4. Werken en zorgen
Als er kinderen komen, moeten ouderparen beslissingen nemen over de verdeling van
werk- en zorgtaken. Die beslissingen rondom de verdeling van arbeid en zorg hebben
deels te maken met de economische afweging: wie van beiden is de meestverdienende
ouder en bij welke aanpassing is het inkomensverlies van het paar het laagst. Uit
onderzoek van Van Der Put, Chkalova en Van Gaalen (2019) bleek dat onder recente
cohorten nieuwe ouders vrouwen minder vaak stopten met werken bij de geboorte van het
eerste kind. Alejandro Perez et al. (2018) hebben bovendien laten zien dat het aandeel
moeders dat minder uren gaat werken eveneens is afgenomen in recente jaren. Het al dan
niet stoppen of minder gaan werken verschilt wel naar het onderwijsniveau van vrouwen.
Vrouwen met een hbo- of wo-diploma blijven vaker werken, met name als haar aandeel in
het gezinsinkomen groot was (Van der Put et al., 2019).
Naast economische afwegingen spelen ook culturele aspecten een rol. Begin jaren ’90,
toen het oudste cohort rond de 30 jaar oud was, vond ongeveer 40 procent van de mannen
met jonge kinderen dat de vrouw beter geschikt is om jonge kinderen op te voeden, onder
vrouwen was dat ongeveer een kwart (Portegijs, Perez en Van den Brakel, 2018).
Vergeleken met het begin van de jaren ’80 zijn de opvattingen van zowel mannen als
vrouwen daarmee minder traditioneel geworden. Destijds was nog 60 procent van de
mannen en 40 procent van de vrouwen met kinderen ervan overtuigd dat zorg voor (jonge)
kinderen vooral een vrouwentaak was. Sinds 2005 neemt vooral onder mannen de
opvatting dat vrouwen geschikter zijn om voor kinderen te zorgen duidelijk af. In 2010,
toen het jongste cohort rond de 30 jaar was, zei bijna de helft van de mannen en ongeveer
een derde van de vrouwen met kinderen dat kinderzorg beter door vrouwen zou kunnen
worden gedaan. Vrouwen vinden nog altijd minder vaak dat zij beter toegerust zijn voor
deze zorgtaken dan mannen.
Categories 1 | Categories 2 | Niet willen werken (%) | 1 of 2 dagen per week (%) | 3 of 4 dagen per week (%) | 5 dagen per week (%) | Geen mening (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Meisjes | Geen thuiswonende kinderen | 0,3 | 2,5 | 46,8 | 44,0 | 6,5 |
Meisjes | Thuiswonende, geen schoolgaande kinderen | 8,5 | 41,3 | 41,1 | 2,6 | 6,5 |
Meisjes | Thuiswonende, schoolgaande kinderen | 1,0 | 8,4 | 62,9 | 21,7 | 6,1 |
Jongens | Geen thuiswonende kinderen | 0,8 | 2,0 | 25,8 | 61,5 | 9,8 |
Jongens | Thuiswonende, geen schoolgaande kinderen | 1,1 | 7,2 | 48,4 | 33,6 | 9,6 |
Jongens | Thuiswonende, schoolgaande kinderen | 0,4 | 1,9 | 29,1 | 58,0 | 10,6 |
In de praktijk blijkt een groot deel van de ouders qua zorgtaken een traditionele rolverdeling te hanteren. In slechts 1 op de 10 gezinnen hebben ouders de zorg- en arbeidstaken gelijk verdeeld. In een kwart van de gezinnen werkt de vader meer, maar is de zorg gelijk verdeeld en in 4 op de 10 gezinnen ligt het zwaartepunt qua werk meer bij de man en de zorg meer bij de vrouw. Vrouwen besteden meer tijd aan zorg en huishouden, mannen aan betaald werk. Deze verschillen in tijdsbesteding worden wel langzaam kleiner (Portegijs, Perez en Van den Brakel, 2018).
Ook de huidige generatie jonge mannen en vrouwen (12 tot 25 jaar) lijkt nog relatief traditioneel over hoe zij vinden dat mannen en vrouwen de taken zouden moeten verdelen (Kloosterman en Moonen, 2016). Vooral als het gaat om de verdeling van arbeid houden relatief veel jongens en meisjes vast aan het klassieke rolpatroon, waarbij de man meer betaald werk verricht dan de vrouw. Meisjes hebben dit traditionele denkbeeld iets vaker dan jongens. Zo vindt slechts 2 procent van de meisjes dat één á twee dagen per week werken voldoende is wanneer er geen kinderen zijn. Zijn er wel kinderen en zijn ze nog niet schoolgaand, dan vindt ruim 40 procent van de meisjes dat een werkweek van hoogstens twee dagen voldoet. Zijn de kinderen in de schoolgaande leeftijd dan is dat aandeel met zo’n 8 procent kleiner. Een fulltime werkweek is voor 44 procent van de meisjes de ideale situatie als er geen kinderen zijn, maar met jonge, niet-schoolgaande kinderen ziet maar 3 procent zich voltijd werken. Zijn de kinderen groter en gaan ze naar school dan ziet 1 op de 5 meisjes zich vijf dagen per week werken. Ten aanzien van de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken kiest de meerderheid doorgaans voor een gelijke verdeling tussen beide partners. Alleen wanneer er jonge, niet-schoolgaande kinderen in het gezin zijn, vinden jongeren vaker dat deze taken vooral door de vrouw moeten worden gedaan. Wederom zijn dan vooral meisjes deze mening toegedaan.