1. Inleiding
Sinds de eerste positief geteste patiënt in Nederland met COVID-19 op 27 februari 2020 en het eerste sterfgeval aan COVID-19 op 6 maart nam de totale sterfte in Nederland wekelijks toe. Tot en met week 10 van 2020 overleden gemiddeld iets meer dan 3,1 duizend mensen per week. Daarna steeg de sterfte naar een maximum van iets meer dan 5,1 duizend in week 14. In week 20 was de wekelijkse sterfte weer terug op een vergelijkbaar niveau als in dezelfde periode in eerdere jaren. In de negen weken van de eerste golf van de corona-epidemie in Nederland (week 11 tot en met 19) overleden in totaal naar schatting bijna 9 duizend mensen meer dan men zou verwachten (CBS, 15 mei 2020), volgens het RIVM naar schatting 9,6 duizend mensen (Van Asten et al., 2021).
Tijdens de winter van 2017/’18, (week 50 van 2017 tot en met week 15 van 2018) was in Nederland sprake van een langdurige griepepidemie. Net als tijdens de corona-epidemie raakte de zorg overbelast door patiënten die als gevolg van ernstige complicaties van de griep, onder meer longontsteking, opgenomen moesten worden (Reukers et al., 2018). Volgens schattingen van het RIVM waren destijds 900 duizend mensen besmet met het griepvirus en moesten ongeveer 16 duizend mensen in het ziekenhuis worden opgenomen. De extra zorgvraag door de griepepidemie en problemen met de uitstroom uit het ziekenhuis naar vervolgzorg leidden ook toen tot een tekort aan ic- en klinische bedden. Daarnaast kwam het zorgaanbod onder druk te staan omdat het zorgpersoneel eveneens getroffen werd door griep. Dit leidde ertoe dat ook toen reguliere zorg moest worden afgeschaald en SEH-posten tijdelijk werden gesloten (LNAZ, 2018; Kamerstukken II, 29 247, nr. 255, 2018). Net als nu was ook sprake van een periode met verhoogde sterfte. Volgens het RIVM overleden gedurende die periode naar schatting 9,4 duizend mensen meer dan men zou verwachten (Reukers et al., 2018). In een gemiddelde griepepidemie overlijden 4 duizend mensen meer dan men zou verwachten (Van Asten et al., 2021).
Tussen beide epidemieën bestaat ook een aantal verschillen. Griep wordt veroorzaakt door het al lang bestaande influenzavirus, COVID-19 door een nieuw coronavirus (SARS-CoV-2). Tegen griep hebben mensen immuniteit opgebouwd. Omdat het coronavirus volledig nieuw is voor mensen, is dat hierbij (nog) niet het geval. Een ander belangrijk verschil tussen de twee epidemieën is dat jaarlijks een groot aantal Nederlanders met een verhoogd risico op complicaties bij griep gevaccineerd wordt. In 2017 was 18 procent van de Nederlanders gevaccineerd tegen griep (influenza). Van de doelgroep met een hoog risico op complicaties bij griep werd 51,3 procent gevaccineerd (Heins, Hooiveld en Korevaar, 2019). Begin 2020, toen de eerste besmetting met COVID-19 in Nederland werd geconstateerd, bestond voor COVID-19 nog geen goede behandelingsstrategie, laat staan een vaccin. Om te voorkomen dat het aantal besmettingen sterk toe zou nemen, zijn bij de bestrijding van de corona-epidemie een aantal ingrijpende maatregelen genomen (zie kader) waarmee Nederland in een ‘intelligente lockdown’ werd gebracht. Zo sloten scholen, winkels, horecagelegenheden, musea en pretparken, werd bezoek aan verpleeghuizen verboden en werden bijeenkomsten zoals bruiloften en begrafenissen beperkt in het aantal personen dat daarbij werd toegelaten. Bovendien werden beperkingen opgelegd aan de hoeveelheid sociale contacten die binnen- en buitenshuis toegestaan werden. Als laatste is een belangrijk verschil dat het overheidsbeleid zich sterk heeft gericht op gedragsveranderingen bij mensen: handen wassen, geen handen schudden of zoenen, anderhalve meter afstand houden, alles gericht op ‘social distancing’ en het daarmee beperken van de kans op besmetting. Zonder deze maatregelen zou het aantal besmettingen, evenals het aantal mensen wat aan corona zou overlijden, waarschijnlijk aanzienlijk hoger zijn geweest (van Asten et al., 2021).
Volgens de Doodsoorzakenstatistiek overleden in de eerste helft van 2020 ruim 10 duizend mensen bij wie COVID-19 als onderliggende doodsoorzaak werd vastgesteld (CBS, 1 oktober 2020). Hierbij ging het om personen waarbij COVID-19 was vastgesteld (positieve PCR-test) of om personen bij wie een sterk vermoeden daarvan bestond op basis van een klinisch-epidemiologische diagnose. De doodsoorzakenstatistiek is een valide bron voor het meten van het aantal overledenen als gevolg van COVID-19, omdat artsen expliciet de doodsoorzaak als zodanig noteren (CBS, 31 juli 2020). Voor griep ligt dat anders: bij de meeste patiënten die mogelijk als gevolg van griep zijn overleden, wordt geen laboratoriumdiagnostiek verricht en wordt griep gewoonlijk niet vermeld als bijkomende doodsoorzaak (Van Gageldonk et al., 2018). Dit komt omdat griepsymptomen en eventuele complicaties aspecifiek zijn; symptomen als hoesten, koorts en moeheid kunnen passen bij een besmetting met het griepvirus, maar passen ook bij een groot aantal andere ziektebeelden (Hobbs et al., 2019). Een complicatie als longontsteking wordt veel gezien bij griep, maar past eveneens bij andere aandoeningen. Epidemieën van griep worden daardoor wel gekenmerkt door een toename van de sterfte aan longontsteking (Harteloh, 2017), maar dit is op zichzelf onvoldoende indicatie voor sterfte door griep. Feitelijk kan alleen een laboratoriumtest uitsluitsel geven voor besmetting met een griepvirus. Een dergelijke test wordt lang niet altijd uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat er geen klinische noodzaak toe is. Echter, bij een eventueel overlijden van de patiënt wordt daardoor griep niet vaak als onderliggende doodsoorzaak getypeerd. In 2018 was bij ongeveer 1,2 duizend overledenen griep de doodsdoorzaak.
Omdat dus niet altijd exact bekend is hoeveel mensen er overlijden als gevolg van de griep, wordt als benadering gekeken naar de oversterfte. Oversterfte is een tijdelijke, bijzondere stijging van het aantal overledenen en wordt berekend door van het waargenomen aantal overledenen het verwachte aantal overledenen in dezelfde periode af te trekken. Uitgaan van de oversterfte voor griep levert betere schattingen op dan tellingen van de het aantal sterfgevallen door griep (Muscatello et al., 2014). Ook voor de periode van de corona-epidemie kan de oversterfte worden berekend (zie ook Kunst et al., 2020).
In dit artikel wordt beschreven hoe de (over)sterfte en de ontwikkeling daarvan tijdens de eerste golf van de corona-epidemie en de griepepidemie van 2017/’18 verschilde naar regio, leeftijd, geslacht en wel of geen gebruik maken van zorg vanuit de Wet Langdurige Zorg (Wlz). In hoeverre de maatregelen effect hebben gehad op de oversterfte tijdens de corona-epidemie, valt buiten de scope van dit artikel.