3. Resultaten
3.1 Wisselen van studie
Het percentage hbo-studenten dat binnen vier jaar na de start wisselt van studie was tot cohort 2012 vrij stabiel rond de 18,5 procent. Voor cohort 2013 daalde dit tot 17,5 procent gevolgd door een daling tot 16,5 in 2014 en 16 procent in 2015. Bij wo-studenten is het percentage dat binnen vier jaar van studie is gewisseld vrij gelijkmatig gedaald. Het percentage daalde van 14,4, het hoogste punt in 2007, tot 12 in de periode 2011–2013 en tot 11,6 procent in 2014 en 2015. De daling van het wisselen van studie lijkt dus niet gelijk te lopen met de invoering van het leenstelsel, maar die laatste kan wel een rol hebben gespeeld. Studenten uit eerdere cohorten hebben mogelijk minder vaak van studie gewisseld om geen vertraging op te lopen en daardoor onder het leenstelsel een masteropleiding te moeten volgen. Zij zijn zich mogelijk ook bewust van discussies over het leenstelsel en de invoering daarvan. Opvallend is dat het wisselen van studie niet is toegenomen in de twee boeggolf-cohorten (2013 en 2014) waarin studenten minder vaak een tussenjaar namen voor de start in het hoger onderwijs.
Percentage hbo gewisseld van studie (%) | |
---|---|
2007 | 18,77 |
2008 | 18,68 |
2009 | 18,41 |
2010 | 18,52 |
2011 | 18 |
2012 | 18,58 |
2013 | 17,53 |
2014 | 16,63 |
2015 | 16,03 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Percentage gewisseld van studie (%) | |
---|---|
2007 | 14,45 |
2008 | 13,46 |
2009 | 13,7 |
2010 | 12,98 |
2011 | 12,37 |
2012 | 11,92 |
2013 | 12,06 |
2014 | 11,68 |
2015 | 11,56 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Verschillen tussen welvaartsgroepen bij wisselen van studie
Met behulp van de multivariate analyses wordt onderzocht of er een verschil is in de trend bij het wisselen van studie per welvaartstertiel. Model 1 (tabel 4) bevestigt het beeld van de beschrijvende analyses dat vanaf 2014 het percentage hbo-studenten dat van studie wisselt lager lag dan in 2012. In 2014 lag het percentage studenten dat wisselt van studie 1,8 procentpunt lager, in 2015 2,5 procentpunt. Er zijn ook verschillen tussen welvaartstertielen in de kans om te wisselen van studie. Studenten uit het middelste welvaartstertiel hebben een 2,1 procentpunt lagere kans om te wisselen van studie, studenten uit het hoogste welvaartstertiel een 3,8 procentpunt lagere kans.
In model 2 zijn interacties tussen de welvaartstertielen en cohorten toegevoegd. Het doel van deze interacties is het toetsen of de verschillen tussen welvaartstertielen in de kans om te wisselen van studie zijn toegenomen sinds de invoering van het leenstelsel. De analyse toont aan dat dit niet het geval is. De verschillen tussen de tertielen, dus naar de materiële positie van de ouders, blijven stabiel over de verschillende jaren.
In beide modellen zijn alle genoemde controlevariabelen meegenomen. De analyses tonen aan dat onder hbo-studenten vaker van studie gewisseld wordt door studenten die man zijn, een migratieachtergrond hebben, en lagere cijfers hebben behaald op het schoolexamen.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2007 | 21,66 | 19,43 | 17,88 |
2008 | 23,36 | 19,81 | 17,61 |
2009 | 21,49 | 19,17 | 16,81 |
2010 | 22,27 | 18,51 | 16,93 |
2011 | 22,65 | 18,37 | 16,03 |
2012 | 22,18 | 19,63 | 16,71 |
2013 | 22,87 | 18,49 | 16,46 |
2014 | 19,31 | 17,47 | 15,49 |
2015 | 20,78 | 16,57 | 14,52 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controlevariabelen. |
Uit model 1 (tabel 5) blijkt dat wo-studenten sinds 2011 minder kans hadden om te wisselen van studie dan vorige cohorten. Deze trend bleef vrij stabiel gedurende jaren daarna. Vergelijkbaar met de resultaten voor hbo-studenten is de kans om te wisselen voor studenten uit het eerste welvaartstertiel het hoogst. De kans is 1,5 procentpunt lager voor het tweede tertiel en 1,8 procentpunt lager voor het derde tertiel.
Uit model 2 blijkt dat ook bij wo-studenten geen significante toe- of afname was in de verschillen tussen welvaartstertielen om te wisselen van studie. Het leenstelsel lijkt dus geen verschillend effect te hebben voor studenten met uiteenlopende sociaaleconomische achtergronden.
Ook voor wo-studenten geldt dat de kans om van studie te wisselen het hoogst is bij mannen, studenten met een migratieachtergrond, studenten met lagere cijfers op het voortgezet onderwijs, en studenten die sociale- of geesteswetenschappen studeren.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2007 | 16,48 | 14,6 | 14,34 |
2008 | 16,47 | 14,12 | 12,94 |
2009 | 17,23 | 14,04 | 13,36 |
2010 | 18,16 | 12,84 | 12,44 |
2011 | 15,4 | 12,78 | 11,54 |
2012 | 16,22 | 12,21 | 11,24 |
2013 | 14,41 | 13,04 | 11,4 |
2014 | 15,29 | 12,23 | 10,76 |
2015 | 17,73 | 12,13 | 10,73 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controlevariabelen. |
3.2 Behalen bachelordiploma
Het percentage hbo-studenten dat het bachelordiploma binnen vier jaar behaald heeft, daalde van 33 voor cohort 2008 tot 30 voor cohort 2011. Voor de cohorten die hierop volgden nam het slaagpercentage toe tot 32 voor de cohorten 2013 en 2014 en tot 33,5 voor het cohort 2015. Het percentage hbo-studenten dat het bachelordiploma binnen vier jaar behaalde was dus het hoogst voor cohort 2015, maar de verschillen met de voorgaande jaren zijn redelijk laag. Daarnaast lijkt het te gaan om een stijgende trend ingezet vanaf cohort 2012.
Onder de eerste cohorten wo-studenten lag het percentage dat het bachelordiploma binnen 3 jaar behaalde het laagst. Van cohort 2007 behaalde slechts 26 procent van de wo-studenten binnen drie jaar het bachelordiploma. Dit nam toe tot 34 procent voor het cohort 2012. Vanaf 2012 is dit percentage slagers binnen drie jaar vrij stabiel gebleven, schommelend tussen 33 procent en 34 procent. De ‘harde knip’ die in 2012 is ingevoerd, kan hier een rol hebben gespeeld. De harde knip houdt in dat studenten hun volledige bacheloropleiding moeten hebben afgerond alvorens ze aan een masteropleiding beginnen.
De slaagpercentages verbeteren sterk als naar het behalen van het wo-bachelordiploma binnen vier jaar wordt gekeken. Van het cohort wo-studenten van 2007 haalde 53 procent binnen vier jaar het bachelordiploma, van het cohort 2012 was dit 65 procent. Vanaf dat moment is de trend stabiel. Er is dus geen duidelijke invloed van het leenstelsel te zien.
Gemiddeld was 64 procent van de studenten die het hbo-diploma niet binnen vier jaar behaald had nog ingeschreven bij een hoger onderwijs instelling vijf jaar na start studie. Een kleiner deel (36 procent) van de studenten zonder diploma studeerde vijf jaar na start studie niet meer aan het hoger onderwijs. Bij het wo is het percentage studenten zonder diploma dat na vijf jaar nog studeert hoger, namelijk 89 procent.
Percentage hbo bachelor behaald binnen 4 jaar (%) | |
---|---|
2007 | 32,7 |
2008 | 33,3 |
2009 | 31,9 |
2010 | 30,2 |
2011 | 29,9 |
2012 | 30,7 |
2013 | 32,0 |
2014 | 32,2 |
2015 | 33,5 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Percentage bachelor behaald binnen 3 jaar (%) | |
---|---|
2007 | 26,1 |
2008 | 25,4 |
2009 | 26,4 |
2010 | 31,3 |
2011 | 32,2 |
2012 | 34,2 |
2013 | 34,2 |
2014 | 33,4 |
2015 | 33,4 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Percentage bachelor behaald binnen 4 jaar (%) | |
---|---|
2007 | 53,1 |
2008 | 58,2 |
2009 | 59,6 |
2010 | 63,0 |
2011 | 64,2 |
2012 | 65,3 |
2013 | 65,1 |
2014 | 64,7 |
2015 | 65,6 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Verschillen tussen welvaartstertielen in behalen bachelordiploma
Uit model 1 (tabel 6) blijkt dat de kans dat hbo-studenten het bachelordiploma binnen vier jaar halen hoger lag voor cohorten die in 2014 en 2015 begonnen met hun opleiding dan voor cohort 2012. In 2014 lag het percentage 1,1 procentpunt hoger, in 2015 2,5 procentpunt. Het is niet met zekerheid te stellen of het hier om een effect van het leenstelsel gaat, want ook in de periode 2007–2010 lag het percentage iets hoger. Wel is te zien dat het slaagpercentage het hoogst was voor cohort 2015 en dat dit significant hoger is dan voor cohort 2012.
De kans om het hbo-bachelordiploma binnen vier jaar te halen is het kleinst voor studenten uit het eerste welvaartstertiel. De kans is 5,1 procentpunt hoger voor studenten uit tweede welvaartstertiel en 10,6 procentpunt hoger voor studenten uit het derde tertiel. Dit zijn vrij grote verschillen, ermee rekening houdend dat het gemiddelde rond 30 procent ligt. Hierbij is gecontroleerd voor andere kenmerken, zoals de eindexamencijfers in het voortgezet onderwijs.
De interacties tussen het jaar dat wordt gestart met de studie en welvaartstertielen worden in model 2 weer toegevoegd. Uit deze modellen blijkt een kleine toename in de verschillen tussen welvaartstertielen voor cohort 2015. Het percentage studenten van het cohort 2015 uit het eerste welvaartstertiel dat binnen vier jaar het hbo-diploma behaalde was 1,1 procentpunt hoger dan van het cohort 2012 (een niet significant verschil), voor studenten uit het derde tertiel was dit 3,6 procentpunt hoger. Het blijkt dus dat met name hbo-studenten uit het derde welvaartstertiel vaker hun studie binnen de nominale duur afronden in het leenstelsel.
De controlevariabelen tonen dat de kans om een hbo-bachelordiploma te behalen binnen de nominale tijd aanzienlijk hoger is voor vrouwen (18,5 procentpunt hoger), voor studenten zonder migratieachtergrond, studenten met een hoger eindexamen cijfer en studenten in de natuurwetenschappen.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2007 | 21,5 | 30,3 | 36,1 |
2008 | 21,7 | 30,4 | 36,2 |
2009 | 21,6 | 29,8 | 36,6 |
2010 | 22,2 | 29,1 | 34,8 |
2011 | 19,1 | 28,6 | 35,2 |
2012 | 20,4 | 29,3 | 34,7 |
2013 | 20,7 | 28,3 | 35,5 |
2014 | 22,4 | 29,1 | 36,5 |
2015 | 21,5 | 30,8 | 38,3 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controlevariabelen. |
Vervolgens wordt de kans getoetst om binnen drie of vier jaar een wo-bachelor af te ronden. Ook uit deze analyses (tabel 7) blijkt dat die kansen in de periode 2007–2010 significant lager waren dan in 2012 en de daarop volgende jaren. De invoering van het leenstelsel heeft geen invloed gehad op de trend. Net als bij hbo-studenten is het percentage wo-studenten dat een bachelordiploma behaald heeft significant lager voor het eerste tertiel. De kans om binnen drie jaar het bachelordiploma te halen is 1,2 procentpunt hoger voor studenten uit het derde tertiel. De kans voor hen om dat te doen binnen vier jaar is 5,3 procentpunt hoger.
In model 2 wordt getoetst of de verschillen tussen de welvaartstertielen zijn veranderd voor de diverse cohorten. Uit deze analyses blijkt dat zowel voor het behalen van het bachelordiploma binnen drie jaar als binnen vier jaar de verschillen tussen de welvaartstertielen niet zijn veranderd.
Vergelijkbaar met de bevindingen voor het hbo is het percentage wo-studenten dat het bachelordiploma behaald heeft hoger onder vrouwen, studenten zonder migratieachtergrond en studenten met een Surinaamse, Antilliaanse of Westerse migratieachtergrond, studenten met hogere cijfers voor het eindexamen, en studenten die een algemene of natuurwetenschappelijke studie volgen.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2007 | 21,4 | 24,6 | 26,4 |
2008 | 23,1 | 24,1 | 25,6 |
2009 | 22,6 | 25,0 | 26,3 |
2010 | 29,2 | 30,6 | 32,6 |
2011 | 29,9 | 31,8 | 34,1 |
2012 | 31,1 | 33,3 | 35,3 |
2013 | 29,7 | 31,5 | 35,6 |
2014 | 30,0 | 32,3 | 35,6 |
2015 | 30,2 | 30,5 | 34,7 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controle variabelen. |
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2007 | 45,2 | 50,3 | 54,2 |
2008 | 52,9 | 54,3 | 59,9 |
2009 | 52,8 | 55,2 | 60,9 |
2010 | 55,6 | 61,1 | 65,2 |
2011 | 57,1 | 61,9 | 67,8 |
2012 | 57,4 | 62,3 | 67,9 |
2013 | 57,8 | 61,5 | 67,2 |
2014 | 59,5 | 62,8 | 67,8 |
2015 | 59,1 | 62,6 | 67,9 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controle variabelen. |
3.3 Doorstroom naar masteropleiding
Ten slotte wordt de vervolgopleiding onderzocht van wo-studenten die het bachelordiploma hebben behaald binnen drie jaar na het starten met een bacheloropleiding. Cohort 2012 heeft tijdens de bacheloropleiding gestudeerd in het oude studiefinancieringsstelsel maar heeft het bachelordiploma behaald in het jaar waarin het leenstelsel werd ingevoerd. Hierdoor heeft ook cohort 2012 en de daaropvolgende cohorten te maken met studeren in het leenstelsel tijdens de masterfase. In de analyses naar de doorstroom naar masteropleiding en behalen van masterdiploma wordt niet meer gesproken van cohorten maar van het jaar waarin men het bachelordiploma behaald heeft. Het doel van deze analyses is te onderzoeken of studenten die het bachelordiploma behaald hebben minder vaak doorstromen en het masterdiploma behalen in de jaren na de invoering van het leenstelsel. Het percentage studenten dat in het jaar dat het bachelordiploma is behaald, doorstroomde naar de masteropleiding steeg van 78 procent (2010) tot 85 procent (2014). In 2015, het jaar van de invoering van het leenstelsel, daalde het percentage tot 82. In de daaropvolgende jaren zette die daling voort, tot 70 procent in 2018. Het percentage studenten dat doorstroomt is dus het laagste voor de cohorten vanaf 2016 die studeerden met het leenstelsel. Voor cohort 2018 geldt dat zowel de bachelor- als masteropleiding in het leenstelsel wordt gevolgd.
Percentage studenten die na behalen wo bachelor doorstromen na wo master (%) | |
---|---|
2010 | 77,8 |
2011 | 82,0 |
2012 | 81,9 |
2013 | 84,5 |
2014 | 85,3 |
2015 | 82,0 |
2016 | 76,3 |
2017 | 74,4 |
2018 | 69,6 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Het percentage studenten dat een eenjarige master binnen 1 jaar afrondde lag rond 35 procent in de periode 2011–2014. In 2015 daalde dit tot 32 procent. Dit percentage is vanaf dat moment gelijk gebleven. Het lijkt dat deze daling gelijk loopt met de invoering van het leenstelsel. Het verschil is echter klein (3 procentpunt). Van de studenten die begonnen zijn aan een eenjarige master maar deze niet binnen een jaar behaald heeft, studeerde nog 72 procent aan het hoger onderwijs het daaropvolgende collegejaar. De andere studenten, 28 procent van de studenten zonder diploma, zijn (tijdelijk) gestopt met studeren in het hoger onderwijs.
Percentage studenten die wo master behalen binnen 1 jaar (nominale duur) (%) | |
---|---|
2010 | 32,1 |
2011 | 34,6 |
2012 | 36,5 |
2013 | 34,2 |
2014 | 35,6 |
2015 | 32,4 |
2016 | 31,8 |
2017 | 32,2 |
2018 | 32,5 |
1) De percentages zijn ongecontroleerd voor de controlevariabelen. |
Verschillen tussen welvaartstertielen in de doorstroom naar masteropleiding
Het beeld uit de beschrijvende analyses wordt bevestigd in de multivariate analyses. Uit model 1 (tabel 8) blijkt dat het percentage wo-studenten dat na het behalen van het bachelordiploma direct doorstroomde naar de master het hoogst was voor alle cohorten tot en met 2015. Na 2015 is het gedaald tot het laagste niveau in 2018. De kans om direct door te stromen naar de master is het kleinst voor studenten uit het derde tertiel. Het verschil om direct door te stromen naar de masteropleiding tussen het eerste en derde welvaartstertiel is 2,5 procentpunt. Uit de interacties tussen cohort en welvaartstertiel die zijn toegevoegd in model 2 blijkt dat de sociaaleconomische verschillen niet zijn veranderd door de tijd heen.
De controlevariabelen tonen dat de doorstroom vaker voorkwam bij studenten zonder een migratieachtergrond of met een Turkse of Marokkaanse migratieachtergrond, met lagere cijfers op het voortgezet onderwijs en met een niet-algemene studierichting.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2010 | 79,7 | 77,7 | 74,2 |
2011 | 83,9 | 80,9 | 79,6 |
2012 | 86,0 | 82,8 | 80,6 |
2013 | 83,7 | 83,8 | 81,0 |
2014 | 85,3 | 82,6 | 81,1 |
2015 | 85,5 | 82,0 | 81,3 |
2016 | 81,0 | 79,0 | 78,2 |
2017 | 79,5 | 77,6 | 75,8 |
2018 | 78,7 | 74,7 | 73,2 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controlevariabelen. |
Wat betreft het behalen van het masterdiploma is er een minder eenduidig beeld te zien. Besef dat deze analyses alleen onder een vrij selectieve groep studenten is gedaan, te weten studenten die na het behalen van het vwo-diploma meteen zijn doorgestroomd naar een wo-bachelor, de wo-bachelor binnen drie jaar behaald hebben en daarna gelijk zijn doorgestroomd naar een éénjarige wo-master. In 2012 en 2014 lag het percentage studenten dat op deze manier het masterdiploma haalde een stuk hoger dan in 2010. In 2015 is het afgenomen tot het niveau van 2010 en vanaf toen gelijk gebleven. Studenten uit het tweede tertiel hebben een hogere kans om het masterdiploma in 1 jaar te behalen dan studenten uit het eerste tertiel.
Uit model 2 blijkt dat de trend sterk verschilt voor de verschillende sociaaleconomische groepen. Bij studenten uit het eerste tertiel lag het percentage studenten dat binnen 1 jaar de master afrondt hoger vanaf 2016 vergeleken met de jaren ervoor. Deze verschillen zijn minder groot of zijn er helemaal niet voor de overige cohorten. Zo is in 2017 het verschil met 2010 17,6 procentpunt voor studenten uit het eerste tertiel, terwijl het verschil maar 1,3 procentpunt is voor studenten uit het tweede tertiel en -2,5 procentpunt voor studenten uit het derde tertiel. Uit deze analyses blijkt dus dat, met uitzondering van 2015, er sinds de invoering van het leenstelsel bij het eerste tertiel een hoger percentage studenten de masteropleiding binnen 1 jaar afrondt, terwijl er geen verandering is voor studenten uit de andere welvaartsgroepen.
1e tertiel (%) | 2e tertiel (%) | 3e tertiel (%) | |
---|---|---|---|
2010 | 24,5 | 32,7 | 32,6 |
2011 | 27,4 | 32,7 | 36,2 |
2012 | 27,5 | 39,3 | 36,3 |
2013 | 32,1 | 36,2 | 33,0 |
2014 | 33,1 | 37,9 | 34,2 |
2015 | 24,5 | 33,4 | 32,9 |
2016 | 36,5 | 32,4 | 30,9 |
2017 | 42,1 | 34,0 | 30,2 |
2018 | 34,1 | 35,3 | 31,5 |
1) Dit zijn predicted probabilities, gecontroleerd voor alle controlevariabelen. |
Resultaten controlevariabelen
In dit onderzoek is gefocust op de invloed van het leenstelsel op studievoortgang en de samenhang met welvaartstertielen. Uit de analyses blijkt dat een aantal factoren die als controlevariabelen zijn meegenomen een belangrijke rol spelen. Zo is te zien dat studenten met een Marokkaanse of Turkse migratieachtergrond vaker wisselen van studie en minder vaak binnen de nominale duur hun hbo-bachelordiploma behalen, maar juist vaker het wo-bachelordiploma behalen binnen de nominale duur. Dit is in lijn met de bevinding uit het Jaarrapport Integratie (CBS, 2020) waaruit bleek dat niet-westerse studenten gemiddeld ouder zijn bij afstuderen. Toekomstig onderzoek kan inzoomen op de rol van migratieachtergrond en hoe dit samenhangt met het leenstelsel. Daarnaast is het voor toekomstig onderzoek interessant om te kijken naar het effect van het leenstelsel op de studievoortgang van studenten die ‘stapelen’, studenten die bijvoorbeeld vanuit het mbo doorstromen naar het hbo.