1. Inleiding
Heeft u zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld? Op grond waarvan heeft u zich gediscrimineerd gevoeld? Op welke manier heeft u zich gediscrimineerd gevoeld? Heeft u deze discriminatie gemeld?
Deze vier vragen zijn in de internetenquête van de Veiligheidsmonitor 2021 aan 173 duizend inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder gesteld. Op basis van hun antwoorden schetst dit artikel de discriminatie die in Nederland wordt ervaren.
Het is voor het eerst dat het thema discriminatie in de tweejaarlijkse Veiligheidsmonitor is onderzocht. Aanleiding hiervoor is de maatschappelijke en politieke urgentie: discriminatie is steeds meer onderwerp van discussie in de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan berichtgeving over etnisch profileren door de politie op straat, het institutioneel discrimineren door de Belastingdienst bij de toeslagenaffaire, het discrimineren van mensen op grond van godsdienst of levensovertuiging, en de achterstelling van bepaalde bevolkingsgroepen op de arbeidsmarkt.
Ook op de politieke agenda neemt discriminatie een steeds prominentere plaats in. Zo heeft het kabinet Rutte III de aanpak van discriminatie tot een speerpunt van beleid gemaakt. Deze kabinetsaanpak zal in de komende jaren haar vruchten moeten afwerpen. De aanpak bestaat onder andere uit het nemen van infrastructurele maatregelen (bijvoorbeeld het verbeteren van de toegankelijkheid van antidiscriminatievoorzieningen zoals meldpunten), maatregelen op bepaalde terreinen (bijvoorbeeld de arbeidsmarkt), en specifieke maatregelen die tot doel hebben om een bepaald type discriminatie te bestrijden. Bij deze laatste maatregelen gaat het onder andere om het tegengaan van moslimdiscriminatie, discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en discriminatie op grond van beperkingen of handicap (Kamerbrief Kabinetsaanpak van discriminatie, 2020).
In dit artikel gaat het om ervaren discriminatie, dat wil zeggen de mate waarin mensen zelf het gevoel hebben gediscrimineerd te zijn. Ervaren discriminatie hoeft niet altijd overeen te komen met feitelijke discriminatie: ‘het nadelig behandelen van personen omdat zij behoren tot een bepaalde groepering of tot een bepaalde groepering worden gerekend’ (Köbben 1985; Veenman 1990, 2003). Maar ook wanneer er geen feitelijke discriminatie aan ervaren discriminatie ten grondslag ligt, is de ervaring op zichzelf voldoende om te zorgen voor effecten op gedrag en gevoelens van mensen.
Mensen kunnen letterlijk ziek worden van het ervaren van discriminatie: zo tonen diverse studies een verband aan tussen het ervaren van discriminatie en depressie (Klonoff et al. 2000; Schmitt et al. 2002; Liebkind en Jasinskaja-Lahti 2000). Mensen die discriminatie ervaren kampen met een lager zelfbeeld (Branscombe et al. 1999; Swim et al. 2001) en voelen zich onveiliger in bepaalde situaties (Andriessen et al. 2014).
Ook deze gevoelens van onveiligheid zijn in de Veiligheidsmonitor 2021 gemeten. In dit artikel wordt daarom, naast ervaren discriminatie op zichzelf, ook de samenhang tussen ervaren discriminatie en onveiligheidsgevoelens beschreven.
Aangezien het thema discriminatie in de Veiligheidsmonitor 2021 voor het eerst onderzocht is, kan geen vergelijking in de tijd worden gemaakt. Met ingang van de volgende editie in 2023 zal dit voor het eerst mogelijk zijn.
Een werkgever mag bovendien geen onderscheid maken op grond van arbeidsduur (voltijd- of deeltijdwerk) en op grond van het soort contract (tijdelijk of vast). Werkgerelateerde discriminatie is niet alleen in de Veiligheidsmonitor maar ook in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) onderzocht (zie eind paragraaf 3).
In het vervolg van dit artikel wordt in paragraaf 2 een algemeen beeld geschetst van de mate waarin inwoners van Nederland zich in 2021 gediscrimineerd voelden en op welke gronden dat het meest gebeurde. Daarna wordt in paragraaf 3 ingezoomd op enkele discriminatiegronden en wordt beschreven in welke mate verschillende bevolkingsgroepen op deze gronden discriminatie ervaren. Paragraaf 4 beschrijft regionale verschillen in het ervaren van discriminatie. Paragraaf 5 beschrijft op welke manieren discriminatie zich manifesteert en in welke mate verschillende bevolkingsgroepen hiermee te maken hebben. In paragraaf 6 staat het melden van discriminatie centraal. Vervolgens wordt de relatie tussen discriminatie en onveiligheidsgevoelens onderzocht (paragraaf 7). Afgesloten wordt met de belangrijkste conclusies.