4. Conclusie
In de afgelopen jaren is het aandeel thuiswonende jongeren toegenomen, terwijl jongeren die op zichzelf wonen minder vaak dan voorheen in een koopwoning of corporatiewoning wonen maar vaker huren van een private verhuurder. Het feit dat jongeren later uit huis gaan blijkt ook uit de verhuizingen: 18- tot 25-jarige huishoudens verhuisden in 2021 minder vaak dan in 2012, 25- tot 30-jarige huishoudens juist wat vaker. Van de jongere huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd naar een huurwoning gaf veruit het grootste deel aan dat kopen voor hen financieel niet mogelijk was, doordat hun inkomen te laag is of ze onvoldoende eigen geld bezitten.
Daarnaast blijkt dat het aandeel jongeren dat wel zou willen verhuizen maar geen woning kan vinden tussen 2015 en 2021 meer dan verdubbeld is. Vooral jongeren in de private huursector zeiden vaker geen andere woning te kunnen vinden. Tegelijkertijd daalde de groep met een besliste verhuiswens. Die daling was het sterkst bij thuiswonenden en jongeren in een corporatiewoning. Het feit dat minder jongeren beslist willen verhuizen kan erop wijzen dat ze hun verhuiswensen afstemmen op de situatie op de woningmarkt. De prijzen van koopwoningen zijn fors gestegen, jongeren met een huurwoning van een private verhuurder zijn meer kwijt aan woonlasten en er zijn steeds minder gereguleerde huurwoningen beschikbaar.
Tussen 2012 en 2021 zijn de gemiddelde woonlasten van jongere huishoudens afgenomen, vooral bij jonge woningeigenaren. Bij jonge huishoudens in de private huursector stegen de woonlasten juist. Tegelijkertijd nam de gemiddelde woonquote - het aandeel van de woonlasten ten opzichte van het besteedbaar huishoudinkomen - voor 25- tot 30-jarigen af. Bij 18- tot 25-jarigen nam de gemiddelde woonquote wel toe. Zoals eerder aangegeven is de forse toename van de energieprijzen in 2021 nog niet in deze woonlasten is verwerkt, omdat er bij het WoON zoals altijd is gerekend met het gemiddelde energietarief op 1 januari van dat jaar.
18- tot 30-jarige huishoudens waren in 2021 ongeveer net zo vaak tevreden met hun woning als in 2018, maar wel minder dan in 2012 en 2015. Jonge huurders van een corporatiewoning waren het minst vaakst tevreden met de woning. Zo vonden ze relatief vaak dat de indeling van hun woning niet zo geschikt is, dat hun woning te klein is en dat deze slecht is onderhouden. Vooral die laatste constatering is zeer relevant gezien de energieprijzen die in 2021 en 2022 flink zijn gestegen. De tevredenheid met de woonomgeving nam na 2015 onder jongere huishoudens weer wat toe. Ook met de woonomgeving waren jonge huiseigenaren in 2021 het vaakst tevreden, en huurders in een corporatiewoning het minst.