Gegevens en methode
De gegevens die voor dit onderzoek zijn gebruikt komen uit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) en het Woon Onderzoek Nederland (WoON) uit 2015. Uit het SSB is een bestand samengesteld van alle personen die op 1 januari 2016 60 tot 70 jaar waren. Dit bestand beslaat met jaarlijkse peilmomenten de periode van 31 december 2012 tot en met 31 december 2016. Alleen de zestigers die gedurende de gehele waarnemingsperiode in Nederland woonden, zijn in de analyses opgenomen (N = 2 032 750). Het bestand bevat op persoonsniveau gegevens over onder andere de huishoudenssituatie, de arbeidsloopbaan, het welvaartsniveau, de migratieachtergrond, de woning, de geboortegemeente en de x- en y-coördinaten van de woonlocatie. De woonlocaties en de huishoudenssituaties van de juridische ouders en kinderen van de zestigers zijn eraan gekoppeld. Hiermee zijn voor alle peilmomenten de hemelsbrede afstanden tussen de zestigers en hun ouders en kinderen berekend. In de analyses is steeds uitgegaan van de afstand tot het dichtstbij wonende, uitwonende kind en de dichtstbij wonende, uitwonende ouder. Bijna 80 procent van de 60- tot -70-jarigen had aan het einde van 2016 uitwonende kinderen in Nederland, van 13 procent leefde nog één of beide ouders. Zestigers met uitwonende kinderen wonen gemiddeld ruim 14 kilometer van hun dichtstbij wonende kind. Bijna drie kwart van hen woont binnen 10 kilometer. Zestigers wonen gemiddeld 27 kilometer van hun ouders, ongeveer 55 procent woont binnen 10 kilometer.
Op basis van dit SSB-bestand is door middel van multinomiale logistische regressieanalyse onderzocht welke kenmerken van zestigers van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat zij gedurende 2016 over bepaalde afstanden verhuisden. Hiermee is onderzocht wat het effect is van pensionering en de afstand tot eventuele ouders en uitwonende kinderen. Voor de subpopulaties van zestigers met uitwonende kinderen zijn aanvullende analyses uitgevoerd, eveneens door middel van multinomiale logistische regressieanalyse. Voor zestigers met een uitwonend kind binnen 10 kilometer afstand op 31 december 2015 is onderzocht welke kenmerken van zestigers en hun kinderen de kans vergroten of verkleinen dat zij gedurende 2016 over lange afstand verhuizen. Voor zestigers van wie het dichtstbij wonende kind op 31 december 2015 verder weg woonde dan 10 kilometer is onderzocht welke kenmerken van henzelf en hun kinderen de kans beïnvloeden dat zij gedurende 2016 met een verhuizing de afstand tot dit kind met ten minste 5 kilometer vergrootten of juist verkleinden. Beschrijvende statistieken van de variabelen die zijn opgenomen in deze modellen zijn weergegeven in tabel B1.
Het WoON is een grootschalig, representatief vragenlijstonderzoek waarmee om de drie jaar informatie wordt verzameld over allerlei onderwerpen die te maken hebben met wonen en woonwensen. In 2015 bevatte het WoON bijna 9 duizend zelfstandig wonende respondenten van 60 tot 70 jaar. Gebaseerd op deze bron wordt beschreven in welke mate zestigers willen verhuizen en binding hebben met hun woning en met hun woonomgeving, ook in vergelijking met andere leeftijdsgroepen. Voor zowel de binding met de woning als de binding met de woonomgeving is op basis van respectievelijk twee en zeven vragen uit de vragenlijst een schaalscore berekend. De schaalscore van de binding met de woning (Cronbach’s Alpha = .706) is bepaald aan de hand van antwoorden op de volgende vragen:
1) Hoe tevreden bent u met uw huidige woning?
2) Hoe gehecht bent u aan uw huidige woning?
De schaalscore van de binding met de woonomgeving (Cronbach’s Alpha = .788) is bepaald op basis van antwoorden op de volgende vragen en stellingen:
1) Hoe tevreden bent u met uw huidige woonomgeving?
2) In welke mate bent u gehecht aan uw woonplaats?
3) Hoe tevreden bent u met de streek waarin u woont?
4) Ik ben gehecht aan deze buurt.
5) Ik voel me thuis in deze buurt.
6) Ik heb veel contact met mijn directe buren.
7) Ik heb veel contact met overige buurtbewoners.
Door middel van een multinomiale logistische regressieanalyse is achterhaald in hoeverre de wens om binnen de woonplaats te verhuizen of naar elders te verhuizen wordt beïnvloed door de binding met de woning en de woonomgeving en in hoeverre dit effect verschilt tussen leeftijdsgroepen. Beschrijvende statistieken van de variabelen die zijn opgenomen in deze modellen zijn weergegeven in tabel B2.