse (zie tabel 5.2.1) bleek dat zowel jongere werknemers tot 25 jaar als 55-plussers significant vaker slachtoffer zijn van een arbeidsongeval dan de middengroep, wanneer er geen rekening wordt gehouden met andere kenmerken. Op basis van de multivariate analyse blijkt echter dat na correctie enkel nog de 55-plussers significant vaker slachtoffer zijn dan werknemers jonger dan 55 jaar. Iets vergelijkbaars speelt bij de samenhang met het onderwijsniveau. Na correctie voor andere kenmerken hebben hoogopgeleiden een significant lagere kans op een arbeidsongeval dan werknemers met een laag of middelbaar onderwijsniveau. Van de verschillende onderscheiden typen dienstverbanden hebben werknemers met een uitzendcontract, ook na toevoeging van andere relevante kenmerken, het vaakst een arbeidsongeval. Zij hebben significant vaker een ongeval tijdens het werk dan personen met alle andere typen dienstverbanden. Van alle jaren in de onderzoeksperiode was de kans op een arbeidsongeval het grootst in referentiejaar 2014 en in 2017. In coronajaren 2020 en 2021 was de kans op een arbeidsongeval iets kleiner dan in eerdere jaren.

Na uitbreiding van het model blijven de odds ratio’s voor de verschillende kenmerken van het werk in de meeste gevallen ongeveer gelijk. Ook op basis van model C bestaat de sterkste samenhang tussen het slachtoffer zijn van intern ongewenst gedrag en de kans dat iemand slachtoffer wordt van een arbeidsongeval met verzuim. Hun kans op een arbeidsongeval met verzuim is 1,9 keer zo groot als bij werknemers waarbij geen sprake is van deze vorm van ongewenst gedrag. Werknemers met een deeltijdbaan van minder dan 20 uur per week hebben significant minder vaak een arbeidsongeval dan personen die voltijd werken of een grote deeltijdbaan hebben. Na toevoeging van de persoonskenmerken wijkt de groep met een grote deeltijdbaan niet langer significant af van voltijd werkenden. Ook de kans op een arbeidsongeval met verzuim voor personen die op zondag werken wijkt niet langer significant af na toevoeging van de achtergrondkenmerken van werknemers.