Auteur: Marjolein Bosman (voorheen werkzaam bij het CBS vanuit de Radboud Universiteit)

Geluk en persoonlijkheid

Over deze publicatie

Bijna 9 op de 10 Nederlanders van 15 jaar of ouder zeggen gelukkig te zijn. Dit aandeel is door de jaren heen zeer stabiel. Naast kenmerken zoals het hebben van een partner en een als goed ervaren gezondheid, zijn ook persoonlijkheidskenmerken gerelateerd aan het gerapporteerde geluksniveau van mensen. Dit is een artikel in de CBS-reeks Statistische Trends.

1. Inleiding

Bijna 9 op de 10 Nederlanders van 15 jaar of ouder zeggen gelukkig te zijn. Dit aandeel is door de jaren heen zeer stabiel. Mensen met een Nederlandse achtergrond zeggen vaker gelukkig te zijn dan mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Naast het hebben van een partner, een als goed ervaren gezondheid,vertrouwen in instanties en mensen en de mate van contact met vrienden, zijn ook persoonlijkheidskenmerken gerelateerd aan het gerapporteerde geluksniveau van mensen. Volgens dit onderzoek is de kans groter dat mensen zeggen gelukkig te zijn naarmate zij ook extraverter en emotioneel stabieler zijn. Ook andere persoonlijkheidskenmerken, zoals altruïsme (onbaatzuchtigheid) en consciëntieusheid (eerlijk en zorgvuldigheid), blijken een positief verband met de mate van gerapporteerd geluk te hebben. Dit heeft onder andere te maken met omgevingsfactoren zoals het huishoudensinkomen en het hebben van een partner en met de levenshouding die mensen hebben, zoals veel vertrouwen in de medemens.
Geluk verwijst in de literatuur vaak naar iemands eigen beoordeling van hoe hij of zij zich voelt. De aandacht voor het vergroten van geluk is de laatste jaren sterk toegenomen, mede doordat een hoge mate van geluk op zowel individueel als nationaal niveau veel voordelen heeft. Zo hebben gelukkige mensen over het algemeen een betere gezondheid dan mensen die niet gelukkig zijn (Veenhoven, 2008). Daarnaast toont onderzoek aan dat gelukkige mensen creatiever en productiever zijn (Oswald, Proto en Sgroi, 2015), minder lang en snel werkloos zijn (Lyubomirsky, King en Diener, 2005) en socialer gedrag vertonen (Aknin, Dunn en Norton, 2012). Deze voordelen van geluk beïnvloeden uiteindelijk de maatschappij als geheel (Diener, Kesebir en Lucas, 2008). Geluk kan op veel aspecten van het leven als een opwaartse spiraal werken; bepaalde aspecten van het leven worden door geluk veroorzaakt, maar vergroten op hun beurt ook het geluk. Zo zouden bijvoorbeeld goede sociale relaties het geluk van een persoon vergroten en deze grotere mate van geluk zou weer tot betere relaties leiden (Lyubomirsky et al., 2005).

Onderzoek toont aan dat geluk onder andere positief gerelateerd is aan omgevingskenmerken, zoals het hebben van een vaste partner, betaald werk, huishoudensinkomen en een als goed ervaren gezondheid. Daarnaast blijken meer intentionele gedragingen en opvattingen, zoals het regelmatig hebben van contact met familie, vrienden en buren, een hoge mate van vertrouwen in instanties en in anderen en een regelmatige deelname aan verenigingsactiviteiten, ook positief samen te hangen met het geluksniveau van mensen (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Een deel van deze omgevingskenmerken en intentionele activiteiten zijn tot op zekere hoogte te beïnvloeden door beleid en kunnen daardoor mogelijk (indirect) geluk beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt echter ook dat geluk minder maakbaar is dan vaak gedacht wordt. Het geluksniveau hangt namelijk niet alleen samen met bepaalde omgevingskenmerken of activiteiten, maar wordt ook bepaald door iemands persoonlijkheid. En iemands persoonlijkheid is lastig te beïnvloeden (Steel, Schmidt en Shultz, 2008).

In het huidige onderzoek zijn, voortbouwend op eerdere onderzoeken van het CBS (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Coumans en de Witt, 2018), naast demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten, ook persoonlijkheidskenmerken (kader 1) meegenomen om verschillen tussen mensen in geluk te verklaren. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in factoren die samenhangen met geluk en om na te gaan welke rol persoonlijkheidskenmerken hierin spelen.

Het is de verwachting dat persoonlijkheid zowel directe als indirecte verschillen in geluk kan verklaren. Bij een direct verband is er een rechtstreeks verband tussen een persoonlijkheidsstructuur en geluk. Bij een indirect verband hangt een bepaalde persoonlijkheidstrek samen met bijvoorbeeld bepaald gedrag van mensen, dat op zijn beurt weer samenhangt met de mate van geluk. Zo gaan meer extraverte personen bijvoorbeeld vaker op pad en komen ze vaker in contact met anderen. Uit onderzoek is bekend dat sociale contacten positief samenhangen met geluk. Een hogere mate van extraversie kan daardoor indirect zorgen voor een grotere mate van geluk.

 
De verwachting is dat vooral extraversie en neuroticisme een directe relatie hebben met geluk. In de literatuur worden deze kenmerken direct in verband gebracht met het geluksniveau van mensen, omdat deze persoonlijkheidskenmerken bepalen in hoeverre mensen gevoelig zijn voor positieve en negatieve emoties. Het brein van meer extraverte personen zorgt ervoor dat zij meer positieve emoties uit bepaalde situaties kunnen halen en positieve emoties sterker ervaren dan hun meer introverte tegenpolen. Dat zorgt naar verwachting voor een hogere mate van ervaren geluk. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn gevoeliger voor negatieve emoties en reageren op bepaalde situaties sneller met depressieve gevoelens, angst en stress. Dat zorgt voor een lagere mate van geluk (Lucas en Diener, 2009). Altruïsme, consciëntieusheid en openheid worden in de literatuur niet direct in verband gebracht met geluk. Deze kenmerken zorgen er namelijk niet per se voor dat mensen positieve of negatieve emoties sterker kunnen ervaren, waardoor ze naar verwachting geen directe invloed op geluksgevoelens hebben.

In de literatuur worden wel alle persoonlijkheidskenmerken van de Big Five (kader 1) indirect in verband gebracht met geluk. Iemands persoonlijkheid heeft invloed op de situaties waarin mensen terecht komen; die situaties kunnen vervolgens het geluk vergroten of verkleinen (McCrae en Costa, 1991). Meer extraverte en/of open mensen zijn vaak naar buiten gericht, hebben vaak contact met anderen en zijn daardoor mogelijk gelukkiger dan mensen die minder extravert en/of open zijn. Meer altruïstische mensen zouden door hun meer zorgzame, hulpvaardige gedrag en empathische vermogen beter in staat zijn goede sociale contacten te ontwikkelen en behouden en daardoor gelukkiger zijn. Mensen die meer neurotisch zijn, zijn sneller geneigd sociale situaties te vermijden en hebben minder goede emotionele vaardigheden om relaties te kunnen onderhouden. Hierdoor hebben ze een kleinere kans om gelukkig te zijn. Omdat altruïsme, consciëntieusheid en openheid niet op een directe manier in verband worden gebracht met geluksgevoelens, is het aannemelijk dat het verband tussen deze kenmerken en geluk verdwijnt wanneer rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld sociale contacten. Iemands persoonlijkheid kan ook invloed hebben op bijvoorbeeld het hebben van een baan, het vertrouwen in mensen, het algehele onveiligheidsgevoel en het al dan niet verrichten van vrijwilligerswerk. Dat zijn allemaal factoren die samenhangen met het geluksniveau.

Met meervoudige logistische regressieanalyses is nagegaan in hoeverre persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan geluk in vergelijking met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten. Vervolgens is nagegaan of verschillen in geluk door persoonlijkheidskenmerken blijven bestaan wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten. Zo kan bekeken worden of persoonlijkheidsstructuren op een directe wijze samenhangen met geluk, of vooral verklaard worden door andere kenmerken, dus op indirecte wijze. Deze andere kenmerken worden meegenomen omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten gerelateerd zijn aan geluk en daarmee de relatie tussen persoonlijkheid en geluk kunnen beïnvloeden (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Van Beuningen, 2018). Door middel van meervoudige logistische regressieanalyses wordt tevens nagegaan in welke mate persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele kenmerken bijdragen aan de verklaring van verschillen in geluk.

Geluk is in dit onderzoek gemeten met een tienpuntsschaal, waarbij respondenten aan konden geven in welke mate zij zichzelf een gelukkig mens vinden. Een 1 staat voor volledig ongelukkig en een 10 voor volledig gelukkig. Geluk verwijst daarbij alleen naar de gevoelsmatige en niet de cognitieve evaluatie van iemands eigen leven. Geslacht, leeftijd en migratieachtergrond van de respondent zijn meegenomen om demografische kenmerken te meten. Omgevingskenmerken en intentionele activiteiten zijn onder andere gemeten met het gestandaardiseerde huishoudensinkomen, ervaren gezondheid, woonsituatie, contactfrequentie met vrienden, familie en buren en politieke interesse. In de bijlage worden de overige kenmerken beschreven.

Voor het meten van persoonlijkheidskenmerken is gebruik gemaakt van een verkorte versie (kader 2) van de Big Five Inventory (BFI). De Big Five is een veel gebruikte methode en maakt onderscheid in de volgende kenmerken: altruïsme, openheid, consciëntieusheid, extraversie en neuroticisme (McCrae en John, 1992; John, Naumann en Soto, 2008). Altruïsme verwijst naar de mate waarin mensen goed met elkaar op kunnen schieten en de kwaliteit van sociale relaties. Dit persoonlijkheidskenmerk zet een sociale en gemeenschapsgerichte oriëntatie — gekenmerkt door warmte, empathie en vertrouwen – af tegen een meer vijandige afwerende instelling. Openheid beschrijft de breedte, diepte, originaliteit en complexiteit van het mentale en experimentele leven van iemand. Het kenmerk verwijst naar de mate van creativiteit en avontuurlijk gedrag. Consciëntieusheid beschrijft de mate van doelgerichtheid en efficiënt gedrag. Naarmate mensen consciëntieuzer zijn, zijn zij georganiseerder, plannen meer vooruit en werken gedetailleerd en nauwkeurig. Extraversie kenmerkt zich door spraakzaamheid, hartelijkheid, assertiviteit en kwantiteit en intensiteit van sociale situaties. Extraverten zijn naar buiten gericht en krijgen energie van sociale situaties. Mensen die extraversie in mindere mate bezitten, die introverter zijn, zijn terughoudender en sociale situaties kosten hen juist energie. Neuroticisme verwijst naar de manier waarop mensen met uitdagingen en stress omgaan. Daarbij wordt emotionele stabiliteit en gelijkmoedigheid afgezet tegen emotionele instabiliteit, waaronder bijvoorbeeld angsten, zenuwachtigheid en gevoelens van verdriet of spanning (McCrae en John, 1992; John et al., 2008).


2. Resultaten

Allereerst zal besproken worden in hoeverre demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele kenmerken bijdragen aan verschillen in geluk. Vervolgens wordt de relatie tussen persoonlijkheidsstructuren en geluk besproken. Daarna wordt besproken in hoeverre verbanden tussen persoonlijkheidsstructuren en geluk blijven bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor verschillen in de overige kenmerken. Tot slot is gekeken in welke mate persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken,omgevingskenmerken en intentionele activiteiten verschillen in geluk verklaren.

Gelukkiger met partner, goede gezondheid en hoger inkomen

In 2016 gaf 88 procent van de Nederlandse bevolking van vijftien jaar of ouder aan zichzelf een gelukkig mens te vinden. Demografische kenmerken blijken niet sterk samen te hangen met geluk. Er zijn geen verschillen in het aandeel gelukkigen tussen mannen,vrouwen en de verschillende leeftijdscategorieën. Het aandeel gelukkigen verschilt wel naar migratieachtergrond. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker gelukkig(90 procent) dan mensen met een niet-westerse migratieachtergrond (81 procent). Het aandeel gelukkigen met een westerse migratieachtergrond verschilt niet van dat van mensen met een Nederlandse achtergrond.

Het aandeel gelukkigen verschilt ook naar onderwijsniveau. Hoogopgeleiden geven vaker aan zichzelf een gelukkig mens te vinden (93 procent) dan laagopgeleiden (85 procent).Het aandeel gelukkigen onder middelbaar opgeleiden is 88 procent. Deze verschillen verdwijnen echter wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in ervaren gezondheid, inkomen en regelmatig op vakantie gaan. Mensen met een (zeer) goede gezondheid zijn vaker gelukkig (94 procent) dan mensen die een (zeer) slechte gezondheid ervaren (58 procent), en mensen met een inkomen in de hoogste drie inkomenskwartielen zijn vaker gelukkig (87–94 procent) dan mensen in het laagste inkomenskwartiel (79 procent). Dit is deels te verklaren doordat zij meer geld hebben om bijvoorbeeld regelmatig op vakantie te gaan. Daarnaast geven personen met een partner vaker aan gelukkig te zijn (92 procent) dan personen die geen partner hebben (80 procent).

Ook de mate van contact die mensen hebben met familie, vrienden en buren zorgt voor een verschil in het aandeel gelukkigen. Van de mensen die zelden of nooit contact met vrienden hebben, is 65 procent gelukkig tegenover 90 procent van degenen die dagelijks contact hebben met vrienden. Voor contact met familie is dit respectievelijk 69 en 90 procent en voor contact met buren 81 en 89 procent. Het aandeel gelukkigen naar contact met familie en buren verschilt niet significant meer wanneer rekening wordt gehouden met de contactfrequentie met vrienden en vertrouwen in instanties en de 

2.1 Gelukkigen naar vertrouwen, contact met vrienden en gezondheid
   Gelukkig (% personen van 15 jaar of ouder)
Ervaren gezondheid(Zeer) slecht57,5
Ervaren gezondheidGaat wel80,5
Ervaren gezondheidGoed92,8
Ervaren gezondheidZeer goed94,1
Contact met vriendenZelden of nooit65,4
Contact met vriendenMinder dan 1x per maand80,9
Contact met vriendenMinstens 1x per maand, maar niet wekelijks88,4
Contact met vriendenMinstens 1x per week, maar niet dagelijks89,6
Contact met vriendenDagelijks89,6
Vertrouwen in instantiesHelemaal geen vertrouwen81
Vertrouwen in instantiesNiet zo veel vertrouwen90,3
Vertrouwen in instantiesVeel vertrouwen91,3

medemens. Een verklaring hiervoor is dat vertrouwen in anderen nodig is om contacten aan te gaan en daardoor inherent is aan de contactfrequentie met buren. Dat vertrouwen positief bijdraagt aan geluk is ook te zien aan het verschil in het aandeel gelukkigen.Naarmate men meer vertrouwen in instanties en de medemens heeft, neemt het aandeel gelukkigen toe.

Verband tussen persoonlijkheid en geluk

Persoonlijkheidskenmerken blijken volgens verwachting een rol te spelen in de verklaring van verschillen in geluk. Mensen die hoog scoren op neuroticisme geven aan dat ze minder gelukkig zijn dan mensen die laag scoren op neuroticisme. Voor mensen die een hoge mate van altruïsme, openheid, consciëntieusheid en extraversie bezitten, geldt het tegenovergestelde. Zij geven hun mate van geluk gemiddeld een hoger cijfer dan degene die minder van deze kenmerken bezitten.
Andersom scoren gelukkigen op alle persoonlijkheidskenmerken net iets hoger dan de anderen, behalve op neuroticisme. Gelukkige mensen scoren een gemiddelde van 2,7 op de schaal van neuroticisme, tegenover 3,3 voor de anderen.

2.2 Gelukkigen naar persoonlijkheidskenmerken
 Altruïsme (% personen van 15 jaar of ouder)Openheid (% personen van 15 jaar of ouder)Consciëntieusheid (% personen van 15 jaar of ouder)Extraversie (% personen van 15 jaar of ouder)Neuroticisme (% personen van 15 jaar of ouder)
176,3555,5680,6361,197,34
282,0685,6181,8479,6694,7
386,3689,3585,6886,8788,47
489,3490,0290,6291,4476,51
590,785,2191,8994,9857,98

Direct verband tussen extraversie en geluk

Wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in persoonlijkheidskenmerken,demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten verdwijnt de directe relatie tussen openheid, altruïsme, consciëntieusheid en geluk.
Openheid is positief gerelateerd aan geluk, maar wanneer gecontroleerd wordt voor de overige persoonlijkheidskenmerken blijkt er geen directe relatie meer tussen openheid en geluk te zijn. Een verklaring hiervoor is dat openheid op bepaalde punten overlapt met andere persoonlijkheidskenmerken. Zo bezitten veel mensen dezelfde mate van extraversie en openheid.

Naarmate mensen altruïstischer en consciëntieuzer zijn, hebben zij een grotere kans om gelukkig te zijn, maar dit wordt volledig verklaard door omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.
De directe relatie tussen consciëntieusheid en geluk verdwijnt wanneer omgevingskenmerken aan het model worden toegevoegd. Dat consciëntieuzere mensen vaker gelukkig zeggen te zijn, wordt verklaard doordat zij over het algemeen een hogeropleidingsniveau en huishoudensinkomen hebben, een betere gezondheid ervaren en vaker een partner hebben.
De directe relatie tussen altruïsme en geluk verdwijnt wanneer naast omgevingskenmerken ook rekening wordt gehouden met intentionele activiteiten. Dit wordt verklaard doordat altruïstischere mensen over het algemeen meer vertrouwen hebben in de medemensen instanties, zoals de politie, het leger en de Tweede Kamer. Dit betekent dat mensen niet per se gelukkiger zijn omdat zij een hoge mate van altruïsme en consciëntieusheid bezitten, maar omdat zij door die kenmerken vaker in situaties terecht komen, vaker activiteiten ondernemen en attitudes hebben die hen gelukkig maken.
Rekening houdend met zowel persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken,omgevingskenmerken als intentionele activiteiten blijken alleen neuroticisme en extraversie nog een directe relatie met geluk te hebben. Naarmate een persoon extraverter is, heeft deze een grotere kans om gelukkig te zijn en naarmate een persoon hoger scoort op neuroticisme, heeft deze een kleinere kans om gelukkig te zijn.
Een deel van de relatie tussen deze persoonlijkheidskenmerken en geluk kan verklaard worden door demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.Zo is extraversie positief gerelateerd aan vriendencontact en vertrouwen in de mens, en neuroticisme negatief. Wanneer daar in de analyses voor wordt gecorrigeerd dan blijkt dat een deel van het verband tussen geluk enerzijds en extraversie en neuroticisme anderzijds,wordt verklaard door sociale contacten en vertrouwen in anderen.

De demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten voegen in elk volgend model verklaarde variantie toe aan het model met alleen de persoonlijkheidskenmerken. Het model met alleen persoonlijkheidskenmerken kan ongeveer 13 procent van de verschillen in geluk verklaren, waarbij gecorrigeerd is voor verschillen in persoonlijkheidskenmerken. Demografische kenmerken verklaren ongeveer 1 procent van de verschillen in geluk, wanneer gecorrigeerd is voor persoonlijkheidskenmerken.Omgevingskenmerken verklaren ongeveer 11 procent en intentionele activiteiten 3 procent. Alle kenmerken samen verklaren daarmee 28 procent van de verschillen in geluk (zie Nagelkerke R2, tabel B2).

3. Conclusies

In dit artikel is onderzocht hoe persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan geluk in vergelijking met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de bijdrage van persoonlijkheidskenmerken aan geluk verklaard kan worden door omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.

In 2016 vond 88 procent van de Nederlandse bevolking zichzelf een gelukkig mens. Dit aandeel is over de jaren heen stabiel gebleven. Iemands persoonlijkheid blijkt daarbij samen te hangen met het geluksniveau. Verwacht werd dat vooral extraversie en neuroticisme direct in verband te brengen zijn met geluk. Altruïsme, consciëntieusheid en openheid bepalen vooral hoe mensen zich gedragen en wat voor attitudes zij hebben.Hierdoor werd geen relatie tussen deze persoonlijkheidskenmerken en geluk meer verwacht wanneer rekening werd gehouden met demografische kenmerken,omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.

De resultaten bevestigen bijna al deze verwachtingen. Mensen hebben een respectievelijk grotere en kleinere kans om gelukkig te zijn, naarmate zij extraverter en emotioneel instabieler zijn. Dit is deels toe te schrijven aan de mate van sociale contacten en vertrouwen in de medemens. Mensen die consciëntieus zijn, zijn ook over het algemeen vaker gelukkig. Dit wordt echter verklaard doordat zij doorgaans over een hoger huishoudensinkomen beschikken, vaker een partner hebben en een betere gezondheid ervaren. Ook altruïstischere mensen zijn vaker gelukkig, maar dit wordt verklaard doordat zij meer vertrouwen in de medemens en instanties hebben. Alleen de afwezigheid van de relatie tussen openheid en geluk is niet in lijn met de verwachting. Mensen die open zijn,zijn wel vaker gelukkig, maar dit verschil is niet aanwezig wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in de overige persoonlijkheidskenmerken. Samen verklaren de onderzochte persoonlijkheidskenmerken ongeveer 13 procent van de verschillen in geluk.

Verder hebben gelukkigen over het algemeen vaker een partner, een hoger huishoudensinkomen, regelmatig contact met familie en meer vertrouwen in de medemens en instanties. De demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele kenmerken samen verklaren ongeveer 15 procent van de verschillen in geluk en dragen daardoor ongeveer even sterk bij aan geluk als persoonlijkheid. Persoonlijkheid, demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten verklaren daarmee ongeveer 28 procent van de verschillen in geluk. Dit wil zeggen dat ongeveer 72 procent van de verschillen in geluk niet verklaard wordt door kenmerken die in dit onderzoek zijn onderzocht. Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat onder andere de economische, sociale en politieke omgeving waarin mensen wonen ook een deel van de verschillen in geluk kunnen verklaren, zoals de inkomensongelijkheid, nationale werkloosheidscijfers en de mate van democratie binnen een land (Dolan, Peasgood en White, 2007). Daarnaast kan een deel van de mate van geluk toegeschreven worden aan genetische factoren.

Technische toelichting

Data

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit onderzoek heeft als doel om ontwikkelingen in sociale samenhang en welzijn van de Nederlandse bevolking vast te stellen. Sinds 2012 wordt jaarlijks een aselecte steekproef van ongeveer 11 duizend personen uit alle in Nederland woonachtige personen van vijftien jaar of ouder getrokken, die staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en niet tot de institutionele bevolking behoren. Onder de institutionele bevolking worden personen verstaan die in inrichtingen, instellingen of tehuizen wonen.
Mensen uit de steekproef zijn benaderd volgens een mixed-mode-design. Dit betekent dat steekproefpersonen eerst worden benaderd per brief om via het internet deel te nemen aan het onderzoek (CAWI). Non-respondenten zijn vervolgens telefonisch opnieuw benaderd om de enquête telefonisch af te nemen (CATI). Respondenten waar geen telefoonnummer van bekend is, zijn face-to-face met een bezoek aan huis benaderd om de enquête in een persoonlijk interview af te nemen (CAPI). Het responspercentage in 2016 was 69 procent.

Om te corrigeren voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een wegingsfactor toegepast. Deze wegingsfactor corrigeert voor verschillen in geslacht, leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte en inkomen.

Beschrijving variabelen

Operationalisatie van geluk

Geluk, een van de componenten van affectief subjectief welzijn, is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig”. Respondenten die de vraag niet hebben beantwoord (1 procent) of het antwoord niet wisten (nagenoeg 0 procent) zijn uit het databestand verwijderd. De schaal is vervolgens gehercodeerd naar twee categorieën, waarbij de respondenten die zichzelf een zeven of hoger gaven als (1) gelukkig zijn geclassificeerd en de respondenten die zichzelf lager dan een zeven gaven als (0) niet gelukkig. Deze indeling is in eerder onderzoek vastgesteld (Van Beuningen, Van der Houwen en Moonen, 2014).

Analyses

Allereerst wordt door middel van bivariate analyses onderzocht in hoeverre persoonlijkheidskenmerken samenhangen met geluk én met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten.
Demografische kenmerken worden met de volgende kenmerken gemeten: geslacht, leeftijd en migratieachtergrond.
Omgevingskenmerken worden met de volgende kenmerken gemeten: hoogst behaalde onderwijsniveau, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, al dan niet hebben van een partner, aantal betaalde arbeidsuren per week, al dan niet hebben van langdurige ziekten of aandoeningen, de mate van beperktheid vanwege problemen met gezondheid, de ervaren gezondheid, woningsituatie (eigen woning of huurwoning) en tot slot de mate van stedelijkheid van de gemeente waarin de respondent woont.
Intentionele activiteiten worden met de volgende kenmerken gemeten: contactfrequentie met familie, vrienden en buren, het al dan niet verrichten van vrijwilligerswerk, bieden van informele hulp, sportfrequentie, al dan niet roken, vertrouwen in instanties en mensen, onveiligheidsgevoel, frequentie van verenigingsdeelname, politieke interesse en het aantal keren op vakantie gaan per jaar.

Om te bekijken of deze kenmerken bijdragen aan geluk is met behulp van meervoudige logistische regressieanalyse de kans om gelukkig te zijn getoetst. Daarbij wordt gekeken naar de odds ratio (OR). De OR geeft de kans op geluk aan. Een OR van 1 betekent dat het desbetreffende kenmerk niet bijdraagt aan verschillen in geluk. Een OR kleiner dan 1 betekent dat de kans op geluk kleiner is en een OR groter dan 1 betekent dat de kans op geluk groter is. De OR verwijst naar de toenemende, afnemende of gelijkblijvende kans op geluk wanneer de desbetreffende variabele met één punt toeneemt. Wanneer variabelen als zogenoemde dummyvariabelen zijn opgenomen, verwijst de OR naar de kans van een categorie ten opzichte van de referentiecategorie.

Referenties

Aknin, L. B., E.W. Dunn en M.I. Norton (2012). Happiness runs in a circular motion: Evidence for a positive feedback loop between prosocial spending and happiness. Journal ofHappiness Studies, 13, 347−355.

Beuningen, J. van (2018). Subjectief welzijn: tevredenheid, zinvolheid en affecten.Statistische Trends.

Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being. An analysis of different response scales. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen/Bonaire.

Beuningen, J. van en R. Kloosterman (2011). Subjectief welzijn: Welke factoren spelen een rol? Bevolkingstrends, 59(4).

Costa, P. T., Jr., en R.R. McCrae (1992). NEO PI-R professional manual. Odessa, FL: Psychological Assessment Resources, Inc.

Coumans, M. en S. de Witt (2018). Geluk in extremen. Statistische Trends.

Denissen, J.A., R. Geenen, M.A.G. van Aken, S.D. Gosling en J. Potter (2008). Development and Validation of a Dutch translation of the Big Five Inventory (BFI). Journal of Personality Assessment, 90(2).

Diener, E., P. Kesebir en R. Lucas (2008). Benefits of accounts of well-being – for societies and for Psychological science. Applied Psychology, 57(1).

Dolan, P., T. Peasgood en M. White (2007). Do we really know what makes us happy? A review of the economic literature on the factors associated with subjective well-being. Journal of Economic Psychology, 29, 94−122.

Gerlitz, J.Y. en J. Schupp (2005). Zur Erhebung der Big-Five-basierten Persönlichkeitsmerkmale im SOEP. Dokumentation der Instrumententwicklung BFI-S auf basis des SOEP-pretests 2005. DIW research, notes 4.

Hahn, E., J. Gottschling en F.M. Spinath (2012). Short measurements of personality- Validity and reliability of the GSOEP Big Five Inventory (BFI-S). Journal of Research in Personality, 46.

John, O.P., E.M. Donahue en R.L. Kentle (1991). The Big Five Inventory- versions 44 and 54. University of California at Berkeley, Institute of Personality and Social Research, Berkeley.

John, O.P., L.P. Naumann en C.J. Soto (2008). Paradigm shift to the integrative big five trait taxonomy. History, measurement and conceptual issues. In: O.P. John, R.W. Robins en L.A.Pervin (Eds.) Handbook of personality: theory and research (pp114−158). New York:Guilford press.

Lucas, R.E. en E. Diener (2009). Personality and subjective well-being. In E. Diener (Ed.),Social Indicators research series: Vol. 37. The science of well-being: The collected works ofEd Diener (pp. 75−102). New York, NY, US: Springer Science and Business Media.

Lyubomirsky, S., L.A. King en E. Diener (2005). The benefits of frequent positive affect: Does happiness lead to success? Psychological Bulletin, 131, 803–855.

McCrae, R.R. en P. John (1992). An introduction to the Five-Factor Model and its applications. Journal of Personality, 60.

McCrae, R.R. en P.T. Costa (1991). Adding liebe und arbeit: The full five-factor model andwell-being. Personality and Social Psychology Bulletin, 17, 227–232.

Oswald, A.K., E. Proto en D. Sgroi (2015). Happiness and productivity. Journal of LaborEconomics, 33(4), 789–822.

Steel, P., J. Schmidt en J. Shultz J. (2008). Refining the relationship between personality and subjective wellbeing. Psychological Bulletin, 134(1), 138–161.

Veenhoven, R. (2008). Healthy happiness: Effects of happiness on physical health and the consequences for preventive health care. Journal of Happiness Studies, 9, 449–469.

Tabellenbijlage

B1. Gelukkigen en niet-gelukkigen van 15 jaar of ouder naar demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten
GelukkigNiet gelukkig
%
Totaal 88,311,7
Demografische kenmerken
Geslacht
Man88,311,7
Vrouw88,311,7
Leeftijd
15 tot 25 jaar88,411,6
25 tot 35 jaar88,411,6
35 tot 45 jaar89,310,7
45 tot 55 jaar87,412,6
55 tot 65 jaar88,611,4
65 tot 75 jaar90,79,3
75 jaar en ouder84,016,0
Migratieachtergrond
Nederlandse achtergrond89,510,5
Westerse migratieachtergrond87,312,7
Niet-westerse migratieachtergrond80,619,4
Situationele kenmerken
Onderwijsniveau
Laag85,015,0
Middelbaar88,111,9
Hoog92,87,2
Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
1e kwartiel (laagste) 78,621,4
2e kwartiel86,713,3
3e kwartiel90,19,9
4e kwartiel (hoogste)93,66,4
Partner
Nee80,020,0
Ja91,88,2
Aantal uren werk
12 uur of meer91,28,8
Minder dan 12 uur89,510,5
Werkt niet83,616,4
Langdurige aandoeningen of ziekte
Nee91,28,8
Ja81,818,2
Beperktheid
Helemaal niet beperkt91,88,2
Wel beperkt, maar niet ernstig84,415,6
Ernstig beperkt62,637,4
Ervaren gezondheid
(Zeer) slecht57,542,5
Gaat wel80,519,5
Goed92,87,2
Zeer goed94,15,9
Woonsituatie
Eigen woning91,48,6
Huurwoning met huurtoeslag76,223,8
Huurwoning zonder huurtoeslag85,414,6
Stedelijkheid
Niet stedelijk91,09,0
Weinig stedelijk90,69,4
Matig stedelijk89,810,2
Sterk stedelijk86,813,2
Zeer stedelijk86,014,0
Intentionele activiteiten
Contactfrequentie familie
Zelden of nooit69,130,9
Minder dan 1 keer per maand80,819,2
Minstens 1 keer per maand, niet wekelijks87,712,3
Minstens 1 keer per week, niet dagelijks88,811,2
Dagelijks89,510,5
Contactfrequentie vrienden
Zelden of nooit65,434,6
Minder dan 1 keer per maand80,919,0
Minstens 1 keer per maand, niet wekelijks88,411,6
Minstens 1 keer per week, niet dagelijks89,610,4
Dagelijks89,610,4
Contactfrequentie buren
Zelden of nooit80,919,1
Minder dan 1 keer per maand84,415,6
Minstens 1 keer per maand, niet wekelijks90,89,2
Minstens 1 keer per week, niet dagelijks89,610,4
Dagelijks89,110,9
Vrijwilligerswerk
Geen vrijwilliger85,614,4
Wel vrijwilliger91,09,0
Informele hulp
Nee87,612,4
Ja89,410,6
Sportfrequentie
Zelden of nooit84,615,4
Minder dan 1 keer per maand85,314,7
Minstens 1 keer per maand, niet wekelijks87,212,8
Minstens 1 keer per week, niet dagelijks91,09,0
Dagelijks88,511,5
Vertrouwen in instanties
Helemaal geen vertrouwen81,019,0
Niet zo veel vertrouwen 90,39,7
Veel vertrouwen91,38,7
Sociaal vertrouwen
Men kan niet voorzichtig genoeg zijn83,416,6
Meeste mensen zijn wel te vertrouwen92,17,9
Onveiligheidsgevoelens
Niet onveilig91,09,0
Een beetje onveilig82,117,9
Wel onveilig82,417,6
Verenigingsdeelname
Nooit84,115,9
Minder dan 1 keer per maand90,59,5
Minimaal 1 keer per maand90,99,1
Minimaal 1 keer per week92,17,9
Politieke interesse
Niet geïnteresseerd84,515,5
Weinig geïnteresseerd89,210,8
Tamelijk geïnteresseerd89,910,1
Zeer geïnteresseerd88,012,0
Vakantie
Geen enkele keer77,322,7
1 keer88,711,3
Meer dan 1 keer94,35,7

B2.1 Resultaten meervoudige logistische regressieanalyses met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten
Gelukkigen
Model 1: persoonlijkheidskenmerken
BSEWaldOdds ratio
Constante 2,40,438,0 **10,5
Persoonlijkheidskenmerken
Altruïsme (1-5, lage - hoge mate)0,20,15,6 *1,2
Openheid (1-5, lage - hoge mate)0,00,10,01,0
Consciëntieusheid (1-5, lage - hoge mate)0,20,17,5 **1,2
Extraversie (1-5, lage - hoge mate)0,30,131,1 **1,4
Neuroticisme (1-5, lage - hoge mate)-0,90,1302,9 **0,4
Demografische kenmerken
Situationele kenmerken
Intentionele activiteiten

-2 Log Likelihood4316,83
Vrijheidsgraden (df)5
Nagelkerke R20,129
 * p < 0,05
** p < 0,01

B2.2 Resultaten meervoudige logistische regressieanalyses met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten (model 2)
Gelukkigen
Model 2: model 1 aangevuld met
demografische kenmerken
BSEWaldOdds ratio
Constante 3,30,460,0 **27,9
Persoonlijkheidskenmerken
Altruïsme (1-5, lage - hoge mate)0,10,13,9 *1,1
Openheid (1-5, lage - hoge mate)0,00,10,01,0
Consciëntieusheid (1-5, lage - hoge mate)0,20,16,7 *1,2
Extraversie (1-5, lage - hoge mate)0,30,122,9 **1,4
Neuroticisme (1-5, lage - hoge mate)-0,90,1310,2 **0,4
Demografische kenmerken
Geslacht (0-1, vrouw-man)-0,30,110,1 **0,8
Leeftijd (15-99 jaar)0,00,09,4 **1,0
Migratieachtergrond
(Nederlandse achtergrond = ref.)
37,0 **
Westerse migratieachtergrond-0,20,13,30,8
Niet-westerse migratieachtergrond-0,70,136,1 **0,5
Situationele kenmerken
Intentionele activiteiten

-2 Log Likelihood4255,80
Vrijheidsgraden (df)9
Nagelkerke R20,144
 * p < 0,05
** p < 0,01

B 2.3 Resultaten meervoudige logistische regressieanalyses met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten (model 3)
Gelukkigen
Model 3: model 2 aangevuld met
situationele kenmerken
BSeWaldOdds ratio
Constante 3,20,540,1 **25,4
Persoonlijkheidskenmerken
Altruïsme (1-5, lage - hoge mate)0,20,16,2 *1,2
Openheid (1-5, lage - hoge mate)0,00,10,11,0
Consciëntieusheid
(1-5, lage - hoge mate)
0,00,10,01,0
Extraversie (1-5, lage - hoge mate)0,30,115,2 **1,3
Neuroticisme (1-5, lage - hoge mate)-0,80,1191,6 **0,4
Demografische kenmerken
Geslacht (0-1, vrouw-man)-0,40,114,3 **0,7
Leeftijd (15-99 jaar)0,00,00,81,0
Migratieachtergrond
(Nederlandse achtergrond = ref.)
13,3 **
Westerse migratieachtergrond-0,20,12,20,8
Niet-westerse migratieachtergrond-0,50,112,4 **0,6
Situationele kenmerken
Onderwijsniveau (laag=ref.)3,6
Middelbaar0,00,10,01,0
Hoog0,20,12,51,2
Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
(0-99, in percentielen)
0,00,09,7 **1,0
Partner (0-1, nee-ja)1,00,1111,9 **2,7
Aantal werkuren (werkt niet = ref.)3,2
12 uur of meer-0,20,12,70,8
Minder dan 12 uur0,00,20,01,0
Langdurige aandoeningen (0 - 1, nee - ja)0,20,12,31,2
Beperktheid (helemaal niet beperkt = ref.)4,8
Wel beperkt, maar niet ernstig-0,20,11,80,8
Ernstig beperkt-0,40,24,7 *0,7
Ervaren gezondheid (zeer goed = ref.)100,5 **
(Zeer) slecht-1,80,263,3 **0,2
Gaat wel-1,00,231,0 **0,4
Goed-0,20,21,00,9
Woonsituatie (eigen woning = ref.)0,4
Huurwoning met huurtoeslag0,00,10,01,0
Huurwoning zonder huurtoeslag-0,10,10,20,9
Stedelijkheid (1-5, niet - zeer stedelijk)-0,10,03,9 *0,9
Intentionele activiteiten

-2 Log Likelihood3690,21
Vrijheidsgraden (df)24
Nagelkerke R20,247
 * p < 0,05
** p < 0,01

B2.4. Resultaten meervoudige logistische regressieanalyses met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten
Model 4: model 3 aangevuld met intentionele activiteiten
BSeWaldOdds ratio
Constante 1,40,74,4 *4,1
Persoonlijkheidskenmerken
Altruïsme (1-5, lage - hoge mate)0,10,11,51,1
Openheid (1-5, lage - hoge mate)-0,10,10,50,9
Consciëntieusheid (1-5, lage - hoge mate)0,00,10,31,0
Extraversie (1-5, lage - hoge mate)0,20,14,9 *1,2
Neuroticisme (1-5, lage - hoge mate)-0,70,1125,4 **0,5
Geslacht (0-1, vrouw-man)-0,40,112,6 **0,7
Leeftijd (15-99 jaar)0,00,01,51,0
Migratieachtergrond
(Nederlandse achtergrond = ref.)
5,2
Westerse migratieachtergrond-0,20,21,20,8
Niet-westerse migratieachtergrond-0,30,24,6 *0,7
Situationele kenmerken
Onderwijsniveau (laag=ref.)0,7
Middelbaar-0,10,10,40,9
Hoog0,00,20,01,0
Gestandaardiseerd huishoudensinkomen
(0-99, in percentielen)
0,00,01,01,0
Partner (0-1, nee-ja)0,90,176,1 **2,6
Aantal werkuren (werkt niet = ref.)1,0
12 uur of meer-0,10,11,00,9
Minder dan 12 uur-0,10,20,10,9
Langdurige aandoeningen (0 - 1, nee - ja)0,20,12,11,2
Beperktheid (helemaal niet beperkt = ref.)4,7
Wel beperkt, maar niet ernstig-0,20,12,80,8
Ernstig beperkt-0,50,24,2 *0,6
Ervaren gezondheid (zeer goed = ref.)56,1 **
(Zeer) slecht-1,60,338,3 **0,2
Gaat wel-0,80,216,8 **0,4
Goed-0,20,21,20,8
Woonsituatie (eigen woning = ref.)0,5
Huurwoning met huurtoeslag0,10,20,21,1
Huurwoning zonder huurtoeslag0,00,10,11,0
Stedelijkheid (1-5, niet - zeer stedelijk)-0,10,02,60,9
Intentionele activiteiten
Contactfrequentie familie
(1-5, zelden/nooit - dagelijks)
0,10,12,21,1
Contactfrequentie vrienden
(1-5, zelden/nooit - dagelijks)
0,10,13,5 *1,1
Contactfrequentie buren
(1-5, zelden/nooit - dagelijks)
0,10,02,91,1
Vrijwilligerswerk (0-1, nee-ja)0,10,10,41,1
Informele hulp (0-1, nee-ja)-0,20,13,50,8
Sportfrequentie (1-5, zelden/nooit - dagelijks)-0,10,05,2 *0,9
Vertrouwen in instanties
(1-5, helemaal geen - heel veel vertrouwen)
0,50,120,5 **1,6
Vertrouwen in mensen
(0-1, men kan niet voorzichtig genoeg zijn -
meeste mensen zijn wel te vertrouwen)
0,30,15,6 *1,3
Onveiligheidsgevoelens (1-10)0,00,02,61,0
Verenigingsdeelname (nooit =ref.)5,9
Minder dan 1 keer per maand0,30,23,01,3
Minimaal 1 keer per maand0,20,21,21,2
Minimaal 1 keer per week0,30,14,5 *1,3
Politieke interesse (1-4, niet - zeer geïnteresseerd)-0,10,12,00,9
Vakantie (geen enkele keer = ref.)37,9 **
1 keer0,40,113,7 **1,6
Meer dan 1 keer0,80,137,3 **2,3

-2 Log Likelihood2989,15
Vrijheidsgraden (df)39
Nagelkerke R20,277

 * p < 0,05
** p < 0,01