Conclusie
Bij het interpreteren van deze cijfers moet rekening worden gehouden met een aantal kanttekeningen. Ten eerste is in dit onderzoek alleen de arbeidspositie van vrouwen bekeken, terwijl de gestegen onderwijsparticipatie en het toenemen van flexwerk van mannen ook gevolgen kan hebben voor de vruchtbaarheid. Ten tweede is geen rekening gehouden met de gevolgen voor de vruchtbaarheid van de stagnatie van de inkomens gedurende het afgelopen decennium (CBS, 2019), in zoverre deze stagnatie niet samenhing met de stijging van het aandeel studerenden en het aandeel flexwerkers. Ten derde lag de focus van het onderzoek op de arbeidspositie op het moment dat er potentieel een kind werd verwekt, terwijl het later verlaten van het onderwijs en de vergrote instabiliteit van de arbeidscarrière mogelijk meer langdurige effecten hebben op de verdere levensloop.
Tot slot is alleen gekeken naar het effect van de gestegen onderwijsparticipatie en de flexibilisering van de arbeidsmarkt op individueel niveau en is dit vervolgens opgeschaald om een effect op macroniveau te schatten. Dit is een simplistische weergave van de werkelijkheid (zie Billari, 2015). Zo zou de flexibilisering van de arbeidsmarkt geleid kunnen hebben tot meer onzekerheid, waardoor wellicht ook vrouwen zonder flexibele arbeidsrelatie minder kinderen krijgen. Ook is bekend dat het krijgen van kinderen zich in een sociaal netwerk verder verspreidt (Buyukkececi et al., 2020). Hierdoor zou het uitstel van kinderen als gevolg van langer studeren of meer flexwerk ook de vruchtbaarheid van anderen in de sociale omgeving kunnen beïnvloeden. Dit zijn onderwerpen waar toekomstig onderzoek zich op kan richten.
Desondanks laat deze studie zien dat de stijging van de onderwijsparticipatie en de flexibilisering van de arbeidsmarkt slechts een deel van de recente daling in de vruchtbaarheid kunnen verklaren. Dit lijkt erop te duiden dat ook andere factoren bij de verklaring betrokken moeten worden, zoals het gestegen opleidingsniveau van vrouwen (los van de tijd die zij in het onderwijs doorbrengen), de afgenomen vastigheid in relaties, ontwikkelingen op de huizenmarkt en veranderingen in opvattingen ten opzichte van het krijgen van kinderen (Te Riele & Loozen, 2017; Loozen & Kloosterman, 2019). Daarnaast blijkt dat langer studeren en meer flexwerk vooral hebben geleid tot een afname van het aantal geboorten onder jongere vrouwen. De vraag is in hoeverre deze uitgestelde geboorten op latere leeftijd worden ingehaald.