1. Inleiding
Tot en met de eerste helft van de vorige eeuw was de samenleving gebaseerd op een gezinsmodel met duidelijk afgebakende rollen voor man en vrouw. De man werkte om het gezin financieel te onderhouden en de rol van de vrouw was vooral die van moeder en huisvrouw. Het was gebruikelijk dat werkende vrouwen ontslag kregen als ze in het huwelijk traden om zich helemaal te wijden aan het huishouden, hun echtgenoot en de kinderen.Vrouwen werden als handelingsonbekwaam gezien, net als kinderen en verstandelijk gehandicapten. Daarmee was bij wet geregeld dat de vrouw geen enkele juridische zeggenschap had, zowel binnen als buiten het eigen huishouden. Zo hadden vrouwen bijvoorbeeld toestemming van hun echtgenoot nodig voor het afsluiten van een arbeidscontract. In 1957 werd het gedwongen ontslag voor gehuwde vrouwen geschrapt uit het ambtenarenrecht en werd de handelingsonbekwaamheid van vrouwen opgeheven.Bovendien veranderde de leerplichtwetgeving. Jongeren moesten langer onderwijs volgen waarmee het onderwijsniveau toenam en vooral de onderwijsdeelname van meisjes veranderde. Ook veranderde de arbeidsmarkt. Door toenemende technologisering nam de vraag naar hoogopgeleid personeel toe. Onder andere deze factoren tezamen hebben ervoor gezorgd dat vooral de positie van vrouwen sterk veranderd is (Van Gaalen en Van Poppel,2018; Van Gaalen, De Vries, Arts en Harmsen, 2013; Smits en De Vries, 2013).
In dit artikel is gekeken naar de ontwikkelingen tussen twee geboortecohorten vrouwen en mannen op het moment dat ze tussen de 30 en 35 jaar oud waren. Daarvoor zijn voornamelijk gegevens van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) vanaf 1987 gebruikt. Uit die gegevens zijn de mannen en vrouwen geselecteerd die zijn geboren in de periode van 1955 tot 1960 en in de periode van 1975 tot 1980, en die op het moment van enquêtering tussen 30 en 35 jaar oud waren. Hierdoor is het mogelijk deze twee generaties mannen en vrouwen te vergelijken in dezelfde levensfase maar in verschillende periodes.
Geboren in | Was 30 tot 35 jaar in periode | Zijn in 2020 | |
---|---|---|---|
Oudste cohort | 1955 tot 1960 | 1985 tot 1995 | 60 tot 65 jaar |
Jongste cohort | 1975 tot 1980 | 2005 tot 2015 | 40 tot 45 jaar |
In dit artikel ligt de nadruk op de verschillen tussen vrouwen uit het jongste en het oudste cohort. Daarnaast wordt ook gekeken naar de mate waarin die ontwikkelingen voorvrouwen anders zijn verlopen dan voor mannen. Allereerst komen de veranderingen in het behaalde onderwijsniveau van beide generaties aan bod, en de onderwijsrichting waarin dat diploma behaald is. Daarna volgen de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De veranderingen die beide generaties vrouwen hebben doorgemaakt in loopbaan kunnen niet los gezien worden van de oplopende leeftijd waarop vrouwen voor het eerst moeder worden. Daarom is ook gekeken naar het verschil in het hebben van kinderen tussen beide generaties en de verschillen in arbeidsmarktdeelname tussen mensen met en zonder kinderen. Als laatste komen ontwikkelingen onder mannen en vrouwen in de opvattingen over de verdeling van arbeid en zorg aan de orde. Daarbij kan geen onderscheid gemaakt worden naar geboortegeneraties. Desalniettemin geven de cijfers een goede indruk van de manier waarop opeenvolgende leeftijdsgroepen denken over hoe mannen en vrouwenarbeid en zorgtaken optimaal zouden moeten verdelen en hoe ze dat in de praktijk doen.