Technische toelichting
Data
In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit onderzoek heeft als doel om ontwikkelingen in sociale samenhang en welzijn van de Nederlandse bevolking vast te stellen. Sinds 2012 wordt jaarlijks een aselecte steekproef van ongeveer 11 duizend personen uit alle in Nederland woonachtige personen van vijftien jaar of ouder getrokken, die staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en niet tot de institutionele bevolking behoren. Onder de institutionele bevolking worden personen verstaan die in inrichtingen, instellingen of tehuizen wonen.Mensen uit de steekproef zijn benaderd volgens een mixed-mode-design. Dit betekent dat steekproefpersonen eerst worden benaderd per brief om via het internet deel te nemen aan het onderzoek (CAWI). Non-respondenten zijn vervolgens telefonisch opnieuw benaderd om de enquête telefonisch af te nemen (CATI). Respondenten waar geen telefoonnummer van bekend is, zijn face-to-face met een bezoek aan huis benaderd om de enquête in een persoonlijk interview af te nemen (CAPI). Het responspercentage in 2016 was 69 procent.
Om te corrigeren voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een wegingsfactor toegepast. Deze wegingsfactor corrigeert voor verschillen in geslacht, leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte en inkomen.
Beschrijving variabelen
Operationalisatie van geluk
Geluk, een van de componenten van affectief subjectief welzijn, is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig”. Respondenten die de vraag niet hebben beantwoord (1 procent) of het antwoord niet wisten (nagenoeg 0 procent) zijn uit het databestand verwijderd. De schaal is vervolgens gehercodeerd naar twee categorieën, waarbij de respondenten die zichzelf een zeven of hoger gaven als (1) gelukkig zijn geclassificeerd en de respondenten die zichzelf lager dan een zeven gaven als (0) niet gelukkig. Deze indeling is in eerder onderzoek vastgesteld (Van Beuningen, Van der Houwen en Moonen, 2014).Analyses
Allereerst wordt door middel van bivariate analyses onderzocht in hoeverre persoonlijkheidskenmerken samenhangen met geluk én met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.Demografische kenmerken worden met de volgende kenmerken gemeten: geslacht, leeftijd en migratieachtergrond.
Omgevingskenmerken worden met de volgende kenmerken gemeten: hoogst behaalde onderwijsniveau, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, al dan niet hebben van een partner, aantal betaalde arbeidsuren per week, al dan niet hebben van langdurige ziekten of aandoeningen, de mate van beperktheid vanwege problemen met gezondheid, de ervaren gezondheid, woningsituatie (eigen woning of huurwoning) en tot slot de mate van stedelijkheid van de gemeente waarin de respondent woont.
Intentionele activiteiten worden met de volgende kenmerken gemeten: contactfrequentie met familie, vrienden en buren, het al dan niet verrichten van vrijwilligerswerk, bieden van informele hulp, sportfrequentie, al dan niet roken, vertrouwen in instanties en mensen, onveiligheidsgevoel, frequentie van verenigingsdeelname, politieke interesse en het aantal keren op vakantie gaan per jaar.
Om te bekijken of deze kenmerken bijdragen aan geluk is met behulp van meervoudige logistische regressieanalyse de kans om gelukkig te zijn getoetst. Daarbij wordt gekeken naar de odds ratio (OR). De OR geeft de kans op geluk aan. Een OR van 1 betekent dat het desbetreffende kenmerk niet bijdraagt aan verschillen in geluk. Een OR kleiner dan 1 betekent dat de kans op geluk kleiner is en een OR groter dan 1 betekent dat de kans op geluk groter is. De OR verwijst naar de toenemende, afnemende of gelijkblijvende kans op geluk wanneer de desbetreffende variabele met één punt toeneemt. Wanneer variabelen als zogenoemde dummyvariabelen zijn opgenomen, verwijst de OR naar de kans van een categorie ten opzichte van de referentiecategorie.