Auteur: Lenny Stoeldraijer, Coen van Duin, Han Nicolaas en Corina Huisman
Kernprognose 2022–2070: Door oorlog meer migranten naar Nederland

3. Bijgestelde veronderstellingen en resultaten voor geboorte, sterfte en migratie

De veronderstellingen voor geboorte, sterfte en migratie zijn op basis van de recente ontwikkelingen geactualiseerd. De afname van het aantal geboorten in 2022 gaf aanleiding om de veronderstellingen uit de Kernprognose 2021–2070 voor de eerste paar jaar te verlagen. De veronderstellingen voor de sterfte zijn op de lange termijn nagenoeg hetzelfde als in de vorige prognose, maar voor de korte termijn iets verlaagd. De veronderstellingen voor de internationale migratie zijn aangepast, vooral naar aanleiding van de veranderingen van met name de instroom van Oekraïners sinds maart 2022.

3.1 Geboorte

Na de scherpe geboortedaling in de jaren 1970 schommelde het aantal kinderen dat jaarlijks geboren wordt, lang tussen de 180 duizend en 200 duizend. Sinds 2010 daalde het aantal geboorten naar rond de 170 duizend per jaar. In 2021 werden tijdelijk meer kinderen geboren (179 duizend), maar in 2022 daalde het aantal geboorten opnieuw (168 duizend op basis van de voorlopige cijfers tot en met oktober). De daling betrof vooral geboorten van tweede en derde kinderen.

Vanaf de jaren 1970 begonnen vrouwen later aan kinderen en kregen zij gemiddeld minder kinderen dan de generaties voor hen. Vrouwen die zijn geboren in 1945, kregen gemiddeld nog 2 kinderen en waren gemiddeld 24,5 jaar als ze moeder werden. Daarentegen kregen vrouwen die zijn geboren in 1970, gemiddeld nog maar 1,76 kinderen, met de eerste op 29-jarige leeftijd. De generaties daarna stelden het krijgen van kinderen niet meer verder uit en kregen een vergelijkbaar aantal kinderen. Schommelingen in het aantal kinderen dat jaarlijks werd geboren, hingen vanaf midden jaren 1990 voornamelijk af van het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Na 2010 daalde het aantal geboorten echter meer dan op basis daarvan verwacht kon worden.

Dat kan afgeleid worden uit het totale vruchtbaarheidscijfer (Total Fertility Rate, afgekort TFR), een cijfer dat corrigeert voor het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd. De TFR wordt berekend door het aantal kinderen dat in een jaar bij vrouwen van een bepaalde leeftijd wordt geboren te delen door het aantal vrouwen van die leeftijd in de bevolking. Op deze manier komen leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers tot stand, die vervolgens bij elkaar worden opgeteld. De som van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers kan worden beschouwd als het gemiddeld kindertal dat vrouwen zouden hebben, als de vruchtbaarheidscijfers van dat jaar van hun vijftiende tot hun vijftigste zouden gelden. De TFR daalde van 1,80 in 2010 tot 1,54 in 2020. Er werden dus gemiddeld minder kinderen per vrouw geboren.

De TFR wordt sterk beïnvloed door de timing van de geboorten, het moment waarop vrouwen hun kinderen krijgen. In perioden waarin het krijgen van kinderen wordt uitgesteld, ligt de TFR tijdelijk lager. Wanneer vrouwen op latere leeftijd alsnog kinderen krijgen, ligt de TFR tijdelijk hoger. De daling sinds 2010 wijst op verder uitstel. In eerste instantie werd de verklaring daarvoor gezocht in de neergaande economische conjunctuur in de jaren na 2008. Eerdere schommelingen in de TFR leken ook met conjuncturele schommelingen samen te hangen (De Beer, 2012). De TFR daalde echter verder na 2013, toen de Nederlandse economie er steeds beter voor kwam te staan (De Beer en Latten, 2018). Verondersteld werd dat er meer structurele veranderingen aan de daling van de TFR ten grondslag lagen.

Het aantal geboorten daalde sinds 2010 vooral bij twintigers en jonge dertigers. Deze groep deed er ook in andere opzichten langer over om gesetteld te raken. Twintigers gingen later uit huis en later samenwonen, volgden langer onderwijs en hadden minder snel een vaste baan en een koopwoning (CBS, 13 mei 2019). Jonge generaties hadden in toenemende mate te maken met onzekerheid. De flexibilisering van de arbeidsmarkt leidde bijvoorbeeld tot meer inkomens- en baanonzekerheid, terwijl een stabiel en voldoende hoog inkomen een belangrijke voorwaarde zijn om aan kinderen te beginnen (Loozen en Kloosterman, 2019). Betaalbare woningen voor starters waren schaars en hypotheken waren moeilijker te krijgen (SER, 2019). De stap naar het ouderschap werd daardoor mogelijk verder opgeschoven.

Het aantal kinderen dat bij oudere dertigers en veertigers werd geboren, bleef echter wel op peil en nam zelfs licht toe. Om die reden werd er vanuit gegaan dat vrouwen weliswaar later aan kinderen begonnen, maar dat zij deze kinderen op latere leeftijd alsnog (gedeeltelijk) zouden krijgen. In vorige prognoses werd daarom verondersteld dat vrouwen die vanaf 1995 geboren zijn, uiteindelijk op een kindertal van gemiddeld 1,7 uit zouden komen.

In 2021 leek het er op dat de verwachte inhaalslag was begonnen, mogelijk ingegeven door omstandigheden die samenhangen met de coronapandemie. De TFR steeg naar 1,63 en vooral dertigers kregen meer kinderen. Onder jonge twintigers nam het aantal geboorten wel verder af. Na deze geboortehobbel in 2021 volgde echter een geboortedip, sterker dan verondersteld was in de Kernprognose 2021–2070. Met name onder vrouwen op jonge leeftijd daalde het aantal geboorten verder. De redenen die vóór de coronapandemie voor uitstel zorgden, gelden voor deze vrouwen nog steeds.

3.1.1 Gemiddeld kindertal per vrouw, leeftijd, geboortegeneratie
 1935 (kindertal)1945 (kindertal)1955 (kindertal)1965 (kindertal)1975 (kindertal)1985 (kindertal)1995 (kindertal)
150,00030,00050,00080,00040,00040,00050,0003
160,00140,00290,00420,00200,00180,00220,0011
170,00620,01170,01540,00610,00550,00610,0031
180,02040,03480,03560,01390,01340,01380,0071
190,04780,07660,06550,02790,02650,02610,0141
200,09330,14090,10550,04980,04420,04440,0248
210,15990,23590,16360,08210,06780,06790,0404
220,25470,36660,24100,12630,09950,09970,0611
230,38590,53320,34010,18460,14080,14320,0891
240,55560,73020,45800,25470,19360,19760,1256
250,75050,92800,59530,34280,26280,26870,1732
260,97021,11810,74110,44590,34660,35390,2362
271,19491,29070,88300,55850,44900,45540,3113
281,41221,43411,01670,68170,56730,5693
291,61401,55171,14660,81520,69830,7001
301,79211,64861,26980,95130,83810,8362
311,94311,72761,38321,08580,98360,9784
322,06991,78961,48351,21441,12181,1142
332,17551,83921,56801,33511,25551,2405
342,26601,87751,63931,43941,37381,3529
352,34121,90911,70061,53161,47851,4515
362,39431,93281,74891,60431,56241,5417
372,43101,95101,78571,65981,62731,6074
382,45531,96451,81351,70191,6749
392,47081,97461,83341,73201,7119
402,48111,98191,84721,75301,7384
412,48801,98711,85571,76661,7564
422,49241,99051,86121,77491,7678
432,49501,99291,86421,77941,7746
442,49661,99441,86581,78221,7783
452,49741,99531,86671,78341,7801
462,49801,99591,86721,78411,7812
472,49841,99621,86731,78441,7817
482,49871,99641,86741,7845
492,49881,99651,86751,7849
502,49891,99651,86751,7849

Model en veronderstellingen voor geboorten

De Kernprognose 2021–2070 veronderstelde een lichte daling van de TFR in 2022 om daarna te stijgen naar 1,70 in 2034. Vanwege de sterkere daling in 2022 dan verwacht, wordt voor de Kernprognose 2022–2070 verondersteld dat de TFR de komende jaren lager zal zijn dan in de vorige prognose verondersteld. Vanaf 2034 zijn de veronderstellingen weer gelijk.

De veronderstellingen ten aanzien van de gemiddelde leeftijd bij de geboorte van een tweede of later kind zijn aangepast, maar voor het eerste kind zijn de veronderstellingen hetzelfde gebleven als in de vorige prognose. Voor de lange termijn wordt een verdere leeftijdsstijging bij de geboorte van het eerste kind verondersteld naar 30,6 jaar vanaf 2035. Voor alle geboren kinderen neemt de gemiddelde leeftijd toe tot 32,2 jaar vanaf 2035, 0,2 jaar hoger dan in de vorige prognose.

3.1.2 Totale vruchtbaarheidscijfer
 WaarnemingPrognose 2021-2070Prognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
19801,6
19811,56
19821,5
19831,47
19841,49
19851,51
19861,55
19871,56
19881,55
19891,55
19901,62
19911,61
19921,59
19931,57
19941,57
19951,53
19961,53
19971,56
19981,63
19991,65
20001,72
20011,71
20021,73
20031,75
20041,73
20051,71
20061,72
20071,72
20081,77
20091,79
20101,8
20111,76
20121,72
20131,68
20141,71
20151,66
20161,66
20171,62
20181,59
20191,57
20201,54
20211,621,63
20221,491,591,491,41 – 1,571,45 – 1,53
20231,611,511,4 – 1,621,46 – 1,56
20241,621,561,42 – 1,691,49 – 1,62
20251,631,591,44 – 1,741,52 – 1,67
20261,651,611,44 – 1,781,52 – 1,69
20271,651,621,43 – 1,81,53 – 1,71
20281,661,631,43 – 1,831,53 – 1,73
20291,671,651,43 – 1,861,54 – 1,75
20301,681,661,43 – 1,891,55 – 1,77
20311,681,671,43 – 1,911,55 – 1,79
20321,691,681,43 – 1,931,56 – 1,8
20331,691,691,43 – 1,951,56 – 1,82
20341,71,71,42 – 1,971,56 – 1,83
20351,71,71,42 – 1,981,56 – 1,84
20361,71,71,41 – 1,991,56 – 1,85
20371,71,71,4 – 2,01,55 – 1,85
20381,71,71,39 – 2,011,55 – 1,85
20391,71,71,38 – 2,021,54 – 1,86
20401,71,71,37 – 2,031,54 – 1,86
20411,71,71,36 – 2,041,53 – 1,87
20421,71,71,35 – 2,051,53 – 1,87
20431,71,71,35 – 2,051,52 – 1,88
20441,71,71,34 – 2,061,52 – 1,88
20451,71,71,33 – 2,071,52 – 1,88
20461,71,71,32 – 2,081,51 – 1,89
20471,71,71,32 – 2,081,51 – 1,89
20481,71,71,31 – 2,091,51 – 1,89
20491,71,71,3 – 2,11,5 – 1,9
20501,71,71,29 – 2,111,5 – 1,9
20511,71,71,29 – 2,111,5 – 1,9
20521,71,71,28 – 2,121,49 – 1,91
20531,71,71,27 – 2,131,49 – 1,91
20541,71,71,27 – 2,131,49 – 1,91
20551,71,71,26 – 2,141,48 – 1,92
20561,71,71,25 – 2,151,48 – 1,92
20571,71,71,25 – 2,151,48 – 1,92
20581,71,71,24 – 2,161,47 – 1,93
20591,71,71,23 – 2,171,47 – 1,93
20601,71,71,23 – 2,171,47 – 1,93
20611,71,71,22 – 2,181,46 – 1,94
20621,71,71,22 – 2,181,46 – 1,94
20631,71,71,21 – 2,191,46 – 1,94
20641,71,71,21 – 2,191,46 – 1,94
20651,71,71,2 – 2,21,45 – 1,95
20661,71,71,19 – 2,211,45 – 1,95
20671,71,71,19 – 2,211,45 – 1,95
20681,71,71,18 – 2,221,44 – 1,96
20691,71,71,18 – 2,221,44 – 1,96
20701,71,71,17 – 2,231,44 – 1,96

Toekomstige ontwikkeling van geboorten

Onder deze veronderstellingen neemt het aantal geboorten na de daling in 2022 (168 duizend) weer toe naar 208 duizend rond 2035. Daarna wordt een daling verwacht tot 191 duizend rond 2050. De kleinere generaties van de afgelopen jaren komen dan in de leeftijd waarop ze kinderen krijgen.

Ten opzichte van de Kernprognose 2021–2070 worden 11 duizend kinderen minder geboren in 2022. Ook in de jaren daarna is het aantal geboorten in de Kernprognose 2022–2070 lager, maar vanaf 2030 ligt het aantal geboorten juist hoger als gevolg van de hoger dan verwachte immigratie in 2022 en de jaren erna. Het gaat hier voornamelijk om in Nederland geboren kinderen van Oekraïense vluchtelingen. Vanaf eind jaren 2040 is het verschil ten opzichte van de Kernprognose 2021-2070 minder dan 2 duizend geboorten per jaar.

3.1.3 Levend geboren kinderen
 WaarnemingPrognose 2021-2070Prognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
1980181,294
1981178,569
1982172,071
1983170,246
1984174,436
1985178,136
1986184,513
1987186,667
1988186,647
1989188,979
1990197,965
1991198,665
1992196,734
1993195,748
1994195,611
1995190,513
1996189,521
1997192,443
1998199,408
1999200,445
2000206,619
2001202,603
2002202,083
2003200,297
2004194,007
2005187,91
2006185,057
2007181,336
2008184,634
2009184,915
2010184,397
2011180,06
2012175,959
2013171,341
2014175,181
2015170,51
2016172,52
2017169,836
2018168,525
2019169,68
2020168,681
2021179,441179,839
2022167,881178,47167,881158,993 – 175,993163,767 – 172,042
2023183,115173,773161,882 – 185,516167,807 – 179,535
2024186,985181,51166,91 – 196,752173,984 – 188,882
2025190,019187,454170,502 – 205,743178,632 – 196,342
2026193,831190,889171,609 – 211,734180,807 – 201,066
2027195,697193,502171,82 – 216,64182,124 – 205,02
2028198,156196,0171,643 – 221,963183,161 – 208,693
2029200,211199,171172,606 – 227,897184,812 – 212,996
2030201,679201,874173,256 – 233,581186,22 – 216,606
2031202,799203,949173,32 – 237,903187,502 – 219,756
2032203,319205,641172,734 – 242,079188,636 – 222,584
2033203,687206,985171,869 – 245,249189,01 – 225,05
2034203,494207,807171,054 – 248,532188,612 – 226,47
2035202,847207,835169,207 – 249,606187,466 – 227,04
2036201,731206,999166,751 – 250,222186,017 – 226,39
2037200,179205,595163,468 – 249,784184,236 – 225,694
2038198,699204,01160,638 – 249,479182,159 – 224,417
2039197,425202,407158,765 – 249,671180,187 – 223,329
2040196,114200,73156,528 – 248,826177,831 – 221,946
2041194,821198,94154,008 – 248,182175,638 – 220,674
2042193,622197,238151,756 – 246,665173,342 – 219,539
2043192,575195,728149,968 – 245,865171,45 – 218,47
2044191,696194,415148,592 – 246,08169,772 – 217,397
2045190,94193,281146,047 – 245,774168,185 – 216,945
2046190,34192,359144,76 – 245,655166,695 – 216,569
2047189,925191,627143,472 – 246,162165,249 – 216,557
2048189,738191,115142,621 – 247,563164,157 – 216,315
2049189,811190,839141,708 – 248,744163,62 – 216,661
2050190,156190,817140,666 – 248,938163,037 – 217,453
2051190,79191,085139,766 – 249,076162,614 – 218,565
2052191,718191,659138,817 – 250,848162,107 – 219,136
2053192,944192,564138,204 – 253,203162,3 – 220,067
2054194,439193,801137,652 – 257,052162,62 – 221,623
2055196,165195,335137,556 – 260,756163,466 – 224,248
2056198,052197,116137,749 – 265,801164,3 – 227,148
2057200,033199,078138,532 – 270,501165,458 – 230,057
2058202,034201,156138,262 – 274,717166,632 – 233,306
2059203,981203,283138,256 – 278,251167,631 – 236,715
2060205,799205,369137,655 – 281,821168,261 – 240,187
2061207,424207,329138,042 – 285,644168,717 – 243,642
2062208,816209,091138,179 – 290,876168,864 – 246,48
2063209,949210,615139,005 – 295,64169,424 – 248,888
2064210,814211,866138,852 – 301,016169,733 – 251,404
2065211,411212,819138,697 – 304,623170,292 – 253,746
2066211,753213,477137,741 – 307,29170,111 – 255,535
2067211,866213,859137,081 – 309,922169,552 – 256,192
2068211,784213,988135,627 – 312,624168,28 – 256,803
2069211,544213,899133,982 – 315,783167,44 – 257,228
2070211,187213,631132,764 – 316,96166,745 – 257,385

3.2 Sterfte

In 2019 overleden 152 duizend mensen in Nederland. Dit is het dubbele van het aantal overledenen in 1950. Door het toenemend aantal ouderen neemt het aantal overledenen jaarlijks toe, met zo nu en dan fluctuaties van jaar op jaar. Ook voor de toekomst is de verwachting dat het aantal overledenen blijft toenemen.

Sinds het begin van de coronapandemie steeg het aantal overledenen naar 169 duizend in 2020 en 171 duizend in 2021. In deze twee jaren waren drie golven waarneembaar waarin meer mensen overleden dan verwacht wanneer er geen coronapandemie was geweest, de zogenaamde oversterfte. De perioden met oversterfte in 2020 en 2021 vallen samen met de perioden waarin relatief veel mensen aan COVID-19 overleden (CBS en RIVM, 2022). Ook in het grootste deel van 2022 was sprake van oversterfte (CBS, 9 september 2022).

Ontwikkeling levensverwachting

Het aantal mensen dat overlijdt, wordt beïnvloed door de veranderende bevolkingsopbouw en het feit dat mensen steeds ouder worden. Om de ontwikkelingen in de sterfte te volgen wordt in plaats van naar de absolute aantallen overledenen gekeken naar de levensverwachting (Stoeldraijer en Harmsen, 2017). Deze periode-levensverwachting of virtuele levensduur geeft aan hoe oud een pasgeborene gemiddeld zal worden als vanaf dat moment de vooruitgang op het gebied van gezondheid en medische kennis zou stilvallen.

De levensverwachting vertoont op de lange termijn een stijgende trend (Stoeldraijer, 2020a). Waar in 1980 voor mannen een levensverwachting van 72,5 jaar gold en voor vrouwen van 79,2 jaar, was dit in 2019 gestegen tot 80,5 jaar voor mannen en 83,6 jaar voor vrouwen. Wel is sprake van schommelingen in de levensverwachting. Incidentele ontwikkelingen zoals griepgolven of extreme zomers of winters kunnen tot fluctuaties in het cijfer leiden. Zo was de toename van de levensverwachting in 2018 zeer beperkt vanwege de hoge sterfte tijdens de lange griepepidemie aan het begin van het jaar. Ook voor de lange termijn zijn schommelingen waarneembaar door veranderingen in onder meer leefstijl, gezondheidszorg en economie. Voor de toekomst wordt vooral gekeken naar de ontwikkelingen over een lange periode.

De levensverwachting van Nederlandse mannen lag in 2018 met 80,2 jaar 0,4 jaar boven het gemiddelde in Denemarken, Duitsland, Engeland en Wales, Finland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Spanje, Zweden en Zwitserland. De levensverwachting van Nederlandse vrouwen, die tot 1992 hoger was dan het gemiddelde van andere West-Europese vrouwen, lag in 2018 met 83,3 jaar 1,0 jaar onder het gemiddelde in West-Europa. Ondanks de verschillen waren de trends in de sterfte van West-Europese landen in de afgelopen vijftig jaar redelijk vergelijkbaar. Het rookgedrag in het verleden heeft een belangrijke rol gespeeld bij de verklaring van de verschillen in trends tussen West-Europese landen (Janssen, 2019). De trend in de levensverwachting voor alle West-Europese landen is stabieler dan de trend voor Nederland. Om die reden is eerstgenoemde een goede aanvulling om de toekomstige trend van de levensverwachting voor Nederland te bepalen.

Het rookgedrag verklaart ook de verschillende ontwikkeling van de levensverwachting van mannen en vrouwen. Tot het midden van de jaren 1980 nam het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen toe. Daarna nam het verschil af, als gevolg van verschillend rookgedrag van mannen en vrouwen. Doordat rookgedrag vertraagd doorwerkt op de sterfte, zijn ook voor de toekomst nog afwijkende trends in de levensverwachting te verwachten voor mannen en vrouwen.

3.2.1 Levensverwachting bij geboorte
 West-Europa* - Mannen (jaren)Nederland - Mannen (jaren)West-Europa* - Vrouwen (jaren)Nederland - Vrouwen (jaren)
197068,5770,8174,7876,5
197168,6970,9974,9876,77
197268,8970,8175,2676,79
197369,0371,375,4077,13
197469,3571,6175,7877,61
197569,4071,4575,8977,71
197669,6371,5376,1877,92
197770,1072,0876,7678,52
197870,1471,9576,8678,5
197970,4272,4677,1578,93
198070,6472,4877,3779,18
198170,9372,7177,6079,32
198271,2772,7377,9179,41
198371,3372,9377,9779,56
198471,7872,9678,4579,68
198571,8473,0878,4779,66
198672,1173,0978,7079,61
198772,4673,5179,1180,06
198872,6173,6879,2380,24
198972,7973,6679,4279,92
199072,8773,8479,5780,11
199173,0374,0579,7680,15
199273,4174,380,1280,28
199373,5273,9880,1180
199473,9074,5880,4880,31
199574,0474,680,6180,36
199674,3574,6680,8080,35
199774,7775,1681,0680,55
199874,9675,1981,2080,69
199975,1975,3481,3380,45
200075,5975,5481,6780,58
200175,9175,881,9280,71
200276,1175,9981,9980,69
200376,2476,2481,9780,93
200476,8976,8782,6381,44
200577,0777,1982,7081,6
200677,4877,6383,0681,89
200777,6778,0183,1682,31
200877,8978,3283,1982,28
200978,1278,5383,3882,65
201078,4478,7783,6282,72
201178,7779,1883,8582,85
201278,8979,1483,8282,82
201379,1179,4183,9883,04
201479,4779,8784,2983,29
201579,2579,7384,0083,13
201679,5779,8884,3183,13
201779,6280,0684,2783,32
201879,7380,1684,3683,33
201980,4683,56
202079,6783,08
202179,6882,99
2022*80,1983,20
* Denemarken, Duitsland, Engeland en Wales, Finland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Spanje, Zweden en Zwitserland

Corona

In februari 2020 kreeg Nederland voor het eerst te maken met het coronavirus SARS-CoV-2 die de ziekte COVID-19 veroorzaakt. Een maand later waren de gevolgen al te zien in de sterfte. Het wekelijks aantal overledenen liep op van ruim 3 duizend begin maart naar ruim 5 duizend begin april. Een aantal weken nadat de eerste coronamaatregelen waren ingevoerd, daalde het aantal overledenen. Begin oktober 2020 begon de sterfte opnieuw toe te nemen. Die toename viel samen met de opkomende tweede golf van de coronapandemie. De sterfte over heel 2020 lag naar schatting 10 procent hoger dan als er geen coronapandemie was geweest (CBS, 29 januari 2021). De levensverwachting daalde naar 81,4 jaar, 0,7 jaar lager dan in 2019.

Ook in 2021 was de sterfte naar schatting 10 procent hoger dan verwacht als er geen coronapandemie was geweest (CBS, 26 januari 2022). Met name in het najaar liep de sterfte op en dit viel grotendeels samen met de sterfte aan COVID-19. De levensverwachting voor 2021 kwam, net als in 2020, uit op 81,4 jaar.

In het begin was er duidelijk meer oversterfte (relatief) te zien onder mannen, maar dit is in 2021 en met name in 2022 bijgetrokken. Voor iedere leeftijd is oversterfte te zien, maar in absolute aantallen is de bevolking van 65 jaar of ouder oververtegenwoordigd in de oversterfte (CBS, 4 november 2022).

Ook in andere landen wereldwijd was de levensverwachting in 2020 en 2021 lager dan gewoonlijk. Tegelijkertijd zijn de verschillen in levensverwachting tussen de landen vergroot. In een aantal West-Europese landen was de sterfte in 2021 weer op het niveau van voor de coronapandemie (Frankrijk, België, Zwitserland en Zweden) (Schöley et al., 2022).

Veronderstellingen corona

Bij het opstellen van de Kernprognose 2022–2070 is nog veel onzeker over het verdere verloop van de coronapandemie en over de impact van COVID-19 op de sterfte. Van COVID-19 kun je ernstig ziek worden, overlijden of langdurige klachten houden, maar net als in de Bevolkingsprognose 2020–2070 en de Kernprognose 2021–2070 wordt de aanname gemaakt dat er op de lange termijn geen blijvend effect zal zijn op de levensverwachting.

Deze aanname volgt uit eerder onderzoek waaruit blijkt dat het waarschijnlijk is dat de stijgende lijn in de levensverwachting op de langere termijn niet nadelig beïnvloed zal worden (Stoeldraijer, 2020b; Koninklijk Actuarieel Genootschap, 5 juli 2021; Schöley et al., 2022). Na eerdere perioden met hoge sterfte, zoals bij de Spaanse griep en de Tweede Wereldoorlog, was de levensverwachting weer snel terug op het oude niveau. Vervolgens zette de trend van vóór de periode met hoge sterfte door.

Directe en indirecte effecten van de coronapandemie op de sterfte zijn divers. Aan de positieve kant, wat de sterfte mogelijk verlaagt, zijn er het healthy survivor effect (ongezonde mensen overlijden eerder aan COVID-19 waardoor je een gemiddeld gezondere bevolking overhoudt), gezondere gewoontes (minder roken) en minder vervuilde lucht, de lessen die geleerd zijn op het gebied van volksgezondheid, nieuwe medische technologieën (zoals mRNA-vaccins) en wellicht op termijn meer geld naar gezondheid en sociale zekerheid. Duidelijk is wel dat behandelmethoden en medicijnen met betrekking tot COVID-19 zijn verbeterd sinds het begin van de pandemie en het is ook bewezen dat de vaccins effectief zijn (RIVM, 2021; CBS en RIVM, 2022), ook al sluiten de verbeteringen sterfte niet geheel uit. Sinds de omikronvariant is ook de ernst van het ziektebeeld afgenomen.

Aan de negatieve kant, wat tot hogere sterfte kan leiden, is het mogelijk dat mensen die al oud of ziek waren of corona hebben doorgemaakt, een achteruitgang in de gezond ervaren, nu of in de toekomst. Er is ook nog veel onduidelijk over de rol van risicofactoren en comorbiditeit (het hebben van één of meerdere aandoeningen) in relatie tot sterfte aan COVID-19. Nieuwe infectiegolven en/of nieuwe varianten kunnen opkomen. Daarnaast is nog veel onbekend over effecten op de sterfte die niet direct maar indirect door het virus worden veroorzaakt, zoals uitgestelde behandelingen en doktersbezoeken, en de economische situatie.

Hoewel het voorstelbaar is dat deze indirecte gevolgen een effect zouden kunnen hebben op de levensverwachting in de (nabije) toekomst, is het nog te vroeg om (al) deze mogelijkheden te kwantificeren.

Model voor de sterfte

Het CBS gebruikt voor de prognose van de sterftekansen een extrapolatiemodel: er wordt van uitgegaan dat de toekomstige trends een voortzetting zijn van de trends uit het verleden (Stoeldraijer, Van Duin en Janssen, 2013). In het model wordt niet alleen uitgegaan van de trends in Nederland, maar ook van de meer stabiele trends in andere West-Europese landen. Tijdelijke versnellingen en vertragingen die voorkomen in de Nederlandse trends, hebben zo een minder groot effect op de toekomstverwachtingen. Het model houdt ook rekening met het effect van rookgedrag op de sterfte, wat voor Nederland met name belangrijk is om de verschillen tussen mannen en vrouwen in sterftetrends goed te beschrijven.

Voor de Kernprognose 2022–2070 zijn geen extra waarnemingen voor de totale sterfte en longkankersterfte in Nederland meegenomen bij het schatten van de sterftetrend. De toekomstige sterftetrend is opnieuw geschat op de periode 1970-2019, net als in de Bevolkingsprognose 2020–2070 en in de Kernprognose 2021–2070. De West-Europese sterftedata bevatten opnieuw de gegevens tot en met 2018. De modeluitkomsten van de sterftekansen voor Nederland worden geëxtrapoleerd vanaf het gemiddelde niveau in 2018 en 2019.

Vanwege de hogere sterfte door COVID-19 in 2020 en in 2021 worden de sterftecijfers van 2020 en 2021 niet gebruikt in het model om de langetermijntrend te bepalen.

Voor de eerstkomende jaren is het waarschijnlijk dat de coronapandemie tot meer sterfte leidt, maar in mindere mate dan in de afgelopen 2,5 jaar. Op de korte termijn zal de levensverwachting daarom worden aangepast. Vanwege de overeenkomst tussen het leeftijdspatroon van de COVID-19-sterfte en alle andere doodsoorzaken (Bauer, Brugger, König en Posch, 2021) worden de sterftekansen uit het extrapolatiemodel voor mannen en vrouwen over alle leeftijden met dezelfde factor verhoogd. Vanaf 2028 zijn de sterftekansen gelijk aan de sterftekansen uit het geëxtrapoleerde model. In de tussenliggende jaren wordt een exponentieel verloop voorzien.

Toekomstige ontwikkeling van de sterfte

De langetermijnontwikkeling in deze Kernprognose 2022–2070 zal nagenoeg gelijk zijn aan de langetermijnontwikkeling in de Bevolkingsprognose 2020–2070 en de Kernprognose 2021–2070. Op de korte termijn wordt een toename naar deze langetermijnontwikkeling verondersteld. De raming van de levensverwachting in 2022 komt uit op 80,2 jaar voor mannen en op 83,2 jaar voor vrouwen.

3.2.2a Periode-levensverwachting mannen
 WaarnemingModelPrognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
198072,5
198172,7
198272,7
198372,9
198473,0
198573,1
198673,1
198773,5
198873,7
198973,7
199073,8
199174,1
199274,3
199374,0
199474,6
199574,6
199674,7
199775,2
199875,2
199975,3
200075,5
200175,8
200276,0
200376,2
200476,9
200577,2
200677,6
200778,0
200878,3
200978,5
201078,8
201179,2
201279,1
201379,4
201479,9
201579,7
201679,9
201780,1
201880,2
201980,5
202079,780,6
202179,780,8
202280,280,980,279,4 – 81,079,8 – 80,6
202381,080,779,6 – 81,880,2 – 81,2
202481,281,079,7 – 82,480,4 – 81,7
202581,481,379,7 – 82,880,5 – 82,0
202681,581,579,8 – 83,280,6 – 82,3
202781,781,779,8 – 83,680,8 – 82,6
202881,981,979,8 – 83,980,9 – 82,9
202982,082,079,8 – 84,280,9 – 83,1
203082,282,279,9 – 84,581,0 – 83,3
203182,382,379,9 – 84,881,1 – 83,5
203282,582,579,9 – 85,081,2 – 83,8
203382,682,680,0 – 85,381,3 – 84,0
203482,882,880,0 – 85,681,4 – 84,2
203582,982,980,1 – 85,881,5 – 84,4
203683,183,180,1 – 86,181,6 – 84,6
203783,283,280,2 – 86,381,7 – 84,8
203883,483,480,2 – 86,681,8 – 85,0
203983,583,580,3 – 86,881,9 – 85,2
204083,783,780,3 – 87,082,0 – 85,3
204183,883,880,4 – 87,382,1 – 85,5
204284,084,080,4 – 87,582,2 – 85,7
204384,184,180,5 – 87,782,3 – 85,9
204484,384,380,6 – 87,982,4 – 86,1
204584,484,480,6 – 88,282,5 – 86,3
204684,584,580,7 – 88,482,6 – 86,4
204784,784,780,7 – 88,682,7 – 86,6
204884,884,880,8 – 88,882,8 – 86,8
204984,984,980,9 – 89,082,9 – 87,0
205085,185,180,9 – 89,283,0 – 87,1
205185,285,281,0 – 89,483,1 – 87,3
205285,385,381,1 – 89,683,2 – 87,5
205385,585,581,1 – 89,883,3 – 87,6
205485,685,681,2 – 90,083,4 – 87,8
205585,785,781,2 – 90,283,5 – 88,0
205685,985,981,3 – 90,483,6 – 88,1
205786,086,081,4 – 90,683,7 – 88,3
205886,186,181,4 – 90,883,8 – 88,4
205986,286,281,5 – 91,083,9 – 88,6
206086,486,481,6 – 91,284,0 – 88,7
206186,586,581,6 – 91,484,1 – 88,9
206286,686,681,7 – 91,584,2 – 89,1
206386,786,781,7 – 91,784,3 – 89,2
206486,986,981,8 – 91,984,4 – 89,4
206587,087,081,9 – 92,184,4 – 89,5
206687,187,181,9 – 92,384,5 – 89,7
206787,287,282,0 – 92,484,6 – 89,8
206887,387,382,0 – 92,684,7 – 89,9
206987,487,482,1 – 92,884,8 – 90,1
207087,687,682,2 – 92,984,9 – 90,2

3.2.2b Periode-levensverwachting vrouwen
 WaarnemingModelPrognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
198079,2
198179,3
198279,4
198379,6
198479,7
198579,7
198679,6
198780,1
198880,2
198979,9
199080,1
199180,2
199280,3
199380,0
199480,3
199580,4
199680,4
199780,6
199880,7
199980,5
200080,6
200180,7
200280,7
200380,9
200481,4
200581,6
200681,9
200782,3
200882,3
200982,7
201082,7
201182,9
201282,8
201383,0
201483,3
201583,1
201683,1
201783,3
201883,3
201983,6
202083,183,7
202183,083,9
202283,284,183,282,4 – 84,082,8 – 83,6
202384,383,882,7 – 84,983,3 – 84,4
202484,484,282,9 – 85,583,6 – 84,9
202584,684,582,9 – 86,083,7 – 85,2
202684,784,783,0 – 86,483,8 – 85,5
202784,984,983,0 – 86,883,9 – 85,8
202885,185,183,0 – 87,184,1 – 86,1
202985,285,283,1 – 87,484,2 – 86,3
203085,485,483,1 – 87,784,3 – 86,5
203185,685,683,1 – 88,084,4 – 86,8
203285,785,783,2 – 88,384,5 – 87,0
203385,985,983,2 – 88,684,6 – 87,2
203486,186,183,3 – 88,884,7 – 87,4
203586,286,283,4 – 89,184,8 – 87,7
203686,486,483,4 – 89,484,9 – 87,9
203786,686,683,5 – 89,685,0 – 88,1
203886,786,783,6 – 89,985,2 – 88,3
203986,986,983,6 – 90,285,3 – 88,5
204087,087,083,7 – 90,485,4 – 88,7
204187,287,283,8 – 90,685,5 – 88,9
204287,387,483,8 – 90,985,6 – 89,1
204387,587,583,9 – 91,185,7 – 89,3
204487,687,784,0 – 91,385,8 – 89,5
204587,887,884,0 – 91,685,9 – 89,7
204687,987,984,1 – 91,886,0 – 89,9
204788,188,184,2 – 92,086,1 – 90,0
204888,288,284,2 – 92,286,3 – 90,2
204988,488,484,3 – 92,586,4 – 90,4
205088,588,584,4 – 92,786,5 – 90,6
205188,688,784,4 – 92,986,6 – 90,7
205288,888,884,5 – 93,186,7 – 90,9
205388,988,984,6 – 93,386,8 – 91,1
205489,189,184,6 – 93,586,9 – 91,2
205589,289,284,7 – 93,787,0 – 91,4
205689,389,384,8 – 93,987,1 – 91,6
205789,489,484,8 – 94,187,2 – 91,7
205889,689,684,9 – 94,387,3 – 91,9
205989,789,785,0 – 94,487,3 – 92,0
206089,889,885,0 – 94,687,4 – 92,2
206189,989,985,1 – 94,887,5 – 92,4
206290,190,185,1 – 95,087,6 – 92,5
206390,290,285,2 – 95,287,7 – 92,7
206490,390,385,3 – 95,487,8 – 92,8
206590,490,485,3 – 95,587,9 – 92,9
206690,590,585,4 – 95,788,0 – 93,1
206790,690,785,4 – 95,988,1 – 93,2
206890,890,885,5 – 96,088,1 – 93,4
206990,990,985,5 – 96,288,2 – 93,5
207091,091,085,6 – 96,488,3 – 93,7
  

Het aantal overledenen neemt geleidelijk toe, tot een maximum van 211 duizend rond 2055. Ten opzichte van de Kernprognose 2021–2070 ligt het aantal overledenen de eerstkomende jaren wat hoger, maar vanaf 2025 zijn de verschillen beperkt.

3.2.3 Overledenen
 WaarnemingPrognose 2021-2070Prognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
1980114,279
1981115,515
1982117,264
1983117,761
1984119,812
1985122,704
1986125,307
1987122,199
1988124,163
1989128,905
1990128,824
1991129,958
1992129,821
1993137,795
1994133,471
1995135,675
1996137,561
1997135,783
1998137,482
1999140,487
2000140,527
2001140,377
2002142,355
2003141,936
2004136,553
2005136,402
2006135,372
2007133,022
2008135,136
2009134,235
2010136,058
2011135,741
2012140,813
2013141,245
2014139,223
2015147,134
2016148,997
2017150,214
2018153,363
2019151,885
2020168,678
2021170,972168,099
2022169,385158,446169,385156,212 – 183,485162,836 – 176,402
2023157,455163,456146,445 – 182,615155,016 – 172,589
2024159,725161,864141,664 – 185,062152,067 – 172,949
2025162,023162,326139,529 – 189,216151,408 – 174,55
2026164,364163,811139,228 – 193,276151,845 – 177,201
2027166,756165,835140,173 – 197,507152,861 – 180,044
2028169,206167,939141,046 – 200,282154,14 – 183,221
2029171,715170,578142,241 – 204,16156,273 – 186,753
2030174,267173,249143,157 – 208,164158,522 – 190,138
2031176,846175,939145,23 – 212,957160,733 – 193,543
2032179,424178,62147,485 – 216,618162,728 – 196,574
2033181,975181,266149,532 – 219,979164,555 – 199,666
2034184,472183,873150,835 – 222,69166,488 – 202,733
2035186,895186,354152,038 – 226,433168,452 – 205,985
2036189,217188,752153,26 – 230,356170,319 – 209,019
2037191,42191,026154,696 – 233,807172,439 – 211,517
2038193,483193,156156,16 – 237,003174,751 – 213,957
2039195,386195,123157,449 – 239,288176,511 – 216,226
2040197,11196,909158,728 – 241,724178,163 – 218,772
2041198,67198,528159,821 – 242,515179,037 – 220,557
2042200,076199,991161,114 – 243,92180,231 – 221,816
2043201,334201,305162,315 – 246,172181,03 – 222,729
2044202,451202,476163,367 – 247,627181,846 – 223,586
2045203,51203,588164,241 – 249,407182,352 – 224,412
2046204,429204,558165,223 – 249,824182,993 – 225,429
2047205,304205,484165,412 – 250,882183,699 – 226,269
2048206,184206,416165,771 – 251,585185,061 – 227,809
2049207,066207,35166,417 – 252,877186,274 – 228,59
2050207,918208,253167,811 – 254,409186,991 – 229,961
2051208,704209,092168,75 – 255,414187,707 – 230,68
2052209,371209,814168,472 – 256,197188,447 – 231,501
2053209,894210,39168,273 – 256,098189,525 – 231,834
2054210,234210,786168,599 – 255,372190,244 – 232,142
2055210,361210,969169,341 – 253,786190,618 – 231,797
2056210,247210,912170,033 – 254,046190,642 – 231,397
2057209,875210,598170,884 – 254,727190,574 – 230,76
2058209,24210,022171,262 – 254,791190,199 – 230,269
2059208,337209,18171,216 – 252,957189,904 – 229,576
2060207,188208,094170,58 – 252,479188,951 – 228,746
2061205,801206,77169,368 – 251,246188,028 – 228,419
2062204,211205,246167,834 – 249,86186,516 – 227,417
2063202,462203,564165,834 – 246,174184,833 – 226,348
2064200,607201,774164,428 – 243,608182,779 – 223,938
2065198,723199,956162,899 – 241,614180,708 – 221,598
2066196,879198,176161,784 – 239,635179,023 – 219,465
2067195,127196,487160,37 – 238,446177,223 – 218,136
2068193,532194,953159,592 – 237,273176,168 – 216,735
2069192,133193,615158,313 – 237,076174,823 – 215,356
2070191,022192,564157,548 – 236,326174,093 – 214,062

3.3 Immigratie

Immigratie naar Nederland kent een grillig verloop. Uiteenlopende gebeurtenissen en ontwikkelingen hebben in het verleden een sterke impact gehad op het aantal immigranten. Voorbeelden zijn de dekolonisatie van Indonesië (vanaf 1945) en Suriname (vanaf 1975), de werving van immigranten uit bijvoorbeeld Marokko en Turkije (vanaf eind jaar 1950) en de daaropvolgende gezinsimmigratie (vanaf 1970), het toetreden van Oost-Europese landen tot de Europese Unie (vanaf 2004) en verschillende oorlogen en conflicten die zorgden voor een toename van het aantal asielimmigranten. De coronapandemie is een gebeurtenis die aan dit rijtje toegevoegd kan worden. Vanaf maart 2020 heeft de pandemie (inclusief de maatregelen) een sterke impact gehad op de immigratie naar Nederland. Vanaf ongeveer 2005 nam het aantal immigranten dat naar Nederland kwam, jaarlijks toe. In 2020 was er voor het eerst sinds jaren sprake van een significante daling. In 2021 nam het aantal immigranten weer toe.

In 2022 was er een extra sterke toename van de immigratie: de oorlog in Oekraïne zorgde ervoor dat mensen uit dit land naar Nederland kwamen. Maar ook het aantal migranten uit andere landen is verder toegenomen.

3.3.1 Immigranten
 WaarnemingPrognose 2021-2070Prognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
194529,074
1946107,373
194754,426
194846,278
194936,319
195070,602
195158,016
195233,666
195335,449
195442,418
195552,069
195651,756
195750,143
195867,957
195937,185
196045,407
196155,082
196266,035
196355,127
196467,079
196576,572
196681,842
196755,784
196864,486
196976,359
197090,829
197197,054
197283,329
197386,691
197495,796
1975119,264
197682,953
197783,899
197889,184
1979104,553
1980112,504
198180,183
198270,74
198366,762
198466,907
198579,362
198687,387
198795,935
198891,157
198998,914
1990117,35
1991120,249
1992116,926
1993119,154
199499,311
199596,099
1996108,749
1997109,86
1998122,407
1999119,151
2000132,85
2001133,404
2002121,25
2003104,514
200494,019
200592,297
2006101,15
2007116,819
2008143,516
2009146,378
2010154,432
2011162,962
2012158,374
2013164,772
2014182,949
2015204,615
2016230,739
2017234,957
2018243,737
2019269,064
2020220,853
2021252,528245,16
2022402,459280,91402,459347,839 – 474,347372,34 – 437,466
2023288,563365,563301,643 – 442,501332,642 – 403,342
2024289,479321,685253,567 – 402,281286,922 – 361,311
2025293,378309,372240,981 – 390,231273,818 – 349,026
2026294,732296,002225,002 – 379,664259,381 – 337,203
2027295,894297,164223,484 – 382,885259,492 – 340,09
2028297,283298,553221,562 – 387,426259,801 – 343,302
2029297,032298,096218,9 – 389,071257,742 – 346,146
2030296,506296,781215,754 – 390,514254,668 – 346,924
2031296,341296,341214,832 – 394,923252,577 – 348,846
2032295,627295,627213,535 – 398,23250,704 – 348,997
2033294,901294,901210,204 – 400,799248,703 – 349,608
2034294,116294,116206,345 – 402,577246,878 – 350,95
2035294,056294,056203,446 – 405,215245,091 – 352,796
2036293,943293,943201,32 – 408,511244,206 – 354,371
2037293,783293,783200,637 – 408,696242,611 – 354,961
2038293,616293,616199,672 – 408,293242,591 – 355,292
2039293,434293,434199,79 – 407,748242,553 – 354,663
2040293,245293,245198,229 – 407,97242,553 – 353,804
2041293,03293,03196,918 – 410,41241,511 – 353,128
2042293,021293,021195,832 – 409,452239,368 – 354,459
2043293,019293,019195,404 – 410,604238,497 – 355,074
2044293,026293,026194,993 – 409,471237,797 – 355,634
2045293,031293,031194,588 – 410,636237,592 – 355,9
2046293,043293,043193,755 – 409,423235,68 – 356,998
2047293,046293,046193,179 – 410,255234,999 – 358,39
2048293,071293,071192,4 – 410,059235,104 – 358,478
2049293,12293,12191,738 – 409,391235,926 – 358,536
2050293,201293,201190,889 – 407,921234,916 – 358,071
2051293,315293,315189,969 – 406,581233,824 – 358,063
2052293,393293,393190,368 – 407,085233,955 – 357,283
2053293,475293,475190,69 – 406,58234,462 – 356,591
2054293,59293,59191,205 – 407,038234,969 – 356,766
2055293,682293,682190,308 – 407,087233,889 – 356,642
2056293,78293,78190,959 – 408,55233,341 – 357,104
2057293,909293,909191,928 – 409,806233,21 – 357,334
2058293,996293,996192,15 – 411,519234,032 – 358,219
2059294,077294,077191,735 – 412,197233,298 – 359,106
2060294,215294,215190,041 – 412,705232,86 – 359,178
2061294,306294,306188,904 – 411,639231,549 – 360,173
2062294,422294,422188,067 – 409,587231,726 – 359,795
2063294,504294,504189,581 – 408,556231,609 – 359,954
2064294,584294,584191,804 – 409,623231,972 – 359,014
2065294,666294,666193,228 – 410,739232,899 – 359,379
2066294,757294,757194,191 – 410,938233,592 – 359,315
2067294,834294,834194,921 – 410,462234,64 – 359,778
2068294,897294,897195,698 – 411,502234,939 – 358,505
2069294,968294,968195,867 – 414,517235,241 – 357,624
2070294,968294,968196,164 – 415,903235,229 – 356,609

Model en veronderstellingen voor de immigratie

In de Bevolkingsprognose 2020–2070 en de Kernprognose 2021–2070 was de verwachting dat de immigratie in 2022 verder zou toenemen na de dip in 2020 vanwege de coronapandemie (onder andere vanwege reisrestricties). Dit is ook gebeurd. Daarnaast zorgde de oorlog in Oekraïne voor extra immigranten en ook het aantal asielmigranten was hoger dan verwacht. De overige immigratie sloot goed aan bij de verwachtingen uit de vorige kernprognose.

Omdat de verschillen beperkt zijn voor de immigranten die niet uit Oekraïne of vanwege asiel naar Nederland kwamen, wordt in de huidige Kernprognose voor de immigratieveronderstellingen bij de Bevolkingsprognose 2020–2070 aangesloten.

Bij het formuleren van de immigratieveronderstellingen voor de Bevolkingsprognose 2020–2070 is gebruikgemaakt van data over immigratie naar migratieachtergrond voor dertien prognosegroepen (zie voor een volledige uitleg van de immigratieveronderstellingen De Regt, Van Duin en Stoeldraijer, 2021). De immigratie van mensen met een eerste-generatie migratieachtergrond wordt opgesplitst in asielimmigratie en niet-asielimmigratie. Het aantal asielmigranten wordt geschat uit het aantal asielverzoeken, op grond van informatie over toekenningen en aantallen nareizigers uit het verleden. Het aantal toekomstige asielverzoeken voor Nederland wordt geschat op basis van het gemiddelde aantal asielverzoeken per inwoner voor West-Europese landen over een langere periode. Het aantal toekomstige niet-asielimmigranten wordt, per prognosegroep, via regressiemodellen geschat. In deze modellen wordt rekening gehouden met een trendmatige groei van de immigratie, de economische situatie in Nederland en specifieke factoren voor bepaalde groepen zoals toetreding tot de Europese Unie en de Brexit. De immigratie van mensen met een Nederlandse achtergrond en mensen met een tweede-generatie migratieachtergrond wordt geschat met behulp van emigratiecijfers en terugkeercijfers.

In de vorige prognose werd rekening gehouden met effecten van de coronapandemie op de immigratie naar Nederland. Aangenomen werd dat de invloed van corona door de tijd heen steeds meer zou afnemen. In de huidige prognose worden geen nieuwe effecten meer verondersteld voor de toekomstige immigratie: op hoofdlijnen komt de immigratie weer overeen met de stromen van voor de coronapandemie. De vraag naar arbeid is nog altijd hoog, wat de arbeidsmigratie op dit moment stimuleert.

Het aantal asielimmigranten per jaar fluctueert sterk en hangt samen met internationale conflicten. Zo nam in de jaren 1990 het aantal asielimmigranten toe door de conflicten in voormalig Joegoslavië, en in de jaren 2015-2017 zijn (relatief) veel vluchtelingen naar Nederland gekomen als gevolg van de oorlog in Syrië. Dergelijke internationale conflicten laten zich niet voorspellen en voor de prognose wordt het aantal asielimmigranten daarom constant gehouden op een jaarlijks verwacht gemiddeld niveau. In de Bevolkingsprognose 2020–2070 werd uitgegaan van gemiddeld 18 duizend asielimmigranten per jaar op de lange termijn (De Regt, Van Duin en Stoeldraijer, 2021). In 2021 nam echter het aantal eerste asielverzoeken toe, met name van Syriërs en Afghanen. In 2022 zet die toename door en ook voor 2023 wordt een toename verwacht (NRC, 2022). De toename van het aantal eerste asielverzoeken zal leiden tot een toename van het aantal asielmigranten. Voor de eerstkomende jaren wordt daarom in de Kernprognose 2022–2070 een hoger niveau verwacht dan het gemiddelde van 18 duizend asielmigranten per jaar (48 duizend verdeeld over 2022 tot en met 2025). Vanaf 2026 wordt weer van 18 duizend asielmigranten per jaar uitgegaan.

Oekraïners

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne hebben 100 duizend vluchtelingen zich in Nederland ingeschreven (voorlopige cijfers tot en met oktober 2022). Ook elders in West-Europa vestigden miljoenen Oekraïners zich (IOM, 2022). Wonen en werken is voor hen mogelijk op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de Europese Unie.

De meeste Oekraïners kwamen in maart en april van 2022 naar Nederland. De laatste weken bedroeg de instroom ongeveer 1100-1300 per week. Het merendeel van de hier ingeschreven Oekraïners bestaat uit vrouwen en kinderen. Voor mannen boven de 18 jaar is het lastiger het land te ontvluchten. Inmiddels is 8 procent van de Oekraïners die zich in Nederland hebben ingeschreven, weer vertrokken, het merendeel (twee derde) terug naar Oekraïne. Vrouwen emigreren vaker dan gemiddeld en mannen juist wat minder. Ook lijkt de vertrekgeneigdheid van latere cohorten wat af te nemen.

3.3.2 Als ingezetene ingeschreven vanuit Oekraïne in 2022, per week
 Aantal (x 1 000)
80,010
90,088
100,796
114,408
1210,170
1311,465
149,270
157,912
165,850
174,523
183,751
193,922
203,070
212,115
222,240
232,045
241,818
251,816
261,784
271,566
281,720
291,490
301,551
311,451
321,222
331,304
341,344
351,389
361,414
371,111
381,253
391,211
401,156
411,188
421,088
431,067

In 2022 zijn twee publicaties verschenen met verwachtingen over de instroom en terugkeer van Oekraïense vluchtelingen naar Nederland. Op basis van een rapport van Instituut Clingendael (Instituut Clingendael, 2022) kan Nederland ongeveer 30 duizend vluchtelingen verwachten per miljoen vluchtelingen uit Oekraïne. Bij het huidige aantal van ongeveer 7 miljoen Oekraïners die hun land zijn ontvlucht, betekent dit voor Nederland een verwacht aantal van 200 duizend vluchtelingen uit Oekraïne. In deze schattingen is aangenomen dat, naast vluchtelingen die direct uit Oekraïne naar Nederland kwamen, er ook doorstroming zal zijn van vluchtelingen die allereerst in EU-landen nabij Oekraïne zijn opgevangen. Ook verwacht Clingendael dat een deel van de vrouwen en kinderen in de eerste stroom vluchtelingen in Nederland zal willen blijven, wat tot volgmigratie van mannen zal leiden (gezinshereniging). De kortetermijnprognose van Eurostat van 28 september 2022 bevat twee scenario’s voor wat betreft de oorlog in Oekraïne (Eurostat, 2022). In het scenario met hoge instroom van vluchtelingen uit Oekraïne worden 89 duizend vluchtelingen naar Nederland verwacht, van wie er eind 2031 nog 25 duizend in Nederland woonachtig zijn. In het zeer hoge scenario wordt een instroom verwacht van 148 duizend van wie er eind 2031 nog 58 duizend in Nederland woonachtig zijn.

Voor meer informatie over het mogelijke verloop van de immigratie en terugkeer van Oekraïners, zijn er de afgelopen 30 jaar twee periodes geweest met hoge aantallen vluchtelingen die in relatief korte tijd naar Nederland kwamen: Joegoslaven begin jaren ‘90 van de vorige eeuw en Syriërs sinds 2014. De regeling voor Oekraïners om zich in Nederland te vestigen lijkt veel op de regeling die in de jaren ‘90 voor Joegoslaven werd ingesteld. Tussen 1991 en 1995 kwamen jaarlijks gemiddeld 6,5 duizend Joegoslaven naar Nederland en in 1999 en 2000 opnieuw duizenden vluchtelingen. Van de eerste groep was na bijna 20 jaar ongeveer 18 procent weer vertrokken, van de groep die later naar Nederland kwam, was dit na 10 jaar al 35 procent. Het deel wat binnen een jaar vertrokken was, lag over het algemeen een stuk lager dan de retourpercentages voor Oekraïners in 2022. Sinds 2014 zijn 115 duizend Syriërs naar Nederland gekomen, met name in 2015-2017. Sinds 2021 is er sprake van een toenemend aantal Syriërs dat naar Nederland komt. De emigratie sindsdien bestaat uit enkele honderden Syriërs per jaar.

Het lijkt aannemelijk dat er geen snel einde komt aan de oorlog in Oekraïne. Vanwege mogelijke doormigratie en gezinshereniging wordt verondersteld dat het aantal Oekraïners op 200 duizend uitkomt (110 duizend in 2022 en 90 duizend verdeeld over de drie jaar erna). Voor het retourpercentage wordt verondersteld dat dit uitkomt op 42 procent, gelijk aan dat bij de Joegoslaven die eind jaren 1990 naar Nederland kwamen.

Toekomstige ontwikkeling van de immigratie

Op de korte termijn wordt, na de piek door de oorlog in Oekraïne, een afname van het aantal immigranten verwacht. Net als in de Bevolkingsprognose 2020–2070 en Kernprognose 2021–2070 worden in de Kernprognose 2022–2070 voor de lange termijn in totaal gemiddeld ruim 290 duizend immigranten per jaar verwacht.

3.4 Emigratie

De emigratie van mensen die in het buitenland geboren zijn, nam toe van 78 duizend rond 2010 tot 121 duizend in 2019. Tijdens de coronapandemie nam de migratie tussen landen af: er kwamen minder mensen naar Nederland en daardoor keerden vervolgens ook minder mensen naar het buitenland terug. De groei van de emigratie van in het buitenland geboren personen stokte daardoor in 2020, en daalde in 2021 tot 109 duizend. De emigratie van mensen die in Nederland zijn geboren, is de afgelopen jaren gedaald: van 48 duizend in 2015 naar 40 duizend in 2019. In het eerste coronajaar 2020 daalde het scherp naar 31 duizend, om vervolgens weer toe te nemen naar 36 duizend in 2021.

De Kernprognose 2021–2070 veronderstelde dat de emigratie van in het buitenland geboren mensen zou toenemen tot 121 duizend in 2022. Op basis van de voorlopige cijfers tot en met oktober 2022 komt deze emigratie in 2022 echter uit op 130 duizend (waarvan een deel Oekraïense emigranten). Ook de emigratie van in Nederland geboren mensen komt hoger uit dan verwacht, te weten 44 duizend volgens de voorlopige cijfers tegen 38 duizend volgens de prognose.

3.4.1 Migratieachtergrond emigranten
 In Nederland geboren (x 1 000)In het buitenland geboren (x 1 000)
199539,86942,326
199641,76350,182
199739,16042,813
199837,11342,176
199936,92541,854
200038,55140,426
200140,41942,147
200244,87952,039
200347,16057,671
200448,64661,589
200555,16164,564
200660,81171,659
200757,72964,847
200852,55465,225
200941,18970,708
201042,90378,448
201147,27485,920
201246,64797,844
201345,77199,898
201447,821100,041
201547,610101,899
201646,393105,152
201744,495109,797
201842,458114,908
201940,249120,780
202031,460121,033
202135,974109,356
2022*44,124130,278

Model en veronderstellingen voor de emigratie

De toekomstige emigratie van mensen die in het buitenland zijn geboren, wordt geschat door veronderstellingen over het emigratiegedrag naar verblijfsduur te combineren met de immigratieveronderstellingen: hoeveel immigranten vertrekken weer, en na hoeveel jaar? De veronderstellingen voor het emigratiegedrag zijn gebaseerd op het waargenomen gedrag van de immigratiecohorten sinds 1999 (Stoeldraijer et al., 2020). Sinds eind jaren 1990 is het aandeel immigranten dat snel weer vertrekt gestegen, onder meer als gevolg van het toegenomen aandeel arbeids- en studiemigratie. Door de hoge asielmigratie in 2015-2017 was het aandeel hiervan weer iets gedaald: de meeste asielmigranten blijven. Het deel dat wel vertrekt, doet dat vaak na een langer verblijf. Ook recent, als gevolg van de coronapandemie, lag de vertrekkans iets lager: immigranten die kwamen, vertrokken ook minder snel. Met name voor migranten van buiten de EU ligt de vertrekkans momenteel nog lager dan vóór de coronapandemie.

3.4.2 Immigranten en emigranten
 Immigranten (x 1 000)Emigranten (x 1 000)
199596,09982,195
1996108,74991,945
1997109,86081,973
1998122,40779,289
1999119,15178,779
2000132,85078,977
2001133,40482,566
2002121,25096,918
2003104,514104,831
200494,019110,235
200592,297119,725
2006101,150132,470
2007116,819122,576
2008143,516117,779
2009146,378111,897
2010154,432121,351
2011162,962133,194
2012158,374144,491
2013164,772145,669
2014182,949147,862
2015204,615149,509
2016230,739151,545
2017234,957154,292
2018243,737157,366
2019269,064161,029
2020220,853152,494
2021252,528145,330
2022*402,459174,402

Omdat de emigratiekans van in Nederland geborenen sterk is opgelopen, wordt hier direct aangesloten bij de veronderstellingen uit de Bevolkingsprognose 2020–2070. Voor de in het buitenland geboren emigranten wordt geleidelijker aangesloten bij de veronderstellingen uit de Bevolkingsprognose, met name voor asielmigranten. Dit omdat het effect van de coronapandemie langer lijkt aan te houden en/of van een inhaalslag nog beperkt sprake is.

Toekomstige ontwikkeling van de emigratie

Het aantal in het buitenland geboren emigranten loopt naar verwachting op van 130 duizend in 2022 (raming op basis van voorlopige cijfers tot en met oktober 2022) naar structureel ruim 190 duizend per jaar vanaf 2040. Voor het aantal in Nederland geboren personen wordt een stijging van 44 duizend in 2022 (raming) naar 47 duizend rond 2030 verwacht.

Het totale aantal emigranten loopt naar verwachting op tot 240 duizend in 2030 en 246 duizend op de lange termijn. Na 2035 is het aantal emigranten nagenoeg gelijk aan het aantal voorzien in de Kernprognose 2021–2070.

3.4.3 Emigranten (inclusief administratieve correcties)
 WaarnemingPrognose 2021-2070Prognose 2022-2070Prognose-interval (95%)Prognose-interval (67%)
199582,195
199691,945
199781,973
199879,289
199978,779
200078,977
200182,566
200296,918
2003104,831
2004110,235
2005119,725
2006132,47
2007122,576
2008117,779
2009111,897
2010121,351
2011133,194
2012144,491
2013145,669
2014147,862
2015149,509
2016151,545
2017154,292
2018157,366
2019161,029
2020152,494
2021145,33138,66
2022174,394158,848174,394157,07 – 195,978165,244 – 183,912
2023181,99194,191170,428 – 224,8181,166 – 208,729
2024204,453210,126180,908 – 248,818193,511 – 228,728
2025213,831223,891190,776 – 268,154205,505 – 244,385
2026220,524233,44196,838 – 283,963213,39 – 256,128
2027225,877237,196197,502 – 291,156215,653 – 261,685
2028229,857238,714196,5 – 295,479216,291 – 264,853
2029232,844239,554196,14 – 299,677216,358 – 266,888
2030234,742239,785194,587 – 301,465215,998 – 268,226
2031235,988239,81193,508 – 301,893215,391 – 269,221
2032236,911239,815192,583 – 304,191214,957 – 269,687
2033237,477239,71190,988 – 306,527214,338 – 269,763
2034237,798239,53189,424 – 307,332213,341 – 270,349
2035238,158239,507189,022 – 308,974212,562 – 271,333
2036238,549239,605188,266 – 311,285211,804 – 272,438
2037238,949239,78188,085 – 312,843211,391 – 274,031
2038239,263239,921187,993 – 313,424210,841 – 275,155
2039239,49240,015187,62 – 314,555210,357 – 276,028
2040239,699240,123186,512 – 315,743209,996 – 276,259
2041239,849240,197185,664 – 317,065209,925 – 275,942
2042240,043240,324184,317 – 317,854210,038 – 276,133
2043240,27240,494183,681 – 318,968210,377 – 276,536
2044240,538240,718182,639 – 320,957210,903 – 276,984
2045240,799240,943181,955 – 321,966211,284 – 277,467
2046241,055241,17181,2 – 322,665211,446 – 278,474
2047241,297241,389180,945 – 322,928211,0 – 279,388
2048241,544241,618180,177 – 323,687210,408 – 280,111
2049241,808241,867180,101 – 323,007209,754 – 280,978
2050242,041242,088180,032 – 323,844208,515 – 281,69
2051242,405242,442180,045 – 324,791207,619 – 281,939
2052242,729242,749180,122 – 327,603207,266 – 282,442
2053242,987242,996180,095 – 328,153206,964 – 282,743
2054243,229243,234179,735 – 328,342206,67 – 282,617
2055243,463243,467179,084 – 327,235207,14 – 282,692
2056243,669243,672178,362 – 326,917207,571 – 283,296
2057243,876243,879177,588 – 326,236207,765 – 283,898
2058244,059244,062177,157 – 327,913207,864 – 284,646
2059244,237244,24176,493 – 330,794208,069 – 285,899
2060244,392244,395175,877 – 331,919207,898 – 286,314
2061244,531244,534175,319 – 332,608207,634 – 287,06
2062244,684244,686175,417 – 332,889207,338 – 287,165
2063244,823244,825175,419 – 332,741206,868 – 287,746
2064244,927244,929175,331 – 332,246206,451 – 288,178
2065245,046245,048175,798 – 332,633206,144 – 289,169
2066245,142245,144175,952 – 331,791206,216 – 289,096
2067245,237245,239174,972 – 331,776205,959 – 288,97
2068245,315245,317175,165 – 330,933206,372 – 288,674
2069245,38245,382174,703 – 329,877206,886 – 287,787
2070245,615245,565174,906 – 331,489206,645 – 288,13