1. Inleiding
Het kwijtraken van een partner door overlijden is niet alleen emotioneel ingrijpend, maar brengt ook op financieel gebied veranderingen met zich mee. Kalmijn en De Vries (2008) lieten zien dat eind vorige eeuw de inkomenspositie van mannen verbeterde bij verweduwing, terwijl die van vrouwen nauwelijks veranderde. Bruggink en Te Riele (2007) maakten een leeftijdsonderscheid en hun onderzoek wees uit dat begin deze eeuw gepensioneerden er bij verweduwing in koopkracht op vooruit gingen, terwijl dat bij mensen onder de pensioenleeftijd alleen voor mannen gold. Bij vrouwen die voor het pensioen hun partner kwijtraakten, daalde de koopkracht. Recenter onderzoek naar de financiële gevolgen van verweduwing is niet bekend. Maar nu vrouwen steeds vaker en meer aan het werk zijn, rijst de vraag of de inkomenspositie van weduwen tegenwoordig beter is. Het vermogen (saldo van bezittingen en schulden) geeft aanvullend inzicht in de financiële situatie. Ook met een relatief goede inkomenspositie kan de verweduwde immers met een schuld achterblijven. Wat gebeurt er met het vermogen bij verweduwing? Blijft het onaangetast, loopt het op of slinkt het juist? Veranderingen in het vermogen bij weduwen en weduwnaars zijn niet eerder bestudeerd. Centraal in dit artikel staat daarom de vraag hoe de inkomens- en vermogenspositie van mensen verandert door verweduwing en wat de ontwikkelingen tot 2020 hierin waren. Specifiek komen de volgende vragen aan bod:
- Hoe ziet de persoonlijke inkomenssituatie voor en na verweduwing er uit?
- Stijgt of daalt de koopkracht bij verweduwing, en hoe ontwikkelde deze zich sinds 2006?
- Verandert het vermogen van mannen en vrouwen bij verweduwing?
De gegevens voor het onderzoek zijn voornamelijk afkomstig uit de Inkomens- en vermogensstatistiek (IVS) van het CBS. In paragraaf 2 volgt eerst een toelichting op de gehanteerde methodiek om verweduwing af te bakenen en op de inkomens- en vermogensbegrippen die in dit artikel centraal staan. De onderzoeksresultaten zijn te vinden in paragraaf 3 en afgesloten wordt met een conclusie in paragraaf 4.