2. Totaaloverzicht
Figuur 2.1 geeft een overzicht van de onderwerpen die in de komende hoofdstukken aan bod komen. Uit de figuur blijkt dat terwijl de productie van de landbouw langzaam steeg, het gebruik van dierlijke mest en kunstmest daalde. Het energieverbruik en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bleven min of meer gelijk. De ontwikkeling van het krachtvoergebruik is tweeledig: de aanvoer van stikstof in krachtvoer naar varkens en pluimvee daalde. De aanvoer naar rundvee daalde vanaf 1995, maar nam na 2012 weer sterk toe. Het watergebruik is niet opgenomen in de grafiek; dit hangt veel sterker samen met het weer dan met de productie.
Productievolume (1995=100) | Energieverbruik (1995=100) | Aanvoer stikstof in dierlijke mest naar landbouwgrond (1995=100) | Aanvoer stikstof in kunstmest naar landbouwgrond (1995=100) | Gebruik bestrijdingsmiddelen (1995=100) | Aanvoer stikstof in krachtvoer naar varkens en pluimvee (1995=100) | Aanvoer stikstof in krachtvoer naar rundvee (1995=100) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1995 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
1996 | 99,3 | 110,4 | 100,4 | 95,9 | 99,7 | 93 | |
1997 | 103,1 | 98,1 | 96,7 | 98,7 | 96,2 | 84,8 | |
1998 | 100,8 | 97,9 | 89,1 | 99,2 | 101,2 | 96,2 | 83,6 |
1999 | 104,8 | 96,2 | 86 | 94,3 | 98,4 | 78,4 | |
2000 | 105,8 | 97,2 | 80,9 | 83 | 89,7 | 93,4 | 76 |
2001 | 101,6 | 94,9 | 77,8 | 72,4 | 87,8 | 73,7 | |
2002 | 101,3 | 88,8 | 71 | 70,9 | 83,7 | 71,3 | |
2003 | 101,7 | 88,9 | 70,3 | 70,4 | 73 | 71,9 | |
2004 | 106,5 | 90,2 | 67,4 | 72,9 | 92,1 | 76,8 | 71,9 |
2005 | 106,2 | 93,1 | 66,8 | 67,5 | 81,8 | 70,2 | |
2006 | 105,8 | 83,1 | 66,3 | 69,6 | 81,8 | 69 | |
2007 | 108,1 | 84,6 | 65,8 | 61,9 | 83,7 | 67,8 | |
2008 | 110,6 | 87,4 | 65 | 57 | 94,1 | 87,1 | 74,3 |
2009 | 112,9 | 88,1 | 63 | 54,4 | 87,8 | 72,5 | |
2010 | 113,3 | 100,2 | 63,9 | 52,8 | 88,1 | 75,4 | |
2011 | 112,6 | 89,2 | 62,7 | 51,5 | 88,1 | 73,1 | |
2012 | 112,8 | 90,8 | 59,4 | 51,5 | 99,5 | 85,9 | 70,2 |
2013 | 114,4 | 90,6 | 61,6 | 55,7 | 85,9 | 76 | |
2014 | 115,6 | 84 | 63,6 | 54,9 | 85,3 | 83 | |
2015 | 117,1 | 88,7 | 63,9 | 63,1 | 87,5 | 84,2 | |
2016 | 119,6 | 89,3 | 64,5 | 59,3 | 96,9 | 86,8 | 94,2 |
2017 | 120,4 | 89,7 | 67 | 59,3 | 85,9 | 93,6 | |
2018 | 117,9 | 96,3 | 67 | 54,6 | 84 | 89,5 | |
2019 | 120 | 96,3 | 64,8 | 55,4 | 82,4 | 86 | |
2020 | 119,5 | 94 | 65 | 56,7 | 86,1 | 81,5 | 90,6 |
2021 | 119,6 | 94,6 | |||||
2.1 De landbouw in de Nederlandse economie
Volgens eerder onderzoek was de landbouw in 2019 goed voor circa 1,4 procent van het bruto binnenlands product (Afrian, Van der Wal en Hoeksma, 2020). In 2021 was de toegevoegde waarde van de landbouw bijna 11 miljard euro, wat neerkomt op 1,3 procent van het bbp. De toegevoegde waarde is de waarde van geproduceerde goederen en diensten minus de waarde van goederen en diensten die tijdens de productie verbruikt zijn. De primaire landbouw bestaat uit akkerbouw, tuinbouw, veehouderij en agrarische diensten. Andere activiteiten die onder het agrocomplex (de benaming voor het geheel van directe en indirecte activiteiten rond de landbouw) vallen, zoals de verwerkende industrie van voedingsmiddelen, zijn in die 1,3 procent niet meegerekend. Het aandeel van de landbouw in het bbp is een maatstaf voor het belang van de landbouw in de Nederlandse economie. In 1995 bedroeg het aandeel van de landbouw in de Nederlandse economie nog 2,8 procent. Het belang nam tussen 1995 en 2009 gestaag af tot 1,3 procent en is sindsdien niet verder gedaald. Absoluut gezien stegen de productie en de toegevoegde waarde van de landbouw in de afgelopen decennia, maar het bbp steeg sneller, waardoor het aandeel afnam. De toegevoegde waarde van de landbouw ontwikkelde zich traag ten opzichte van het bbp doordat de outputprijzen van de landbouw minder snel stegen dan de verbruiksprijzen van bijvoorbeeld krachtvoer, energie of kunstmest.De totale productiewaarde van landbouwgoederen bedroeg 1,6 procent van de totale productie (goederen en diensten) van de Nederlandse economie in 2021. Het energieverbruik was 6,8 procent van het totale energieverbruik in Nederland. Het waterverbruik van de landbouw bedroeg 2,3 procent van het totaal. Het gebruik van veevoer, kunstmest en bestrijdingsmiddelen komt vrijwel volledig op conto van de landbouw.