Geluk en persoonlijkheid

1. Inleiding

Bijna 9 op de 10 Nederlanders van 15 jaar of ouder zeggen gelukkig te zijn. Dit aandeel is door de jaren heen zeer stabiel. Mensen met een Nederlandse achtergrond zeggen vaker gelukkig te zijn dan mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Naast het hebben van een partner, een als goed ervaren gezondheid,vertrouwen in instanties en mensen en de mate van contact met vrienden, zijn ook persoonlijkheidskenmerken gerelateerd aan het gerapporteerde geluksniveau van mensen. Volgens dit onderzoek is de kans groter dat mensen zeggen gelukkig te zijn naarmate zij ook extraverter en emotioneel stabieler zijn. Ook andere persoonlijkheidskenmerken, zoals altruïsme (onbaatzuchtigheid) en consciëntieusheid (eerlijk en zorgvuldigheid), blijken een positief verband met de mate van gerapporteerd geluk te hebben. Dit heeft onder andere te maken met omgevingsfactoren zoals het huishoudensinkomen en het hebben van een partner en met de levenshouding die mensen hebben, zoals veel vertrouwen in de medemens.
Geluk verwijst in de literatuur vaak naar iemands eigen beoordeling van hoe hij of zij zich voelt. De aandacht voor het vergroten van geluk is de laatste jaren sterk toegenomen, mede doordat een hoge mate van geluk op zowel individueel als nationaal niveau veel voordelen heeft. Zo hebben gelukkige mensen over het algemeen een betere gezondheid dan mensen die niet gelukkig zijn (Veenhoven, 2008). Daarnaast toont onderzoek aan dat gelukkige mensen creatiever en productiever zijn (Oswald, Proto en Sgroi, 2015), minder lang en snel werkloos zijn (Lyubomirsky, King en Diener, 2005) en socialer gedrag vertonen (Aknin, Dunn en Norton, 2012). Deze voordelen van geluk beïnvloeden uiteindelijk de maatschappij als geheel (Diener, Kesebir en Lucas, 2008). Geluk kan op veel aspecten van het leven als een opwaartse spiraal werken; bepaalde aspecten van het leven worden door geluk veroorzaakt, maar vergroten op hun beurt ook het geluk. Zo zouden bijvoorbeeld goede sociale relaties het geluk van een persoon vergroten en deze grotere mate van geluk zou weer tot betere relaties leiden (Lyubomirsky et al., 2005).

Onderzoek toont aan dat geluk onder andere positief gerelateerd is aan omgevingskenmerken, zoals het hebben van een vaste partner, betaald werk, huishoudensinkomen en een als goed ervaren gezondheid. Daarnaast blijken meer intentionele gedragingen en opvattingen, zoals het regelmatig hebben van contact met familie, vrienden en buren, een hoge mate van vertrouwen in instanties en in anderen en een regelmatige deelname aan verenigingsactiviteiten, ook positief samen te hangen met het geluksniveau van mensen (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Een deel van deze omgevingskenmerken en intentionele activiteiten zijn tot op zekere hoogte te beïnvloeden door beleid en kunnen daardoor mogelijk (indirect) geluk beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt echter ook dat geluk minder maakbaar is dan vaak gedacht wordt. Het geluksniveau hangt namelijk niet alleen samen met bepaalde omgevingskenmerken of activiteiten, maar wordt ook bepaald door iemands persoonlijkheid. En iemands persoonlijkheid is lastig te beïnvloeden (Steel, Schmidt en Shultz, 2008).

In het huidige onderzoek zijn, voortbouwend op eerdere onderzoeken van het CBS (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Coumans en de Witt, 2018), naast demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten, ook persoonlijkheidskenmerken (kader 1) meegenomen om verschillen tussen mensen in geluk te verklaren. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in factoren die samenhangen met geluk en om na te gaan welke rol persoonlijkheidskenmerken hierin spelen.

Het is de verwachting dat persoonlijkheid zowel directe als indirecte verschillen in geluk kan verklaren. Bij een direct verband is er een rechtstreeks verband tussen een persoonlijkheidsstructuur en geluk. Bij een indirect verband hangt een bepaalde persoonlijkheidstrek samen met bijvoorbeeld bepaald gedrag van mensen, dat op zijn beurt weer samenhangt met de mate van geluk. Zo gaan meer extraverte personen bijvoorbeeld vaker op pad en komen ze vaker in contact met anderen. Uit onderzoek is bekend dat sociale contacten positief samenhangen met geluk. Een hogere mate van extraversie kan daardoor indirect zorgen voor een grotere mate van geluk.

 
De verwachting is dat vooral extraversie en neuroticisme een directe relatie hebben met geluk. In de literatuur worden deze kenmerken direct in verband gebracht met het geluksniveau van mensen, omdat deze persoonlijkheidskenmerken bepalen in hoeverre mensen gevoelig zijn voor positieve en negatieve emoties. Het brein van meer extraverte personen zorgt ervoor dat zij meer positieve emoties uit bepaalde situaties kunnen halen en positieve emoties sterker ervaren dan hun meer introverte tegenpolen. Dat zorgt naar verwachting voor een hogere mate van ervaren geluk. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn gevoeliger voor negatieve emoties en reageren op bepaalde situaties sneller met depressieve gevoelens, angst en stress. Dat zorgt voor een lagere mate van geluk (Lucas en Diener, 2009). Altruïsme, consciëntieusheid en openheid worden in de literatuur niet direct in verband gebracht met geluk. Deze kenmerken zorgen er namelijk niet per se voor dat mensen positieve of negatieve emoties sterker kunnen ervaren, waardoor ze naar verwachting geen directe invloed op geluksgevoelens hebben.

In de literatuur worden wel alle persoonlijkheidskenmerken van de Big Five (kader 1) indirect in verband gebracht met geluk. Iemands persoonlijkheid heeft invloed op de situaties waarin mensen terecht komen; die situaties kunnen vervolgens het geluk vergroten of verkleinen (McCrae en Costa, 1991). Meer extraverte en/of open mensen zijn vaak naar buiten gericht, hebben vaak contact met anderen en zijn daardoor mogelijk gelukkiger dan mensen die minder extravert en/of open zijn. Meer altruïstische mensen zouden door hun meer zorgzame, hulpvaardige gedrag en empathische vermogen beter in staat zijn goede sociale contacten te ontwikkelen en behouden en daardoor gelukkiger zijn. Mensen die meer neurotisch zijn, zijn sneller geneigd sociale situaties te vermijden en hebben minder goede emotionele vaardigheden om relaties te kunnen onderhouden. Hierdoor hebben ze een kleinere kans om gelukkig te zijn. Omdat altruïsme, consciëntieusheid en openheid niet op een directe manier in verband worden gebracht met geluksgevoelens, is het aannemelijk dat het verband tussen deze kenmerken en geluk verdwijnt wanneer rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld sociale contacten. Iemands persoonlijkheid kan ook invloed hebben op bijvoorbeeld het hebben van een baan, het vertrouwen in mensen, het algehele onveiligheidsgevoel en het al dan niet verrichten van vrijwilligerswerk. Dat zijn allemaal factoren die samenhangen met het geluksniveau.

Met meervoudige logistische regressieanalyses is nagegaan in hoeverre persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan geluk in vergelijking met demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten. Vervolgens is nagegaan of verschillen in geluk door persoonlijkheidskenmerken blijven bestaan wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten. Zo kan bekeken worden of persoonlijkheidsstructuren op een directe wijze samenhangen met geluk, of vooral verklaard worden door andere kenmerken, dus op indirecte wijze. Deze andere kenmerken worden meegenomen omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele activiteiten gerelateerd zijn aan geluk en daarmee de relatie tussen persoonlijkheid en geluk kunnen beïnvloeden (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; Van Beuningen, 2018). Door middel van meervoudige logistische regressieanalyses wordt tevens nagegaan in welke mate persoonlijkheidskenmerken, demografische kenmerken, omgevingskenmerken en intentionele kenmerken bijdragen aan de verklaring van verschillen in geluk.

Geluk is in dit onderzoek gemeten met een tienpuntsschaal, waarbij respondenten aan konden geven in welke mate zij zichzelf een gelukkig mens vinden. Een 1 staat voor volledig ongelukkig en een 10 voor volledig gelukkig. Geluk verwijst daarbij alleen naar de gevoelsmatige en niet de cognitieve evaluatie van iemands eigen leven. Geslacht, leeftijd en migratieachtergrond van de respondent zijn meegenomen om demografische kenmerken te meten. Omgevingskenmerken en intentionele activiteiten zijn onder andere gemeten met het gestandaardiseerde huishoudensinkomen, ervaren gezondheid, woonsituatie, contactfrequentie met vrienden, familie en buren en politieke interesse. In de bijlage worden de overige kenmerken beschreven.

Voor het meten van persoonlijkheidskenmerken is gebruik gemaakt van een verkorte versie (kader 2) van de Big Five Inventory (BFI). De Big Five is een veel gebruikte methode en maakt onderscheid in de volgende kenmerken: altruïsme, openheid, consciëntieusheid, extraversie en neuroticisme (McCrae en John, 1992; John, Naumann en Soto, 2008). Altruïsme verwijst naar de mate waarin mensen goed met elkaar op kunnen schieten en de kwaliteit van sociale relaties. Dit persoonlijkheidskenmerk zet een sociale en gemeenschapsgerichte oriëntatie — gekenmerkt door warmte, empathie en vertrouwen – af tegen een meer vijandige afwerende instelling. Openheid beschrijft de breedte, diepte, originaliteit en complexiteit van het mentale en experimentele leven van iemand. Het kenmerk verwijst naar de mate van creativiteit en avontuurlijk gedrag. Consciëntieusheid beschrijft de mate van doelgerichtheid en efficiënt gedrag. Naarmate mensen consciëntieuzer zijn, zijn zij georganiseerder, plannen meer vooruit en werken gedetailleerd en nauwkeurig. Extraversie kenmerkt zich door spraakzaamheid, hartelijkheid, assertiviteit en kwantiteit en intensiteit van sociale situaties. Extraverten zijn naar buiten gericht en krijgen energie van sociale situaties. Mensen die extraversie in mindere mate bezitten, die introverter zijn, zijn terughoudender en sociale situaties kosten hen juist energie. Neuroticisme verwijst naar de manier waarop mensen met uitdagingen en stress omgaan. Daarbij wordt emotionele stabiliteit en gelijkmoedigheid afgezet tegen emotionele instabiliteit, waaronder bijvoorbeeld angsten, zenuwachtigheid en gevoelens van verdriet of spanning (McCrae en John, 1992; John et al., 2008).