Sociaal-demografische verschillen in COVID-19-sterfte in het eerste jaar van de coronapandemie

1. Inleiding

In het eerste jaar van de coronapandemie overleden in Nederland ongeveer 28 duizend mensen aan COVID-19. Daarvan overleden er ongeveer 10 duizend tijdens de eerste golf, van maart 2020 tot en met juni 2020. Tijdens de tweede golf, van eind september 2020 tot en met half maart 2021, overleden nog eens 18 duizend mensen aan COVID-19.

Er bestaat grote maatschappelijke belangstelling naar welke sociaal-demografische groepen een verhoogd risico hebben om te overlijden aan COVID-19 (Sociale Vraagstukken, 2020). Vanaf het begin van de coronapandemie zijn er wereldwijd etnische verschillen in COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte aangetoond (Agyemang et al., 2021; Khunti et al. 2020). In het Verenigd Koninkrijk was een afname te zien in sterfte aan COVID-19 van de eerste naar de tweede golf van mensen met een ‘Black’ etnische achtergrond ten opzichte van mensen met een ‘White British’ achtergrond, terwijl Zuid-Aziatische groepen nog steeds een hoger sterftecijfer hadden in vergelijking met ‘White British’ (Mathur et al., 2021; Nafilyan et al. 2021).

In Nederland zijn tijdens de eerste golf verschillen in COVID-19-sterfte gevonden naar migratieachtergrond (Visser, Kunst, Stoeldraijer en Harmsen, 2020). Vanwege de kleine aantallen waren op basis van de eerste golf nog geen eenduidige conclusies aan te verbinden. Bovendien heeft de overheid na de eerste golf maatregelen ingesteld om de verschillen te verminderen, zoals het vertalen van maatregelen over COVID-19 (Gelderland GNO, 2020), bewustmakingscampagnes op specifieke locaties (GGD Amstelland, 2020) en gratis testen (Rijksoverheid, 2020). Tegelijkertijd werd gemeld dat besmettingen onder bepaalde groepen juist toenamen tijdens de tweede golf van de coronapandemie (Coyer et al., 2021). Er is echter weinig bekend over hoe de sterftecijfers naar migratieachtergrond zich hebben ontwikkeld in Nederland.

Andere onderzoeken lieten daarnaast duidelijk grotere risico’s voor lagere inkomensgroepen op sterfte aan COVID-19 zien (Karmakar, Lantz, Tipirneni, 2021; Brandily, Brébion, Briole en Khoury, 2020; Drefahl et al., 2020; Decoster, Minten en Spinnewijn, 2021; Arceo-Gomez et al., 2022). In Nederland werden ook hogere risico’s voor lagere inkomens gevonden tijdens de eerste golf van de coronapandemie (Visser, Kunst, Stoeldraijer en Harmsen, 2020), vergelijkbaar met de sterfte aan andere doodsoorzaken. De vraag is of dit na de eerste golf nog steeds het geval was.

Het doel van dit artikel is om verschillen in COVID-19-sterfte tussen sociaal-demografische groepen in Nederland te beschrijven voor het eerste jaar van de coronapandemie. Sterfteverschillen worden onderzocht in relatie tot regio, type zorg, welvaartsniveau, migratieachtergrond en huishoudensgrootte. Bovendien wordt gekeken of deze sterfteverschillen zijn toegenomen dan wel afgenomen tussen de eerste en tweede golf van de coronapandemie.

De huidige studie is een aanvulling op het eerder gepubliceerde artikel van Visser, Kunst, Stoeldraijer en Harmsen (2020) over de sociaal-demografische verschillen in COVID-19-sterfte tijdens de eerste golf van de coronapandemie. De gegevens over personen die tussen maart 2020 en maart 2021 zijn overleden, zijn uitgebreid met informatie over wijkverpleging en huishoudensgrootte. Hierdoor is het mogelijk om verschillen in sterfte onder de bevolking in meer detail te onderzoeken. Met het toevoegen van informatie over wijkverpleging is het aantal mensen dat thuiszorg ontvangt completer. Huishoudensgrootte kan van belang zijn omdat bij grotere huishoudens mogelijk meer contacten zijn waardoor de kans op besmetting en overlijden kan toenemen.